In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De werknemer, vertegenwoordigd door Stichting Univé Rechtshulp, had verzocht om het ontslag te vernietigen, maar de kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet in het leveren van tegenbewijs was geslaagd tegen de stelling van de werkgever dat er een heimelijke betalingsafspraak bestond tussen de werknemer en een transporteur. Het handelen van de werknemer werd als ernstig verwijtbaar aangemerkt, wat leidde tot de conclusie dat er geen recht op een transitievergoeding bestond.
Daarnaast bleef het concurrentie- en relatiebeding in stand, omdat niet was aangetoond dat de werknemer hierdoor onredelijk werd benadeeld. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer ook de door de werkgever gemaakte onderzoekskosten moest vergoeden, die in totaal € 66.322,37 bedroegen. De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, en de werknemer werd veroordeeld tot betaling van deze kosten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het leveren van tegenbewijs in ontslagzaken en de gevolgen van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, evenals de geldigheid van concurrentie- en relatiebedingen in arbeidscontracten.