ECLI:NL:RBZWB:2024:5185

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
02/212116-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

Op 26 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging en bedreiging. De verdachte is veroordeeld voor het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner, [benadeelde 1], door haar gedurende een lange periode te stalken met talloze berichten en telefoontjes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 21 juni 2023 veelvuldig contact heeft gezocht met [benadeelde 1], ondanks haar duidelijke verzoeken om geen contact meer te hebben. Dit gedrag werd als belaging gekwalificeerd, waarbij de rechtbank de ernst van de situatie en de impact op het slachtoffer in overweging nam.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het bedreigen van twee medewerkers van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, [benadeelde 2] en [benadeelde 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hen had bedreigd met de dood, wat leidde tot een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uur op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een contact- en locatieverbod opgelegd ter bescherming van [benadeelde 1]. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte zich gedurende deze periode niet in de nabijheid van het slachtoffer bevond.

De benadeelde partij, [benadeelde 1], vorderde een schadevergoeding van € 4.500,00 voor immateriële schade, maar de rechtbank kende een bedrag van € 1.500,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de gedragingen van de verdachte en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toe te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/212116-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1982 te [geboorteplaats 1]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. R.S. Jacobs en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:in de periode van 1 juni 2022 tot en met 23 augustus 2023 [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) heeft belaagd;
feit 2:in de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 augustus 2023 twee medewerkers van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna LJ&R) heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Daarbij wordt verzocht de periode van de stalking in te korten tot de periode 9 januari 2023 tot en met juni 2023.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 omdat geen sprake is van de voor belaging vereiste stelselmatigheid. Daarnaast kan niet van alle oproepen en Whatsappberichten worden vastgesteld dat verdachte de persoon was die heeft gebeld dan wel de berichten heeft verstuurd.
Voor feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de bewoordingen zoals ten laste gelegd tegen de jeugdbeschermers [benadeelde 2] en [benadeelde 3] waren gericht. Subsidiair wordt bepleit dat de bewoordingen, in de context waarin zij zijn gedaan, niet kunnen worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Bij de beoordeling of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 21 juni 2023 veelvuldig contact met [benadeelde 1] heeft gezocht door haar heel veel berichten (e-mailberichten en Whatsappberichten) te sturen en haar tientallen keren te bellen (via de telefoon en Whatsapp). Over deze e-mailberichten heeft verdachte immers op zitting verklaard dat hij deze heeft verstuurd. De verdediging heeft aangevoerd dat niet van alle oproepen en Whatsappberichten kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon was die heeft gebeld dan wel de berichten heeft verstuurd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De rechtbank stelt vast dat de oproepen afkomstig zijn van [telefoonnummer] . Verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit zijn telefoonnummer is. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte de persoon is geweest die de telefonische oproepen met dit telefoonnummer heeft gedaan. De rechtbank stelt ook vast dat door verdachte Whatsappberichten zijn verstuurd en oproepen via Whatsapp zijn gedaan met het telefoonnummer van zijn [dochter] . Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat deze berichten en oproepen van verdachte afkomstig zijn en verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij soms via de telefoon van [dochter] contact zocht met [benadeelde 1] , omdat zij hem geblokkeerd had en hij contact met haar wilde. Uit de aard van de berichten blijkt ook dat verdachte deze Whatsappberichten heeft gestuurd. Aldus kan worden vastgesteld dat verdachte deze berichten heeft gestuurd aan [benadeelde 1] en verdachte degene is geweest die [benadeelde 1] heeft gebeld.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 21 juni 2023 veelvuldig contact met [benadeelde 1] heeft gezocht door een veelheid aan berichten (e-mailberichten en Whatsappberichten) te sturen en haar tientallen keren te bellen (via de telefoon en Whatsapp). Dit terwijl [benadeelde 1] geen contact met verdachte wilde. Gelet op de inhoud en de frequentie van deze berichten en oproepen heeft verdachte met het sturen ervan wederrechtelijk en stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] .
De rechtbank kan op basis van de aangifte en de overige inhoud van het dossier niet vaststellen dat verdachte vóór 1 oktober 2022 en ná 21 juni 2023 veelvuldig contact met [benadeelde 1] heeft gezocht. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 21 juni 2023 [benadeelde 1] heeft belaagd, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
Feit 2
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat niet kan worden bewezen dat de uitlatingen van verdachte waren gericht tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . De rechtbank overweegt daarover als volgt. [benadeelde 2] en [benadeelde 3] zijn de twee jeugdbeschermingswerkers van de kinderen van verdachte en zijn werkzaam bij LJ&R. Uit de aangifte en de brief van [benadeelde 2] volgt dat verdachte telefonisch contact wilde met [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . Op 10 augustus 2024 neemt verdachte contact op met LJ&R. Hij krijgt dan niet [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] aan de telefoon, maar een receptioniste. Uit de brief van [benadeelde 2] blijkt dat verdachte tegen die receptioniste onder andere heeft gezegd dat als zijn kinderen iets overkomt, hij een pistool koopt en dat hij met dit pistool [benadeelde 2] en haar collega voor het pand van LJ&R zal doodschieten. De rechtbank overweegt dat verdachte met ‘haar collega’ [benadeelde 3] heeft bedoeld, omdat verdachte het heeft over zijn kinderen en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] de jeugdbeschermingswerkers van de kinderen van verdachte zijn. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de uitlatingen van verdachte waren gericht tegen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] . Verdachte heeft dit ook niet ontkend.
Voor een veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling, is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel slachtoffer zou kunnen worden van zware mishandeling. Het criterium of bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan is in zekere mate geobjectiveerd: de bedreiging moet van dien aard en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de bewoordingen van de bedreiging , alsmede de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, voldoende ernstig waren om bij de jeugdbeschermers de redelijke vrees te doen ontstaan dat zij het slachtoffer zouden kunnen worden van een misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 oktober 2022 tot en met 21 juni 2023 te [plaats 1] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] , door
- die [benadeelde 1] tegen haar wil veelvuldig op te bellen en berichten te sturen met een bedreigende en intimiderende en dwingende en beledigende en wanhopige strekking, en
- door groepsgesprekken aan te maken en die [benadeelde 1] toe te voegen en
- door die [benadeelde 1] betaalverzoeken en een betaal-link te sturen en
- door die die [benadeelde 1] in een Facebook-bericht te taggen,
met het oogmerk die [benadeelde 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Feit 2
hij in de periode van 24 juli 2023 tot en met 9 augustus 2023 te [plaats 2] medewerkers van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering ( [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die medewerkers dreigend (al dan niet indirect via de receptioniste of in een mail) de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, die medewerkers voor het pand van LJ&R zal gaan doodschieten en dat dit geen dreigement is maar een belofte en dat als zijn, verdachtes, kinderen iets overkomt hij een pistool gaat kopen, het geld 2200 euro heeft hij en dat hij, verdachte, zijn eerdere dreigementen tegen die medewerkers niet terugnam en dat hij, verdachte, hen iets zal aandoen als hij hen tegenkomt althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 150 uur met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van twee jaar met per overtreding één week hechtenis, inhoudende dat hij op geen enkele wijze – direct of indirect– contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 1] en dat hij zich niet zal ophouden in een straal van 1 kilometer rondom de woning van [benadeelde 1] . Verzocht wordt om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft drie dagen in voorarrest gezeten, heeft een blanco strafblad en is op dit moment bezig met een omscholing tot taxichauffeur. Een (deels) voorwaardelijke taakstraf is daarom passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vrouw, met wie hij samen drie kinderen heeft. Hij heeft haar gedurende ruim acht maanden lastig gevallen door haar onder meer een grote hoeveelheide-mails en Whatsappberichten te sturen en haar veelvuldig te bellen. Meerdere van deze e-mails en berichten waren vreesopwekkend, bedreigend en wanhopig van aard. [benadeelde 1] heeft meerdere malen aangegeven dat verdachte moest stoppen met zijn gedrag en hem gevraagd geen contact meer met haar te zoeken. Zij heeft dit ook duidelijk gemaakt door hem te blokkeren. De politie heeft ook een stopgesprek gevoerd met verdachte waarin hem duidelijk is gemaakt dat hij geen contact moest zoeken met [benadeelde 1] . Verdachte is toch doorgegaan. Hij heeft daarvoor zelfs de telefoon van hun dochtertje gebruikt en heeft via deze telefoon contact met [benadeelde 1] gezocht. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] . Dat de gedragingen van verdachte een enorme impact op [benadeelde 1] hebben gehad, blijkt ook uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding en de voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring op zitting. Zij was continu alert, leefde in angst en sliep slecht. Ook durfde zij nergens meer naartoe te gaan en was zij niet meer in staat om te werken.
Daarnaast heeft verdachte twee medewerkers van LJ&R telefonisch bedreigd met de dood. Zij zijn belast met de ondertoezichtstelling van de kinderen van verdachte, hebben het beste met verdachte en zijn kinderen voor en doen gewoon hun werk. In plaats van dat verdachte deze hulp accepteert en aanvaart, werkt hij met zijn handelen dit proces juist tegen. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij nog steeds niet de ernst van zijn gedrag inziet. Op zitting blijft verdachte herhaaldelijk benoemen dat hij contact met [benadeelde 1] zocht vanwege de kinderen, terwijl duidelijk is dat het contact niet alleen daarover ging. Bovendien moest ook het contact over de kinderen via de hulpverleners verlopen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr gelet op de strafzaak tegen verdachte waarin het gerechtshof Den Haag op 12 februari 2024 arrest heeft gewezen en aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden heeft opgelegd.
Over verdachte is op 10 juli 2023 een reclasseringsrapport opgemaakt. Hieruit blijkt het volgende. Het psychosociaal functioneren van verdachte en zijn dagelijkse alcoholgebruik is volgens de reclassering delictgerelateerd. De relatie met de ex-partner wordt gezien als een risicofactor. De frustratie tegen de ex-partner en de betrokken hulpinstanties zijn nog duidelijk bij verdachte aanwezig. Verdachte voelt zich benadeeld en kampt nog steeds met emoties over de situatie met zijn kinderen en de gang van zaken met de betrokken hulpinstanties. Beschermende factoren worden gezien in de goede band die verdachte heeft met zijn ouders en broer. Gebleken is dat verdachte het in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis aan hem opgelegde contactverbod heeft overtreden. Door de reclassering wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling, een locatie- en contactverbod, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij legt dan ook aan verdachte op een taakstraf van 150 uur, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, behalve het contact- en locatieverbod.
Dit contact- en locatieverbod zal de rechtbank namelijk opleggen op grond van art. 38v Sr, ter voorkoming van belastend gedrag richting [benadeelde 1] . De rechtbank acht het van belang dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met [benadeelde 1] en dat hij zich niet binnen een straal van 1 kilometer rondom haar woning bevindt. De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar en bepaalt wordt dat de duur van de vervangende hechtenis één week bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. Van deze maatregel zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen tegen [benadeelde 1] .

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 4.500,00 aan immateriële schade voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde voldoende onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. Gelet hierop is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.500,00 billijk. De rechtbank acht dit deel van de gevorderde immateriële schade dan ook toewijsbaar. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal het toegekende bedrag (totaal € 1.500,00) vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2023 tot aan de dag der voldoening, en tevens de schadevergoedings-maatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:belaging;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt op afspraak bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Fivoor Breda of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur.;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Maatregel
- legt op de
maatregeldat verdachte voor de duur van
2 jaar
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[benadeelde 1], geboren op [geboortedag 2] 1987 te [geboorteplaats 2] , en
* dat hij zich niet zal bevinden binnen een straal van één kilometer rond de woning van [benadeelde 1] ; [adres] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van
deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;

Benadeelde partij

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feit 1), € 1.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 25 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2024.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2022 tot en met 23 augustus 2023 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] , door
- die [benadeelde 1] ongevraagd/tegen haar wil (veelvuldig) (al dan niet in de nachtelijke uren) (met zijn, verdachtes, telefoon(s) en/of de telefoon van hun dochter) op te bellen en/of berichten (met afbeeldingen/foto's/screenshots) te sturen (via WhatsApp en/of Messenger en/of SMS) en/of spraakberichten en/of videoberichten/videoproepen te sturen en/of door voicemailberichten in te spreken met een (be)dreigende en/of intimiderende en/of dwingende en/of beledigende en/of wanhopige/verwijtende inhoud/strekking, en/of
- door groepsgesprekken aan te maken (en die [benadeelde 1] toe te voegen) en/of
- door die [benadeelde 1] betaalverzoeken en/of een betaal-link te sturen en/of
- door die [benadeelde 1] een link naar Facebook te sturen en/of die [benadeelde 1] in een Facebook-bericht te taggen,
(telkens) met het oogmerk die [benadeelde 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 augustus 2023 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] , althans in Nederland, een of meer medewerkers van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering ( [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die medewerker(s) dreigend (al dan niet indirect via de receptioniste/een collega en/of in een mail) de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, die medewerker(s) voor het pand van LJ&R zal gaan doodschieten
en/of dat dit geen dreigement is maar een belofte en/of dat als zijn, verdachtes, kinderen iets overkomt door het falen hij haar/hen een kogel door haar/hun kop jaagt en/of een pistool gaat kopen, het geld 2200 euro heeft hij en/of dat hij, verdachte, zijn eerdere dreigementen tegen die medewerker(s) niet terugnam en dat hij, verdachte, haar/hen iets zal aandoen als hij haar/hen tegenkomt en/of althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;