ECLI:NL:RBZWB:2024:5075

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423530 / FA RK 24/2755
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een minderjarige betrokkene, geboren in 2009. De rechtbank heeft deze beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om de crisismaatregel te verlengen, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene verblijft momenteel in een GGZ-instelling en heeft te maken met een psychische stoornis, wat heeft geleid tot een crisisopname. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2024 zijn de betrokkene, zijn advocaat, de behandelaar en de moeder gehoord. De vader van de betrokkene was niet aanwezig, ondanks dat hij was opgeroepen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, wat onder andere levensgevaar en ernstige psychische schade omvat. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, waarbij de maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie zijn goedgekeurd. De rechtbank heeft de verlenging van de crisismaatregel vastgesteld tot en met 9 juli 2024, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423530 / FA RK 24/2755
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Nadere beschikking van 24 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie [ggz-instelling] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P. Doorakkers te Dongen.

1.Procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit:
- de door deze rechtbank mondeling op 18 juni 2024 gegeven tussenbeslissing, schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 19 juni 2024 en de daarin genoemde stukken.

2.Het (resterend) verzoek

2.1
Aan de orde is een verzoek van de officier van justitie ertoe strekkende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen, te weten voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
2.2
Bij voormelde tussenbeschikking is een machtiging verleend tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- opnemen in een accommodatie,
onder bepaling dat deze machtiging geldt tot en met 25 juni 2024. De behandeling van het resterend verzoek is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling, waarvoor betrokkene, zijn advocaat, de moeder, de vader en de behandelaar van de instelling zijn opgeroepen om op het resterende deel van het verzoek te worden gehoord.
2.3
In voormelde tussenbeschikking is overwogen dat, ondanks dat betrokkene aan zijn advocaat heeft aangegeven dat hij veel onrust ervaart wanneer zijn vader op de mondelinge behandeling aanwezig zou zijn, het noodzakelijk is dat de vader, zijnde gezag dragende ouder, op de hoogte is van de mondelinge behandeling en daarom alsnog in de gelegenheid dient te worden gesteld om gehoord te worden, al dan niet in een aparte ruimte zodat er geen onrust ontstaat bij betrokkene.
2.4
De nadere mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
2.5
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , behandelaar;
- mevrouw [naam 2] , moeder van betrokkene.
De vader is, hoewel voor de nadere mondelinge behandeling behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.6
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene merkt op dat hij in de GGz instelling goede zorg krijgt en dat hij de ruimte krijgt om activiteiten te ondernemen die hij leuk vindt, waaronder gamen. Ook gebruikt hij de hem voorgeschreven medicatie in tabletvorm. Dit verloopt zonder problemen, maar voor hem heeft de medicatie geen merkbaar effect. Voorheen gebruikte hij geen medicatie. Hoewel hij zijn verblijf in de GGz instelling dus niet als vervelend ervaart wil hij het liefst per direct terug naar huis. Hij is vastbesloten er voortaan voor te zorgen dat wat er thuis is voorgevallen, wat tot de crisismaatregel heeft geleid, zich niet zal herhalen. Desgevraagd geeft hij aan daar geen extra hulp bij nodig te hebben.
3.2
De behandelaar brengt naar voren dat betrokkene rustig aanwezig is op de afdeling. Wanneer hij aan het gamen is leeft hij als het ware op, echter in groepsverband kent hij ook momenten waarop wegens een teveel aan prikkels bij hem de behoefte ontstaat zich terug te trekken op zijn kamer. Sinds de crisisopname hebben zich geen risicovolle incidenten voorgedaan. Ook op dit moment lijkt geen sprake van acuut onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Echter, om betrokkene verantwoord met ontslag te kunnen laten gaan is het noodzakelijk is dat er ambulante zorg beschikbaar is om verder aan zijn onderliggende problematiek, die tot de crisismaatregel heeft geleid, te kunnen werken. Hij acht het van belang, zo lang nog niet definitief is vastgesteld welke ambulante aanvullende zorg exact nodig is, beschikbaar is en wanneer die daadwerkelijk kan worden ingezet, dat betrokkene aan een voortgezette klinische opname blijft meewerken. Naar verwachting zal daarvoor een periode van circa twee weken nog nodig zijn. Daarom ondersteunt de behandelaar het resterende verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel.
3.3
De moeder merkt op dat betrokkene - haar zoon - geen goede band heeft met zijn vader. Echter is de vader als mede gezag dragende ouder formeel gerechtigd over betrokkene te worden geïnformeerd. Zo lang die situatie niet is veranderd leidt dit bij betrokkene tot innerlijke onrust en is dit soms ook van invloed op het verloop van de klinische behandeling. Anders dan zij thuis heeft ervaren is haar zoon sinds hij klinische zorg geboden krijgt, waaronder de medicatie, veel minder prikkelbaar en ook rustiger. Hij stelt zich nu ook open voor anderen wanneer er rechtstreeks aan hem vragen worden gesteld en hij weet zijn emoties goed te verwoorden. Ondanks alle door haar benoemde positieve aspecten maakt zij zich zorgen over het nu al terugkeren van betrokkenen naar huis en betwijfelt zij of dat op dit moment al verstandig is. Daarbij betrekt zij vooral hetgeen door de behandelend arts naar voren is gebracht, waar zij achter kan staan.
3.4
De advocaat van betrokkene voert aan dat een aantal wegingsfactoren bij het bepalen van een standpunt namens betrokkene hem voor een lastig dilemma plaatsen. Dit omdat uit de toelichting van de behandelend arts volgt dat in zijn visie er van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel op dit moment geen sprake is, maar hij tegelijkertijd serieus betwijfelt of betrokkene al voldoende is gestabiliseerd om per direct zonder enige vorm van ambulante (na)zorg met ontslag te kunnen gaan. Gebleken is dat deze twijfels door de moeder worden gedeeld. Voorstelbaar in dat opzicht zou zijn dat de nog noodzakelijk geachte aanvullende ambulante zorg, waaronder medicatie, in een vrijwillig kader wordt geboden. Er is echter op dit moment onvoldoende duidelijkheid of hij daaraan in een vrijwillig kader zal blijven meewerken. Vandaag heeft betrokkene, zijn cliënt, hem expliciet gevraagd om namens hem te bepleiten dat het voorliggend verzoek zal worden afgewezen. Alle voormelde factoren in aanmerking genomen stelt hij zich namens betrokkene primair op het standpunt dat het voorliggend verzoek dient te worden afgewezen. Bij wijze van subsidiair standpunt verzoekt hij de voortzetting van de crisismaatregel wat de resterend verzochte duur betreft te beperken tot een periode van één week onder afwijzing van het restantverzoek.

4.Beoordeling

4.1
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen). Betrokkene kende al langer woede-uitbarstingen, maar tot enkele maanden terug functioneerde hij redelijk stabiel. Echter sinds een ernstig voorval, waarbij hij in elkaar is geslagen, is betrokkene weinig in contact en zijn de woede-uitbarstingen in ernst toegenomen.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is crisis opgenomen nadat hij thuis zijn kamer had vernield en hij agressief gedrag naar zijn stiefvader had vertoond. Daarbij was er sprake van politie interventie omdat betrokkene levensgevaarlijke acties ondernam, door onder meer op het dak te gaan staan en bleek hij niet te kalmeren, anders dan nadat holding was toegepast. Uit de toelichting van de behandelaar blijkt dat bij de crisisopname dit of daarmee vergelijkbaar gedrag niet meer is waargenomen. De rechtbank acht het desondanks te prematuur om er nu al vanuit te gaan dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel nu volledig is verdwenen, mede nu de kans groot is dat betrokkene zonder een professioneel ambulant vangnet, terugvalt in zijn gedragingen.
Het ernstige vermoeden bestaat dat het hiervóór beschreven onmiddellijk dreigend ernstig nadeel werd veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg noodzakelijk is om het nadeel af te wenden, te weten:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal het verzoek voor zover dat ziet op het opnemen van de overige vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging afwijzen, omdat daartoe naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak bestaat en het onvoldoende voorzienbaar is dat deze vormen van verplichte zorg in de komende periode noodzakelijk zullen zijn.
4.4
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg.
Hij laat blijken het liefst per direct met ontslag te willen. De rechtbank kent in dat opzicht bijzonder gewicht toe aan de opmerking van zijn behandelaar, die heeft aangegeven dat, ondanks dat betrokkene tot rust lijkt te zijn gekomen en er van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel geen sprake meer lijkt, het van belang is om betrokkene verantwoord met ontslag te kunnen laten gaan dat op dat moment met aanvullende ambulante (na)zorg kan worden gestart. Om vast te kunnen stellen welke ambulante aanvullende zorg nog nodig is, om die in geval van een ontslag meteen in te kunnen zetten en om betrokkene daarop voor te bereiden is volgens hem een voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van naar verwachting twee weken nog noodzakelijk.
4.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.7
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de nog resterende duur.

5.Beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.3 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat de verlenging van de voortgezette crisismaatregel geldt voor de resterend verzochte periode, te weten tot en met 9 juli 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Benjaddi, als kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier, en op 3 juli 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.