ECLI:NL:RBZWB:2024:5055
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten in Wajong-zaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2024, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.C. Walker, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 november 2022, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop het UWV instemde met de veroordeling, rekening houdend met het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat het UWV gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan verzoeker. Dit gebeurde naar aanleiding van een betalingsspecificatie van 11 mei 2022, waarin het UWV mededeelde dat de vakantietoeslag op de Wajong-uitkering van verzoeker werd ingehouden. De rechtbank concludeert dat het UWV met de besluiten van 18 maart 2024 en het aanvullend verweerschrift gedeeltelijk aan verzoeker tegemoet is gekomen.
Verzoeker vraagt om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, welke door de rechtbank als kennelijk gegrond wordt toegewezen. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor rechtsbijstand vast op € 1.750,-, gebaseerd op de verrichte proceshandelingen. Daarnaast wordt het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.