ECLI:NL:RBZWB:2024:506

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
02-298634-22 en 02-094746-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling vrijheidsberoving, vernieling en openlijke geweldpleging. Vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 februari 2024, zijn twee parketnummers aan de orde: 02-298634-22 en 02-094746-23. De minderjarige verdachte is beschuldigd van vrijheidsberoving, vernieling en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op 18 januari 2024. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, heeft de verdenkingen tegen de verdachte uiteengezet, waarbij de tenlasteleggingen zijn samengevoegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van de afpersing en bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving op 16 november 2022, waarbij de verdachte de benadeelde partij in zijn schuur heeft opgesloten en hem heeft gedwongen te betalen om te mogen gaan. De vernieling van de muren in de politie-ophoudkamer is ook bewezen verklaard, aangezien de verdachte dit heeft bekend. In de tweede zaak, parketnummer 02-094746-23, is de verdachte schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen de benadeelde partij in een bus. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onder bewind staat en de vordering niet correct was ingediend. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 18 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij ten laste van de verdachte vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-298634-22 en 02-094746-23 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 1 februari 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 18 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Parketnummer 02-298634-22Feit 1:In de periode van 1 oktober 2022 tot en met 16 november 2022 te [plaats] [benadeelde]
door geweld en/of bedreiging met geweld heeft afgeperst dan wel heeft bedreigd;
Feit 2:Op 28 oktober 2022 en/of 16 november 2022 te [plaats] [benadeelde] meermaals
wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
Feit 3:Op 16 november 2022 vernielingen heeft aangebracht aan de muren en/of
ophoudkamer (nummer 2) van de politie
.
Parketnummer 02-094746-23
op 11 januari 2023 te [plaats] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02-298634-22
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde] , het chatbericht tussen verdachte en “ [naam 1] ”, de getuigenverklaringen van [naam 2] , de vader van [benadeelde] en de zus van [benadeelde] en tot slot het bericht dat [benadeelde] naar [naam 2] heeft gestuurd over het bellen naar 112. Indien het primair tenlastegelegde niet bewezen wordt verklaard, dan dient verdachte ook voor het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 te worden vrijgesproken. Ook feit 2 kan naar de visie van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, op grond van dezelfde bewijsmiddelen als eerder genoemd. Het laatste feit onder dit parketnummer wordt door verdachte erkend en kan ook bewezen worden verklaard.
Parketnummer 02-094746-23
De openlijke geweldpleging in vereniging kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Er is sprake geweest van één situatie waarin verdachte een aandeel heeft gehad, hetgeen blijkt uit de verklaring van verdachte en de beelden die in het dossier zitten en worden beschreven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02-298634-22
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het geheel onder feit 1 tenlastegelegd en wijst daarbij op aan het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs nu er naast de verklaring van aangever [benadeelde] geen objectieve bewijsmiddelen aanwezig zijn voor de afpersing dan wel bedreiging met een misdrijf tegen het leven en/of mishandeling van [benadeelde] door verdachte. Ook het onder feit 2 tenlastegelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. De deuren van de schuur hebben nimmer op slot gezeten. [benadeelde] verklaart zelf dat hij de eerste keer, 28 oktober 2022, gewoon met verdachte aan tafel heeft gezeten en later gewoon weg mocht. Er kan niet worden vastgesteld dat [benadeelde] tegen zijn wil is vastgehouden. Ook is er niet gebleken van een dermate bange man dat zijn bewegingsvrijheid dusdanig werd beperkt door angst dat hij geen kant op kon. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3.
Parketnummer 02-094746-23
De verdediging bepleit een vrijspraak ten aanzien van de openlijke geweldpleging in vereniging. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte wilde escalatie voorkomen en heeft [benadeelde] daarom tegengehouden om op dezelfde bushalte uit te stappen. Dat is echter niet met dusdanige kracht gebeurd dat [benadeelde] pijn heeft ondervonden. Het geweld dat door [naam 3] is uitgeoefend gebeurde nadat verdachte zich al had gedistantieerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 02-298634-22
Feit 1
Op basis van het procesdossier en hetgeen ter zitting is besproken, komt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte aangever [benadeelde] heeft afgeperst dan wel heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling. Naast de aangifte van aangever [benadeelde] bevinden zich geen bewijsmiddelen in het dossier die de verklaring van [benadeelde] ten aanzien van de gestelde bedreigingen via SnapChat dan wel social media kunnen ondersteunen. De enkele verklaring van aangever [benadeelde] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte zal daarom van zowel het primair als het subsidiair onder feit 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en de verklaring van verdachte op zitting vast dat verdachte en [benadeelde] wel eens contact hadden en dat [benadeelde] via verdachte aan hennep kwam. [benadeelde] kwam wel eens bij verdachte thuis, meer specifiek in de schuur in de tuin van verdachte. Zo ook op 28 oktober 2022 en op 16 november 2022. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of er op die dagen sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde] door verdachte.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er ten aanzien van 28 oktober 2022 geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. Er kan weliswaar worden vastgesteld dat [benadeelde] die dag aanwezig was in de schuur van verdachte, maar niet kan worden vastgesteld dat hier sprake is geweest van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit ligt anders ten aanzien van 16 november 2022. [benadeelde] verklaart dat hij opgesloten werd in de schuur van verdachte, dat verdachte de beide deuren op slot deed en dat hij niet het gevoel had dat hij naar buiten had gekund. Hij heeft gevraagd of hij weg mocht, waarop verdachte heeft gereageerd dat hij pas weg mocht als hij zou betalen. Dat verdachte dit heeft gezegd, wordt door hemzelf bevestigd. Dat [benadeelde] het gevoel heeft gehad dat hij niet weg kon wordt ondersteund door de printscreen van het bericht dat hij naar zijn kennis [naam 2] heeft gestuurd. In dit bericht vraagt hij [naam 2] om 112 te bellen omdat de deur op slot zit. Ook vindt de verklaring van [benadeelde] dat hij zich niet vrij heeft gevoeld om weg te gaan steun in het chatgesprek dat heeft plaatsgevonden tussen verdachte en “ [naam 1] ”. Hierin vraagt verdachte onder andere aan “ [naam 1] ” of hij “ [benadeelde] ” (hierna: [benadeelde] ) moet laten zitten, zegt hij dat hij [benadeelde] niet wil laten gaan, dat de “tellie en pas” van [benadeelde] al zijn afgepakt en dat hij [benadeelde] zijn vader heeft laten bellen. Dit alles geeft blijk van een overwicht dat verdachte had op [benadeelde] waardoor hij kon bepalen over [benadeelde] . Deze situatie ondersteunt de verklaring van [benadeelde] dat hij zich niet vrij voelde om te gaan, aangezien uit het dossier is op te maken dat [benadeelde] bang was voor verdachte en uit deze situatie en de verhouding tussen verdachte en [benadeelde] kan worden afgeleid dat hij zich dusdanig beperkt heeft gevoeld in zijn bewegingsvrijheid dat hij niet weg heeft kunnen gaan. Dat de opzet van verdachte hierop was gericht blijkt voldoende uit de vraag die hij heeft gesteld aan “ [naam 1] ” of hij [benadeelde] zal laten zitten, dit geeft blijk van een situatie die verdachte kon controleren en zodoende heeft gecontroleerd. Daarmee acht de rechtbank de opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving op 16 november 2022 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Verdachte heeft bekend dat hij de verf van de muur in de ophoudcel heeft getrokken. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit van vernieling, gelet op deze bekennende verklaring en de aangifte van de politie, wettig en overtuigend bewezen. Nu ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Parketnummer 02-094746-23
Voor een bewezenverklaring van openlijk geweld in vereniging moet sprake zijn van het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval personen en dat verdachte daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 11 januari 2023 zaten verdachte en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) in de lijnbus. [benadeelde] is in dezelfde bus gestapt. Toen verdachte en [naam 3] uit de bus wilden stappen heeft verdachte [benadeelde] een duw gegeven, naar eigen zeggen omdat hij niet wilde dat [benadeelde] op hetzelfde moment uit de bus zou stappen en om zo een escalatie te voorkomen. Hij heeft hierbij gezegd dat [benadeelde] moest blijven zitten. Verdachte en [naam 3] zijn uitgestapt, maar (in ieder geval) [naam 3] stapt terug de bus in en maakt met zijn vuist een slagbeweging richting het gezicht van [benadeelde] . Verdachte steekt vervolgens zijn middelvinger op richting [benadeelde] . Gelet op de handelingen die zijn verricht kan voldoende worden vastgesteld dat er geweld is gepleegd in het openbaar, gericht tegen [benadeelde] .
In vereniging
Door de verdediging is – kort gezegd – als verweer gevoerd dat de handelingen van [naam 3] los staan van die van verdachte en dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De handelingen van verdachte zouden op zichzelf staand geen geweldshandelingen inhouden.
De rechtbank volgt de verdediging hier niet in. Geweld wordt in vereniging gepleegd als de dader nauw en bewust samenwerkt met één of meer anderen en daarbij zelf een ‘significante of wezenlijke bijdrage’ aan de openlijke geweldpleging levert. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen, maar dat is niet vereist. Voor de rechtbank staat vast dat er sprake is geweest van een geheel aan handelingen wat aangemerkt kan worden als één incident. Verdachte is samen met [naam 3] in de bus en zij zien op enig moment [benadeelde] . [benadeelde] en verdachte hebben al een voorgeschiedenis gelet op de zaak met parketnummer 02-298634-22. In de beoordeling van die zaak is reeds omschreven hoe de verhouding tussen verdachte en [benadeelde] was. De enkele duw van verdachte en de begeleidende woorden “Jij blijft zitten maat” kunnen in dat kader als voldoende dwingend door [benadeelde] worden ervaren om te worden gezien als een dreigende gebeurtenis. Deze interactie tussen hen kan bovendien niet los worden gezien van de handelingen van [naam 3] , nu [naam 3] samen met verdachte was en pas na het uitstappen en het ontstaan van een woordenwisseling tussen [benadeelde] en de verdachte en [naam 3] weer terug de bus in is gegaan en [benadeelde] een stomp heeft gegeven. De actie van verdachte waarin hij zijn middelvinger opsteekt naar [benadeelde] volgt vervolgens weer op deze actie. Het is zodoende een opeenvolging van acties geweest die niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het aandeel van verdachte is met de duw, de uitspraak en het opsteken van zijn middelvinger een gegeven. Gelet op het voorgaande wordt voldaan aan het onderdeel “in vereniging” en kan dit bewezen worden verklaard. Nu sprake is van openlijk geweld in vereniging gepleegd, is de verdachte ook aansprakelijk voor de gedragingen van [naam 3] . Voor een bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen is immers niet vereist dat de verdachte zelf alle feitelijke handelingen heeft verricht.
Conclusie
Gelet op voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [naam 3] schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [benadeelde] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-298634-222
hij op 16 november 2022 te [plaats] opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk voornoemde [benadeelde] in de schuur (in de tuin) opgesloten en/of opgesloten gehouden;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op 16 november 2022 te Terneuzen opzettelijk en wederrechtelijk muren van de ophoudkamer (nummer 2) van politiebureau te Terneuzen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 02-094746-23
hij, op 11 januari 2023 te [plaats] , openlijk, te weten, (in een stilstaande lijnbus) aan de Koolstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door die [benadeelde] :
- te porren en te zeggen "jij blijft zitten maat" en
- die [benadeelde] terug te duwen in een stoel en
- met kracht te stompen tegen het gezicht en
- een middelvinger in de richting van die [benadeelde] te houden;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 150 uur, waarvan 75 uur voorwaardelijk en met een proeftijd van één jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 18 dagen op te leggen, met aftrek van de dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie zijn eis lager ingezet dan de richtlijnen voorschrijven wegens het tijdsverloop en daarmee de lange periode waarin verdachte zich heeft dienen te houden aan voorwaarden, alsook de positieve ontwikkeling die hij heeft laten zien.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de gevoerde verweren is de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten al te lang geweest volgens de verdediging. Daarnaast heeft verdachte zich een lange tijd dienen te houden aan schorsingsvoorwaarden zoals de enkelband en het huisarrest. Hij heeft zich aan veel regels moeten houden, maar het gaat goed. Ook op school en werk gaat het goed, verzocht wordt om hiermee rekening te houden. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt dan kan de verdediging zich vinden in een werkstraf, met dien verstande dat verzocht wordt de geëiste werkstraf te matigen en een groot deel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van één jaar en onder de algemene voorwaarde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, vernieling en openlijke geweldpleging in vereniging. Met het plegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en openlijke geweldpleging heeft verdachte een enorme inbreuk gemaakt op de vrijheid en de lichamelijke integriteit van [benadeelde] . Het is bekend dat dergelijke feiten angst kunnen veroorzaken die nog lange tijd kan voortduren. Blijkens de verklaring van [benadeelde] heeft de hele situatie met verdachte grote impact gehad op zijn leven en zijn gemoedstoestand. Naast deze feiten heeft verdachte met de vernieling aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur eigen belang en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de benadeelden. De rechtbank rekent dit hem aan.
Strafblad
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 18 december 2023, waaruit blijkt dat verdachte een werkstraf heeft uitgevoerd voor het rijden zonder rijbewijs in 2022 en daarnaast een leerstraf heeft doorlopen voor een mishandeling in 2022. Hij is zodoende eerder in aanraking gekomen met justitie voor een geweldsdelict.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 10 januari 2024 en de toelichting ter zitting. Verdachte doet het goed en er zijn weinig risicofactoren die de kans op herhaling groter maken. Hij zet zich in voor school en werk, stelt zich open voor hulpverlening en is gestopt met blowen. Jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden worden niet meer nodig geacht. De Raad adviseert dan ook een werkstraf op te leggen en vult daarbij aan dat een deel voorwaardelijk, onder de algemene voorwaarde en met een proeftijd van één jaar, als stok achter de deur kan dienen zodat verdachte beseft dat hij niet opnieuw met politie in aanraking moet komen.
Tot slot heeft de rechtbank de toelichting van de jeugdreclassering ter zitting over het verloop van het reclasseringstoezicht en hoe het nu gaat met verdachte meegenomen in haar beoordeling. Hieruit blijkt dat verdachte het bij aanvang van de jeugdreclassering lastig vond om zich aan de voorwaarden te houden. Er heeft een negatieve terugmelding plaatsgevonden, waarna verdachte twee weken bij Den Hey Acker heeft verbleven. Er heeft toen een gesprek plaatsgevonden met de moeder en Grenzeloos Coaching, dat heeft geleid tot inzet van MST. De periode bij Den Hey Acker en de inzet van MST hebben geleid tot een positieve verandering. Verdachte zet zich in voor school en werk en het gaat thuis een stuk beter. Er wordt door de jeugdreclassering een hele andere jongen gezien. Voortzetting van de jeugdreclassering is dan ook niet meer nodig. Wel is het belangrijk dat Grenzeloos Coaching voortgezet wordt, maar dat is inmiddels geregeld. De jeugdreclassering kan zich vinden in het advies van de Raad.
Strafoplegging
De rechtbank heeft naast het voorgaande acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen. Alles overwegende acht de rechtbank een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte reeds geruime tijd medewerking verleent aan de jeugdreclassering en hulpverlening. Er wordt een positieve verandering bij verdachte waargenomen die hopelijk door hem vastgehouden wordt. De voorwaardelijke taakstraf kan in dit kader als stok achter de deur dienen om te voorkomen dat verdachte opnieuw een delict pleegt. Daarbij wordt er geen noodzaak gezien tot het opleggen van bijzondere voorwaarden en kan er conform het advies worden volstaan met een proeftijd van één jaar. Grenzeloos Coaching zal betrokken blijven en de rechtbank verwacht dat verdachte hier ook zonder een daartoe opgelegde voorwaarde zijn medewerking aan zal blijven verlenen. Daarnaast zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie van achttien dagen worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dus dat verdachte niet terug naar de jeugdgevangenis hoeft.

7.De benadeelde partij

7.1
Benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.150,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, bestaande uit
€ 650,- aan materiële schade voor een iPhone 13 en € 500,- aan immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk en stelt zich op het standpunt dat de materiële schade kan worden toegewezen voor een bedrag van
€ 513,- en de immateriële schade voor de gevorderde € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering nu hij onder bewind staat en de advocaat niet is gemachtigd door de bewindvoerder om de vordering in te dienen. Een aanhouding van de zaak zou een onevenredige belasting opleveren voor het strafproces. Geheel subsidiair wordt opgemerkt dat de vordering ten aanzien van de materiële schade onvoldoende is onderbouwd, wat tot een niet-ontvankelijkheid dient te leiden. Mocht de rechtbank een andere mening zijn toegedaan dan wordt verzocht aansluiting te zoeken bij het bedrag dat verdachte heeft ontvangen voor de telefoon, zijne € 150,-. Het deel ten aanzien van de immateriële schade wordt ook onvoldoende gemotiveerd. Uit het dossier blijkt dat [benadeelde] niet in een positieve positie verkeerde en er is onvoldoende onderbouwd welke gevoelens en gevolgen zijn ontstaan door de situatie met verdachte, het causaal verband is onvoldoende aangetoond. Ook ten aanzien van dit deel wordt daarom gevraagd om [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat benadeelde partij [benadeelde] op 6 juli 2023 onder bewind is gesteld ex artikel 1:431 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van 7 juli 2023 tot 6 juli 2028. Hierdoor is hij procesonbevoegd. Als iemand onder bewind is gesteld, vertegenwoordigt de bewindvoerder de rechthebbende, ook tijdens een procedure (zie ook artikel 1:441 lid 1 BW). Er is niet gebleken dat de bewindvoerder de raadsvrouw van benadeelde partij [benadeelde] heeft gemachtigd om namens de bewindvoerder op te treden. Omdat een onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert wordt bepaald dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk wordt verklaard. De benadeelde partij kan zijn vordering via zijn bewindvoerder desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141, 282 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de in de zaak met parketnummer 02-298634-22 onder 1 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-298634-22
feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen;
Parketnummer 02-094746-23openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 18 (achttien) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- stelt in dat verband vast dat verdachte de opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetentie reeds in voorarrest heeft doorgebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 80 (tachtig) uren, te vervangen door 40 (veertig) dagen jeugddetentie, waarvan 40 (veertig) uren voorwaardelijk, te vervangen door 20 (twintig) dagen jeugddetentie, met een proeftijd van een jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. P.W.G. de Beer en mr. G.E. van der Pols, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 februari 2024.
mr. De Beer en mr. Van der Pols zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.