ECLI:NL:RBZWB:2024:5052
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens ontbreken bezwaar
Op 17 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een last onder dwangsom die op 10 juni 2024 aan de verzoeker was opgelegd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker geen bezwaar heeft gemaakt tegen het bestreden besluit. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het treffen van een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er tegelijkertijd een bodemprocedure aanhangig is, wat in dit geval niet het geval was.
De verzoeker had tot 22 juli 2024 de tijd om bezwaar te maken, maar heeft dit niet gedaan. Ondanks herhaalde waarschuwingen van de voorzieningenrechter om een kopie van het bezwaarschrift toe te sturen, heeft de verzoeker hier geen gebruik van gemaakt. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bezwaarprocedure loopt tegen het besluit van 10 juni 2024, waardoor niet aan de connexiteitseis is voldaan. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.