ECLI:NL:RBZWB:2024:5060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/1986
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag om een uitkering, ingediend op 23 augustus 2023. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 8 april 2024 alsnog op de aanvraag had beslist. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het UWV heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft het UWV op 8 april 2024 beslist op de aanvraag van verzoekster, wat betekent dat het UWV tegemoet is gekomen aan haar beroep. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, en verzoekster krijgt een vergoeding van € 437,50 voor de gemaakte proceskosten. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier D. Alblas, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. Dit moet worden gedaan in overeenstemming met de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1986

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag om een uitkering van 23 augustus 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het UWV op 8 april 2024 alsnog op dit verzoek heeft beslist.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het UWV aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 19 februari 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 23 augustus 2023. Het UWV heeft op 8 april 2024 alsnog beslist op die aanvraag. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet het UWV aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [3] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 23 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.