ECLI:NL:RBZWB:2024:5046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
02-289118-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor straatroof en openlijk geweld in vereniging.

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2008. De zaak betreft een straatroof en openlijk geweld gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 juli 2024, met gesloten deuren. De tenlastelegging omvatte onder andere het afpakken van een telefoon van [slachtoffer 1] en het stelen van een tas van [slachtoffer 2] met geweld. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bedreiging met geweld, maar sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het medeplegen van de straatroof door de medeverdachte. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen de slachtoffers in een angstige situatie heeft gebracht, wat de ernst van de feiten onderstreept. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn problematiek, maar vond een onvoorwaardelijke straf noodzakelijk om recidive te voorkomen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-289118-23
vonnis van de meervoudige kamer van 23 juli 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in Forensisch Centrum [locatie] te [plaats] ,
raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 9 juli 2024, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander/anderen,
1. een straatroof heeft gepleegd, waarbij met (bedreiging met) geweld de telefoon van [slachtoffer 1] is afgepakt;
2. met (bedreiging met) geweld een tas met inhoud van [slachtoffer 2] heeft gestolen en/of openlijk geweld heeft gepleegd tegen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde diefstal met geweld. Zij zijn op het slachtoffer afgelopen en hebben hem aangesproken over zijn tas. Zij kwamen daarbij intimiderend en dreigend over op het slachtoffer en zijn vrienden, mede omdat verdachte steeds een hand in zijn jaszak hield. Er zijn in Zeeland best veel steekincidenten onder jongeren wat maakt dat veel jongeren bang zijn ook slachtoffer te worden. Verdachte en zijn medeverdachte hebben gebruik gemaakt van die angst.
Ten aanzien van feit 2 vindt de officier van justitie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen en de diefstal van de tas. Er is daarbij sprake van een voortgezette handeling. Het geweld is niet gericht geweest om de tas te kunnen stelen of de vlucht mogelijk te maken. Van dat deel van de tenlastelegging vordert hij vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit slechts tot een bewezenverklaring kan komen van een kale diefstal. Verdachte heeft de telefoon onverhoeds weggepakt, maar dat is niet zonder meer te kwalificeren als geweld. Er moet wel van enig geweld blijken en dat is hier niet het geval.
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde feiten is de verdediging met de officier van justitie eens dat het geweld niet gericht was op het stelen van de tas. Verder is het duidelijk dat er niet openlijk in vereniging geweld is gepleegd tegen [slachtoffer 3] . Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Ten aanzien van feit 1
Verdachte heeft bekend dat hij de telefoon van aangever uit zijn tas heeft gepakt en heeft meegenomen, maar ontkent dat hij daarbij geweld heeft gebruikt dan wel met geweld heeft gedreigd.
Op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte de telefoon van aangever heeft weggenomen.
(Bedreiging met) geweld
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever met drie vrienden in een steegje stond. Verdachte en [medeverdachte] zijn richting dit groepje gelopen en bij aangever gaan staan. Hun vriend [naam] bleef op afstand staan. Verdachte sprak aangever aan, waarbij hij een dreigende houding aannam, en vroeg aangever wat er in zijn tas zat. Verdachte hield de hele tijd zijn hand in zijn broekzak, waardoor de aangever en zijn vrienden dachten dat hij daar mogelijk een mes in had. Vervolgens pakte verdachte de tas van aangever vast, trok deze naar zich toe, keek erin en pakte de telefoon eruit. Verdachte zei daarna op dwingende/dreigende toon ‘geef je tas aan mij’ wat aangever niet heeft gedaan. Verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens samen weggelopen.
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij van verdachte moest meelopen naar de jongens in het steegje. Verdachte pakte de tas van aangever en haalde de telefoon eruit. [medeverdachte] stond erbij, maar heeft niets gedaan, ook niet om verdachte te stoppen. Hij vond niet dat verdachte dreigend over kwam, maar hij kon zich voorstellen dat aangever bang werd omdat hij, een grotere jongen, erbij stond.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de straatroof en vervolgens bij de rechter-commissaris dat hij de telefoon alleen heeft afgepakt. Dat hij de telefoon heeft gepakt heeft hij ter terechtzitting bevestigd. Verder heeft hij verklaard dat [medeverdachte] zei dat hij mee moest lopen naar de jongens in het steegje en dat [medeverdachte] heeft geprobeerd de tas van aangever af te pakken. De rechtbank vindt deze verklaring niet geloofwaardig, omdat hij voor het eerst ter terechtzitting met deze verklaring is gekomen en deze ook niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte heeft desgevraagd ter terechtzitting nog gezegd dat hij zich kan voorstellen dat aangever zich bedreigd voelde, omdat zij probeerden zijn tas af te pakken.
De rechtbank is, zoals ook door de verdediging betoogd, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte geweld heeft gebruikt bij de diefstal. Echter, door met z’n tweeën heel dichtbij aangever te gaan staan (waardoor bij aangever zelfs de indruk ontstond dat hij en zijn vrienden werden “omsingeld”), hem op dreigende toon aan te spreken en zijn hand in zijn broekzak te houden, wat bij aangever en zijn vrienden de indruk wekte dat hij mogelijk een mes bij zich had, de telefoon van aangever onverhoeds te pakken, te trekken aan de tas van aangever en te eisen dat aangever zijn tas zou afgeven, heeft hij daarmee wel gedreigd. Zij acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal heeft gepleegd met bedreiging met geweld.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer worden afgeleid uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van een verdachte.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij bij de beroving aanwezig is geweest, maar dat hij niets heeft gedaan. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat hij enige uitvoeringshandelingen ten aanzien van de beroving heeft verricht anders dan dat hij zich niet heeft gedistantieerd. Volgens vaste jurisprudentie is het enkel aanwezig zijn bij een misdrijf onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en aldus van medeplegen. Nu de medeverdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht en uit het dossier niet blijkt dat er een vooropgezet plan was, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden dat hij een zodanig wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de beroving dat sprake is van medeplegen. Verdachte zal van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.2.2
Ten aanzien van feit 2
Diefstal met (bedreiging met) geweld
Vast staat dat verdachte de tas van [slachtoffer 2] heeft weggenomen. Verdachte heeft de diefstal zonder geweld ter terechtzitting ook bekend. Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank is echter, zoals door de officier van justitie gerekwireerd en de raadsman bepleit, van oordeel dat uit het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk is geworden dat hij de geweldshandelingen heeft gepleegd met het oogmerk om de diefstal van de tas voor te bereiden, gemakkelijk te maken, hetzij de vlucht mogelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren. Het gebruikte geweld heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voorgedaan los bezien van de diefstal. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de strafverzwarende geweldshandelingen.
Openlijk en in vereniging geweld plegen
Verdachte heeft bekend op 6 augustus 2023 openlijk en in vereniging geweld te hebben gepleegd tegen [slachtoffer 2] . Op grond hiervan en de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte wel vrijspreken van het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 3] .
Voortgezette handeling
De rechtbank kwalificeert de onder 2 bewezenverklaarde feiten als voortgezette handeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 1 oktober 2023 te Middelburg op de openbare weg een telefoon, die geheel
aan [slachtoffer 1] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van
bedreiging met geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] (in een steeg) omsingeld en daarbij een dreigende houding aangenomen,
- zijn hand in zijn broekzak gehouden waardoor de indruk werd gewekt dat hij een steekwapen bij zich had,
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd "Geef je tas", en
- aan die tas van die [slachtoffer 1] getrokken,
- de telefoon onverhoeds uit de tas van die [slachtoffer 1] gepakt;
2
op 6 augustus 2023 te Middelburg een tas met inhoud (bankpas en deodorant en geurtje), die geheel aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en
op 6 augustus 2023 te Middelburg openlijk, te weten op de Markt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door:
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn arm,
- die [slachtoffer 2] meermalen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de rug, te stompen en/of te slaan,
- die [slachtoffer 2] te duwen,
- die [slachtoffer 2] ten val te brengen en die [slachtoffer 2] vervolgens meermalen, in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heef doorgebracht, waarvan 31 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) in zijn rapport geadviseerd en ter terechtzitting toegelicht. Hij vordert de voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een werkstraf van 40 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte zijn straf inmiddels heeft uitgezeten en heeft zich op het standpunt gesteld dat de straf beperkt dient te worden tot de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hij ziet, gelet op wat hij bewezen acht, de jonge leeftijd van verdachte en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geen ruimte voor een langere of andere straf, ook niet in voorwaardelijke zin. Hij heeft betoogd dat als de veiligheid van verdachte in gevaar is, gekeken moet worden naar een civielrechtelijke maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een straatroof. Zonder enige aanleiding heeft hij het slachtoffer beroofd van zijn telefoon. Hij heeft daarbij op dreigende toon gesproken en zijn hand in zijn broekzak gehouden. Het slachtoffer en zijn vrienden hadden daardoor de angst dat verdachte een mes bij zich had. Dat verdachte geen mes bij zich had, doet daar niet aan af. Het is een feit van algemene bekendheid dat steeds meer jongeren messen bij zich hebben en deze ook gebruiken.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een nare openlijke geweldpleging. Hij was samen met vrienden op de kermis. Het slachtoffer werd geïntimideerd en de groep waarin hij zich bevond, werd aangevallen door de groep van verdachte. Het slachtoffer ging een vriend helpen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer een paar keer geslagen, geduwd en ten val gebracht. Toen deze zijn tasje verloor heeft verdachte het opgeraapt, meegenomen en naar eigen zeggen weggegooid.
Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Hij heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans bezittingen en het gevoel van veiligheid van anderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en vaak (langdurig) psychische klachten hebben van wat hen is overkomen. Bovendien hebben de geweldsincidenten zich buiten op straat, op de kermis en op klaarlichte dag afgespeeld. Daardoor voelen ook andere mensen zich onveilig. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij nog niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Door de Raad is op 28 juni 2024 een rapport over verdachte uitgebracht. Uit dit rapport en de toelichting van de raadsvertegenwoordigster ter terechtzitting komt naar voren dat de Raad, alsook zijn ouders, grote zorgen hebben over verdachte. Verdachte is een jongen met kind-eigenproblematiek. Hij is gediagnosticeerd met ADHD. Verdachte is sinds hij twee jaar geleden is gestopt met medicatie daarvoor steeds meer afgegleden en de gedragsproblemen zijn fors toegenomen. Zijn ouders zijn betrokken en willen hem helpen, maar hij is dusdanig zelfbepalend dat hij thuis niet langer hanteerbaar is. Zijn ouders vrezen ook voor zijn eigen veiligheid. Buiten komt hij in risicovolle situaties terecht. Er is geen zicht op met wie hij omgaat en wat hij doet. Er zijn zorgen over zijn gewetensontwikkeling, beperkte probleembesef, dat hij zijn gedrag ontkent, bagatelliseert en/of buiten zichzelf legt, zich nauwelijks openstelt, weinig vertrouwen heeft in volwassenen en gezag niet accepteert. Verder lijkt hij moeite te hebben met oorzaak-gevolg situaties en is hij impulsief. Verdachte staat niet open voor hulpverlening. Er dient ingegrepen te worden om een gedragsverandering te bewerkstelligen. Daarvoor dient hij uit zijn omgeving te worden gehaald. Op dit moment wordt nog onderzocht wat de mogelijkheden zijn en wat het meest passend voor hem is. De Raad is van mening dat verdachte een strak strafrechtelijk kader nodig heeft om er voor te zorgen dat hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt. Het risico op herhaling is namelijk groot. Verdachte heeft de afgelopen maanden de schorsende voorwaarden twee keer overtreden. De Raad heeft alle mogelijke straffen overwogen en is van mening dat hij niet anders kan adviseren dan een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar en de voorwaarden zoals opgenomen in het raadsrapport. Hij adviseert de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast kan een deels onvoorwaardelijke werkstraf worden overwogen. De eventueel in te zetten behandeling (individueel of systemisch) kan nog niet concreet worden gemaakt, omdat nog niet duidelijk is wat het moet worden.
De zittingsvertegenwoordiger van Jeugdbescherming west Zeeland heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat het gedrag van verdachte moet veranderen in positieve zin. De thuissituatie is wat de jeugdreclassering betreft gezond. De zorgen zijn met name gelegen in zijn vriendengroep, zijn beïnvloedbaarheid en het feit dat hij risico’s niet (goed) kan inschatten. Verdachte hoort niet thuis in de gevangenis, maar zonder passende dagbesteding is het ook lastig om hem naar huis terug te laten keren. Het vinden van een passende dagbesteding is een probleem. Naar verwachting is dagbesteding pas eind juli mogelijk, heel misschien eerder. Op 24 juli kan bij verdachte een enkelband worden aangesloten. Als er nog geen dagbesteding is, zal worden begonnen met huisarrest. De verwachting is dat verdachte zich daartegen zal verzetten. Er worden daarnaast diverse mogelijkheden onderzocht om verdachte uit zijn omgeving te halen, maar dat is op dit moment nog niet aan de orde. Ter overbrugging is gekozen voor ITB Harde Kern.
De ouders van verdachte hebben gezegd dat zij zich grote zorgen maken om hun zoon, ook om zijn eigen veiligheid. Hoewel de moeder vindt dat hij genoeg is gestraft en zij hem met alle liefde thuis wil hebben, maakt zij zich ook zorgen over hoe het zal gaan als hij geen dagbesteding heeft en hoe hij om zal gaan met de regels. Zij vindt het daarnaast belangrijk dat hij behandeling krijgt.
De strafoplegging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een jeugddetentie die gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Hoewel verdachte, gelet op zijn jonge leeftijd ten tijde van de feiten, lang in voorarrest heeft gezeten, is de rechtbank van oordeel dat daar niet mee kan worden volstaan. Zij laat daarbij de ernst van de feiten meewegen en het hoge recidiverisico. Verdachte heeft zich de afgelopen maanden in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis tot twee keer toe niet gehouden aan de voorwaarden en is weer betrokken geraakt bij een vechtpartij. Thuis zijn zonder dagbesteding is een groot risico. Na de behandeling ter terechtzitting heeft de rechtbank ambtshalve in het kader van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis vernomen dat de dagbesteding per
30 juli 2024 kan starten. De rechtbank ziet daarin, alsook in het feit dat zijn moeder heeft gezegd dat zij zich zonder dagbesteding zorgen maakt over zijn veiligheid en hoe hij zal omgaan met de regels, aanleiding om een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen van 90 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank vindt het van groot belang dat de straf ook bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal zij een deel van de jeugddetentie, te weten 26 dagen, voorwaardelijk opleggen, als waarschuwing en met de bedoeling dat verdachte zich met hulp en toezicht van de jeugdreclassering, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. Dit betekent dat verdachte op 29 juli 2024 vrijkomt. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad. De rechtbank zal daarnaast geen werkstraf opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten openlijk geweld en diefstal met bedreiging met geweld. Gelet op het feit dat het recidiverisico hoog wordt ingeschat en het feit dat de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven vanwege betrokkenheid bij een vechtpartij, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het door de jeugdreclassering uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie, te weten op 29 juli 2024.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer 2] een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 1.826,77 voor schade die hij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering is opgebouwd uit een bedrag van € 626,77 wegens materiële schade (kleding, tas met inhoud en verlies arbeidsvermogen) en
€ 1.200,00 voor immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels betwist. De benadeelde partij dient voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering omdat sprake is van eigen schuld. Ook dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard voor wat betreft de materiële schade omdat de posten niet goed zijn onderbouwd, subsidiair moet de schade veel lager worden begroot. Zo is de post ten aanzien van de tas onvoldoende onderbouwd. Nu niet blijkt dat deze in 2023 is gekocht ziet de verdediging niet in waarom de nieuwprijs zou moeten worden vergoed. Uitgaande van een realistische waarde kan maximaal € 50,00 worden toegewezen. Verder kan voor de posten ten aanzien van de parfum en deo samen € 5,00 worden toegewezen. Ook de post ten aanzien van de kleding is onvoldoende onderbouwd. Nergens blijkt uit dat het trainingspak is gekocht in 2023 noch dat deze waardeloos is geworden. Tot slot is volgens de verdediging niet zodanig vast komen te staan dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte inkomsten is misgelopen. De overgelegde stukken zijn daarvoor onvoldoende.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde schade voor de aanschaf van een nieuwe bankpas is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en is niet door de verdediging betwist, zodat deze kosten voor toewijzing gereed liggen.
Met betrekking tot de posten ‘kleding’, ‘tas’ en ‘inhoud tas’ is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende volgt dat er schade is ontstaan als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Uit het dossier blijkt met betrekking tot de kleding voldoende dat hierop bloedvlekken zaten. Immers, de benadeelde partij had als gevolg van het geweld dat tegen hem was gebruikt een wond op zijn achterhoofd die bloedde en gehecht moest worden. Aannemelijk is dat de schade onherstelbaar is. De tas met inhoud is door verdachte meegenomen en weggegooid. De rechtbank overweegt dat deze posten onvoldoende gemotiveerd zijn betwist behalve ten aanzien van het jaar van aanschaf en verder voldoende onderbouwd en aannemelijk zijn. Zij zal de vordering voor dit deel matigen tot € 236,00.
De onder de post verlies van arbeidsvermogen opgevoerde schade roept bij de rechtbank, net als bij de verdediging, de nodige vragen op. De toelichting tijdens de zitting heeft deze vragen niet beantwoord. De gestelde schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, terwijl deze namens verdachte gemotiveerd is betwist. Verder onderzoek hiernaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan nog bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank wijst het beroep op eigen schuld af. Er is sprake van eigen schuld als de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde partij kan worden toegerekend. Het gedrag van de benadeelde partij (en zijn vrienden) heeft mogelijk tot irritatie geleid bij verdachte en zijn vrienden, maar dit kan niet als zo’n omstandigheid worden gezien. Immers, dit rechtvaardigt geen geweld zoals is gebruikt. In de versie van het slachtoffer van wat is gebeurd – waar de rechtbank vanuit gaat – is juist de groep van verdachte irritant geweest. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van eigen schuld, kan dit ook niet tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij leiden.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de geweldshandelingen door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 850,00, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op het feit dat verdachte minderjarig was ten tijde van het gepleegde feit zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld. De rechtbank zal over het toegewezen schadebedrag de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 6 augustus 2023.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, nu er geen proceskosten zijn gevorderd tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 56, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
feit 2:De voortgezette handeling van
diefstal
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 90 (negentig) dagen, waarvan 26 (zesentwintig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte moet meewerken aan een psychodiagnostisch onderzoek, wanneer de jeugdreclassering dit nodig vindt;
* dat verdachte moet meewerken aan een behandeling (individueel en/of systeem therapie);
* dat verdachte moet meewerken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte aanvullende hulpverlening gericht op gedragsverandering, gewetensontwikkeling, oorzaak-gevolg en impulsiviteit, wanneer en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
* dat verdachte voor maximaal de eerste drie maanden van de proeftijd aanwezig is op zijn woon-/verblijfadres. Een uitzondering kan slechts worden gemaakt voor school, werk of een sportactiviteit onder direct toezicht van een door de jeugdreclassering goedgekeurde volwassene en na overleg met de jeugdreclassering. De jeugdreclassering stelt de precieze tijdstippen vast, afhankelijk van de dagbesteding;
* dat verdachte ter controle van het gebied en/of locatiegebod moet meewerken aan elektronische monitoring door de jeugdreclassering voor de duur van maximaal zes maanden te rekenen vanaf het moment van aansluiting. Het huidige verblijfadres zal zijn [woonadres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de jeugdreclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de jeugdreclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de jeugdreclassering het locatiegebod laten vervallen;
* dat verdachte tijdens de proeftijd naar school, stage en/of werk gaat volgens het rooster en inzet zal tonen;
* dat verdachte tijdens de proeftijd actief moet meewerken aan de invulling van een zinvolle vrijetijdsbesteding, ongeacht of hij thuis of tijdelijk elders woont, wanneer en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd houdt aan de aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering, waarvan de eerste zes maanden in het kader van ITB Harde Kern (plus variant);
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangevers [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 1] en/of [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2008 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] );
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 4] 2008 te [geboorteplaats 1] ;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 1.086,00 (eenduizend zesentachtig euro), waarvan € 236,00 (tweehonderd zesendertig euro) aan materiële schade en € 850,00 (achthonderdenvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2]
(feit 2), € 1.086,00 (eenduizend zesentachtig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel door verdachte of (een van) de mededaders de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. E.J. Zuijdweg, kinderrechter, en mr. L.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juli 2024.
Mr. De Beer en mr. Hendriks zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De gewijzigde tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Middelburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn
mededader(s)
- die [slachtoffer 1] (n een steeg) omsingeld en/of (daarbij) een dreigende
houding aangenomen,
- zijn of hun hand(en) in zijn/hun (broek)zak(ken) gehouden (waardoor
de indruk werd gewekt dat zij/hij een (steek)wapen bij zich hsad(den)),
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij zijn tas af en/of open moest doen,
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd "Geef je tas" en/of "Je wil geen problemen
toch?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- aan die tas van die [slachtoffer 1] getrokken,
- de telefoon onverhoeds van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of uit de tas van die
[slachtoffer 1] gepakt;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 6 augustus 2023 te Middelburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas met inhoud (bankpas en/of deodorant en/of geurtje), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd: "Kom mee, meelopen" en/of
- die [slachtoffer 2] vastgepakt bij zijn arm,
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd en/of de rug, althans het lichaam, gestompt en/of geslagen,
- die [slachtoffer 2] geduwd,
- die [slachtoffer 2] ten val gebracht en/of die [slachtoffer 2] (vervolgens) meermalen,
althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen
en/of gestompt
en/of
hij op of omstreeks 6 augustus 2023 te Middelburg openlijk, te weten,
op de Markt, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor
het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
door:
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn arm,
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd en/of de rug, althans het lichaam, te stompen en/of te slaan,
- die [slachtoffer 2] te duwen,
- die [slachtoffer 2] ten val te brengen en/of die [slachtoffer 2] (vervolgens) meermalen,
althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
te stompen en/of
- [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of in/op/tegen het
hoofd te stompen en/of te slaan
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )