ECLI:NL:RBZWB:2024:5042

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
02-111702-24 + 02-085715-24 + 02-185938-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor fietsendiefstallen, bedreiging van een boa en verduistering met oplegging van ISD-maatregel

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder fietsendiefstallen, bedreiging van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) en verduistering van de telefoon van zijn moeder. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De feiten zijn gepleegd in de periode van 5 februari 2023 tot en met 1 april 2024. De verdachte heeft op 1 april 2024 een boa bedreigd met zware mishandeling en heeft in januari 2024 de telefoon van zijn moeder verduisterd. Daarnaast heeft hij op 5 februari 2023 en 12 april 2023 fietsen gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De ISD-maatregel is opgelegd omdat de verdachte een veelpleger is met een hoog recidiverisico en er geen alternatieven voorhanden zijn die het recidiverisico voldoende kunnen verminderen. De rechtbank hoopt dat de verdachte binnen de ISD-maatregel de kans krijgt om te stabiliseren en de nodige behandeling te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/111702-24 + 02/085715-24 + 02/185938-24
vonnis van de meervoudige kamer van 24 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [plaats]
raadsman mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02/111702-24
- op 1 april 2024 een buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) verbaal heeft bedreigd;
parketnummer 02/085715-24
op 5 februari 2024 een fiets (Batavus) heeft gestolen door middel van verbreking van een slot;
op 12 april 2023 een fiets (Koga Miyata) heeft gestolen;
op 12 april 2023 (een) geldbedrag(en) heeft gestolen door gebruik te maken van een eerder gestolen bankpas;
parketnummer 02/185938-24
- in de periode van 15 januari 2024 tot en met 22 januari 2024 een telefoon van zijn moeder heeft verduisterd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de inhoud van de procesdossiers wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle vijf ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder feit 2 van parketnummer 02/085715-24 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman is van mening dat verdachte van de overige vier ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Over de bedreiging van de boa heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet het opzet had om iemand te bedreigen. Hij uitte de bewoordingen slechts uit boosheid. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een aantal zijns inziens vergelijkbare zaken die niet geleid hebben tot een veroordeling voor bedreiging.
Over de diefstal van de Batavus fiets heeft de raadsman verklaard dat een herkenning van verdachte op basis van het beeldmateriaal niet mogelijk is, zodat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van dit feit.
Ook voor de ten laste gelegd diefstal van geld door middel van het gebruik van een gestolen bankpas heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat uit het beschikbare fotomateriaal geen herkenning van verdachte mogelijk is.
Met betrekking tot de verduistering van de telefoon van zijn moeder is de raadsman van mening dat verdachte meende dat hij de telefoon mocht houden, zodat het opzet op verduistering ontbrak en hij dus hiervan moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/111702-24
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een bedreiging (in de zin van artikel 285 Sr) van boa [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen is.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte daarop was gericht.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] blijkt dat hij verdachte kende vanuit zijn werk als boa en dat hij wist dat verdachte verward gedrag kon vertonen en daarbij zowel fysiek als verbaal agressief kon reageren. Toen verdachte de bedreigende woorden uitte, hem met gefronste wenkbrauwen aankeek, en daarbij zijn vuist balde, kon bij [slachtoffer 1] dan ook in redelijkheid de vrees ontstaan dat verdachte hem daadwerkelijk “kapot” zou slaan, waaronder de rechtbank verstaat dat hij [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Verdachte heeft door zijn gedrag en woorden ten minste het voorwaardelijk opzet daarop gehad.
Parketnummer 02/085715-34
Op basis van bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsman acht de rechtbank voor feit 1 de herkenning van verdachte door [verbalisant 1] betrouwbaar. [verbalisant 1] heeft op 9 februari 2023 verklaard dat hij verdachte vanuit zijn werkzaamheden als wijkagent zeer goed kende en hem dezelfde dag nog had gezien. Hij herkende verdachte van de getoonde foto aan zijn houding, kleding, gelaat en baard. Ten overvloede stelt de rechtbank vast dat verdachte ook door twee andere verbalisanten ( [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ) van de getoonde foto werd herkend. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de persoon die de fiets (door middel van verbreking) heeft weggenomen dezelfde persoon is die op de betreffende foto wordt getoond.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank van oordeel dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] over de camerabeelden bij [supermarkt] in de [straat] in Breda onvoldoende overtuigt om daarop een herkenning van verdachte te baseren. [verbalisant 4] specificeert niet waaraan hij verdachte herkent. Op basis van de in het dossier zittende stills van die camerabeelden acht de rechtbank bovendien niet vast te stellen dat de persoon op die stills verdachte is. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Parketnummer 02/185938-24
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verduistering van de telefoon wel wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank volgt het betoog van raadsman niet dat verdachte kon en mocht denken dat hij de telefoon van zijn moeder in zijn bezit mocht houden en daarmee het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. De rechtbank heeft namelijk geen enkele reden om te twijfelen aan de inhoud van haar aangifte, waarin zij vertelt dat verdachte haar had gevraagd op 15 januari 2024 of hij haar telefoon even mocht hebben. Zij zegt hierbij dat hij dit wel vaker deed om muziek te luisteren. Verdachte kwam echter die dag niet meer terug om haar telefoon terug te geven en een paar dagen later vertelde hij haar de telefoon verkocht te hebben. Bovendien blijkt uit deze aangifte op geen enkele wijze dat aangeefster, zoals door verdachte verklaard, een nieuwe telefoon zou hebben gehad en haar oude exemplaar aan verdachte zou hebben gegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02/111702-24op 1 april 2024 te Breda, [slachtoffer 1] , zijnde buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Breda,
heeft bedreigd met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] met gefronste wenkbrauwen aan te kijken en met gebalde rechtervuist die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik sla je helemaal kapot en als ik jou zie pak ik je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 02/085715-241
op 5 februari 2023 te Breda een fiets (merk Batavus), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2
op 12 april 2023 te Breda een fiets (merk Koga Miyata), die aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 02/185938-24in de periode 15 januari 2024 tot en met 22 januari 2024 te Breda, opzettelijk een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 4] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener/gebruiker, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel Inrichting Stelselmatige Daders, hierna ISD-maatregel, voor de duur van twee jaar op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vraag opgeworpen wat de meerwaarde is van het opleggen van een ISD-maatregel. Volgens zijn cliënt zou een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk kunnen zijn met als bijzondere voorwaarden behandelinterventies met daaraan gekoppeld een verplicht contact met de reclassering. Ook zou binnen het kader van een zorgmachtiging hulp verleend kunnen worden. De ISD-maatregel is een ultimum remedium en er zijn dus alternatieven, zodat het opleggen van deze maatregel niet passend en geboden is. Verdachte zal daar ook niet aan mee willen werken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in de periode van 5 februari 2023 tot en met 1 april 2024 schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen (waarvan één door verbreking van een slot), bedreiging van een boa en verduistering van de telefoon van zijn moeder. De vermogensdelicten die verdachte heeft gepleegd, bezorgen de samenleving als geheel, en degenen die slachtoffer worden van het gedrag van verdachte in het bijzonder, ernstige overlast. Het bedreigen van opsporingsambtenaren getuigt van het ontbreken aan respect van verdachte voor functionarissen die slechts bezig zijn met het uitoefenen van hun functie. Dit soort verbale bedreigingen hebben doorgaans veel impact bij de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank verdachte ernstig aan.
Ter beoordeling ligt voor of voor de bewezenverklaarde feiten oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk en wenselijk is. Daarbij heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 28 juni 2024 en de toelichting die de opsteller van het rapport daarop ter zitting heeft gegeven. De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
Zij ziet problemen bij verdachte op nagenoeg alle leefgebieden die, ondanks ingezette hulpverlening, al geruime tijd spelen. Verdachte zou voor zijn detentie op straat hebben geleefd, aangezien het verblijven bij zijn familie, in een beschermde woonvorm en bij de maatschappelijke opvang eerder niet is gelukt. Er is geen structurele zinvolle dagbesteding. Er is sprake van psychiatrische problematiek (schizofrenie) en verslavingsproblematiek
.Verdachte lijkt in zijn levensonderhoud (maar ook in zijn middelengebruik) te voorzien middels het plegen van vermogensdelicten. De ernst en omvang van het middelengebruik is volgens de referenteninformatie fors. De houding van verdachte is vermijdend; hij houdt hulpverlening, zowel ambulant als klinisch, gedwongen en vrijwillig, zoveel mogelijk af. Dit maakt dat zowel de levensloopaanpak als andere begeleiding en hulpverlening in het verleden (opvang, opnames, ambulante behandeling) niet uitvoerbaar bleek. Ook heeft verdachte nog nooit meegewerkt aan het opstellen van een reclasseringsadvies (viermaal) en zijn al zijn werkstraffen (drie) retour gestuurd omdat verdachte afspraken niet nakwam en/of niet bereikbaar was
.In het verleden werd gezien dat verdachte na een opname binnen de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg een korte periode stabiel was, waarna hij al snel weer een terugval kreeg in middelengebruik, waardoor oude patronen zich weer gingen herhalen.
Ondanks recente intensieve inzet van het Zorg- en Veiligheidshuis en hulpverlenings-instanties wordt het recidiverisico als onverminderd hoog ingeschat.
De reclassering meent dat een ISD-maatregel geïndiceerd is. Er is door hen een voorwaardelijke ISD-maatregel overwogen, echter gelet op het ontbreken van motivatie (ongeacht of dit voortkomt uit onwil of onmacht), het structureel niet nakomen van afspraken en het niet bereikbaar zijn wordt dit niet haalbaar noch uitvoerbaar geacht. De reclassering is verder van mening dat een zorgmachtiging thans onvoldoende toereikend is om tot een langdurige gedragsverandering en recidivebeperking te komen.
Binnen een ISD-maatregel krijgt verdachte een kans om in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna PPC) te stabiliseren en de nodig geachte behandeling te krijgen. Aldaar
kan betrokkene diagnostiek ondergaan van waaruit er gekeken kan worden naar een passend
behandelkader op basis van zijn problematiek en handelingsniveau. Vanuit het PPC zal er
contact worden onderhouden met de betrokken partijen van de levensloopaanpak en zal er
een duidelijk plan van aanpak worden opgesteld voor zowel de intramurale fase als de
extramurale fase van betrokkene, met als doel om het recidiverisico te verminderen door
betrokkene zowel gedurende zijn maatregel als hierna de juiste hulp te kunnen bieden en ervoor te zorgen dat deze hulp ook bestendigd kan worden.
Volgens de reclassering is de kans op gedragsverandering alleen aanwezig wanneer dit in een drang- en dwangkader, zoals de ISD-maatregel, is
.Vorenstaande mening wordt door vrijwel alle betrokkenen bij de levensloopaanpak gedeeld. Mocht verdachte alsnog niet kunnen profiteren van een dergelijk traject, dan kan de ISD-maatregel dienen om de maatschappij voor de duur van de maatregel tegen betrokkene te beschermen
.
De deskundige van de reclassering, de heer [naam] , heeft ter zitting daaraan toegevoegd dat hij de afgelopen week een actie-overleg heeft bijgewoond van het Zorg- en Veiligheidshuis vanuit de levensloopaanpak waarin verdachte geïncludeerd is. Vanuit de P.I. kwam het bericht dat verdachte het op de zorgvoorziening aldaar maar net aan lijkt te redden. Hij heeft slechts functioneel contact met medewerkers aldaar en wil verder met niemand contact. Men vraagt zich daar dan ook af of verdachte binnen de P.I. aan kan haken binnen een ISD-kader. Anderzijds biedt de ISD-maatregel verdachte de kans om langere tijd abstinentie en stabiliteit te ervaren van waaruit er mogelijk een intrinsieke motivatie kan ontstaan om mee te werken aan de hulpverlening en langdurig abstinent te blijven.
De rechtbank heeft allereerst in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel.
Immers op de door verdachte begane misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, terwijl de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
Uit het strafblad van verdachte blijkt ook dat is voldaan aan de eisen uit de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Dat aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan, is overigens niet betwist door de raadsman.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de reclassering van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is en dat er geen alternatieven voorhanden zijn die het recidiverisico voldoende verminderen en de maatschappij meer beveiligen tegen verdachte.
De ISD-maatregel is er met name op gericht om zeer actieve veelplegers voor langere duur uit de roulatie te nemen. Middels een langdurige vrijheidsbeneming wordt voortzetting van het criminele gedragspatroon feitelijk onmogelijk gemaakt en de vicieuze cirkel van opsluiting-invrijheidstelling-veroordeling-opsluiting doorbroken. Gedurende de periode van de maatregel wordt de maatschappij beschermd tegen het criminele gedrag van de recidivist. Ook biedt de maatregel mogelijkheden om door middel van een hulpverleningstraject aan gedragsverandering te werken om recidive in de toekomst te voorkomen. Dat verdachte op voorhand heeft aangegeven niet mee te willen werken, maakt dit niet anders. De ISD-maatregel is er tevens op gericht om motivatie bij verdachte te bewerkstelligen. De rechtbank hoopt dan ook dat verdachte binnen zijn mogelijkheden uiteindelijk het nut en de noodzaak inziet om zijn medewerking te verlenen en de hulp en begeleiding die hem aangeboden wordt, aanneemt.
De rechtbank zal de maatregel voor de duur van twee jaren opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 285, 310, 311, 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 3 van parketnummer 02-085715-24 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/111702-24
bedreiging met zware mishandeling;
parketnummer 02/085715-24
feit 1:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
feit 2:diefstal;
parketnummer 02/185938-24
verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 juli 2024.
Mr. Hamburger is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
parketnummer 02/111702-24hij, op of omstreeks 1 april 2024 te Breda, [slachtoffer 1] , zijnde buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Breda,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] met gefronste wenkbrauwen aan te kijken en met gebalde rechtervuist die [slachtoffer 1] dreigend zijn de woorden toe te voegen "ik sla je helemaal kapot en als ik jou zie pak ik je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02/085715-241
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Breda, althans in Nederland, een fiets (merk Batavius), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 april 2023 te Breda, althans in Nederland, een fiets (merk Koga Miyata), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3
hij, op een of meerdere tijdstippen, op of omstreeks 12 april 2023 te Breda, althans in Nederland,
een of meerdere geldbedragen van totaal € 80,25, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats vanhet misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) een bankpas, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was, (contactloos) te gebruiken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02/185938-24hij in of omstreeks de periode 15 januari 2024 tot en met 22 januari 2024 te Breda, opzettelijk een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener/gebruiker, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
( art 321 Wetboek van Strafrecht )