ECLI:NL:RBZWB:2024:5068
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet in verband met zelfstandigenaftrek en bewijsuitsluiting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De zaak betreft de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (ZVW) voor het jaar 2019. Belanghebbende, die in 2019 firmant was in een vennootschap onder firma (VOF), heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de opgelegde aanslagen, die zijn vastgesteld op basis van een verkoopovereenkomst en een boekenonderzoek dat eerder had plaatsgevonden. De rechtbank onderzoekt of de inspecteur de verkoopovereenkomst terecht heeft gebruikt en of het vertrouwensbeginsel is geschonden.
De rechtbank concludeert dat de aanslagen correct zijn vastgesteld. De inspecteur heeft de verkoopovereenkomst mogen gebruiken voor de vaststelling van de aanslagen, omdat deze relevant was voor de stakingswinst van de VOF. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat hij recht heeft op de zelfstandigenaftrek, omdat hij niet voldoet aan het urencriterium. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2019 als ondernemer heeft gefunctioneerd, aangezien de onderneming per 1 maart 2019 is overgedragen aan nieuwe exploitanten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.