ECLI:NL:RBZWB:2024:5032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
02/800157-08
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 22 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1988, die verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege beoordeeld. De betrokkene heeft een geschiedenis van misdrijven, waaronder diefstallen met geweld, en is eerder veroordeeld tot tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken, evenals een stoornis in het gebruik van middelen. De tbs-kliniek heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar, terwijl de psychiater en psycholoog een verlenging van één jaar hebben geadviseerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een verlenging van één jaar voorstelde, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs-maatregel eist, gezien het nog aanwezige recidivegevaar. De rechtbank heeft besloten de termijn van de tbs met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, met de verwachting dat er binnen dat jaar meer duidelijkheid zal zijn over de behandeling en resocialisatie van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/800157-08
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 22 juli 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (hierna: FPC) [tbs-kliniek]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene tot 10 maart 2024;
  • het adviesrapport van [psychiater] van 9 april 2024;
  • het adviesrapport van [psycholoog] van 12 april 2024;
  • het adviesrapport van FPC [tbs-kliniek] (hierna: tbs-kliniek) van 13 mei 2024;
  • de vordering van de officier van justitie van 21 mei 2024, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs) met twee jaar.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2010 is betrokkene in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 773 dagen, waarvan één dag voorwaardelijk, en tbs met voorwaarden wegens zeven diefstallen met geweld.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om misdrijven zoals bedoeld in artikel 38a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met voorwaarden is op 16 juli 2010 aangevangen.
Bij beslissing van deze rechtbank van 18 oktober 2012 is de tbs met voorwaarden omgezet in een tbs met verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is op 7 maart 2013 door het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden bevestigd.
De termijn van de tbs met verpleging van overheidswege is laatstelijk bij beslissing van de rechtbank van 12 juli 2022 met twee jaar verlengd.
Ter terechtzitting van 8 juli 2024 is de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, gehoord. Ook is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.M. van Wersch, advocaat te Amsterdam. Daarnaast zijn de heer [psychiater] , psychiater, en de heer [hoofd-behandeling] bij de tbs-kliniek, gehoord als deskundigen.

3.Het advies van de tbs-kliniek

Uit het rapport van de tbs-kliniek leidt de rechtbank af dat er bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en afhankelijke kenmerken. Ook is er sprake van een stoornis in het gebruik van middelen (cannabis, cocaïne en amfetaminen), ernstig, thans in remissie door verblijf in een gestructureerde omgeving. Daarnaast lijdt hij aan een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis met gedragsproblemen.
De rechtbank leidt verder uit het rapport af dat betrokkene vanaf 22 mei 2023 op de [afdeling 1] van de [kliniek] heeft verbleven, maar dat dit traject op 17 november 2023 officieel is afgesloten, omdat betrokkene cocaïne had gebruikt. Als reden hiervoor gaf betrokkene wederom aan dat het behandelteam niet betrouwbaar was. Dit heeft ertoe geleid dat hij in november 2023 is geplaatst in de crisiskamer van de kliniekappartementen van de [afdeling 2] . Dit verblijf is echter slechts tijdelijk en het is nu wachten op een passende vervolgvoorziening. Het jarenlange patroon van (wederom) harddrugsgebruik moet worden doorbroken en om die reden is het van belang dat betrokkene een gerichte behandeling gaat krijgen voor zijn verslavingsproblematiek. In overleg met de advocaat van betrokkene is besloten om het Forensisch Plaatsingsloket (hierna: FPL) te vragen naar de mogelijkheden voor verdere resocialisatie. Als mogelijkheid hiervoor is Novadic-Kentron aangedragen en op 27 mei 2024 staat er een intakegesprek gepland.
Het recidiverisico wordt door de tbs-kliniek ingeschat als hoog indien de tbs-maatregel nu zou worden beëindigd. Ook indien de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zou worden beëindigd wordt het recidiverisico op dit moment ingeschat als hoog.
Nu onder meer de intake bij Novidic-Kentron nog moet plaatsvinden en betrokkene daar alleen kan worden geplaatst in het kader van transmuraal verlof en dit transmuraal verlof nog moet worden geschreven, getoetst en goedgekeurd en betrokkene daar ook nog moet inbedden, verwacht de tbs-kliniek dat het traject meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar. Daarom heeft de tbs-kliniek geadviseerd de termijn van de tbs te verlengen met twee jaar en de verpleging van overheidswege te continueren.
Ter terechtzitting heeft de heer [hoofd-behandeling] toegelicht dat de resocialisatie van betrokkene, die de tbs-kliniek voor ogen had, steeds is mislukt. Volgens de heer [hoofd-behandeling] grijpt betrokkene steeds terug naar middelen om uit een conflictsituatie te komen in plaats van dat hij het gesprek aangaat. Gelet hierop staat volgens de heer [hoofd-behandeling] zijn verslavingsproblematiek centraal en niet zijn persoonlijkheidsproblematiek. Hoewel betrokkene al veel positieve stappen heeft gezet in zijn resocialisatie, zal betrokkene moeten worden behandeld voor zijn verslavings- problematiek om nog verder te kunnen resocialiseren. Anders dan de gedragsdeskundigen, komt de tbs-kliniek tot een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel door
het gedrag dat betrokkene heeft laten zien in de tbs-kliniek. Het FPL heeft gesproken met Novadic-Kentron en zij wil betrokkene het voordeel van de twijfel geven. Op 27 mei 2024 heeft het intakegesprek plaatsgevonden en betrokkene heeft ook ingestemd met Novadic-Kentron als vervolgvoorziening. De heer [hoofd-behandeling] is positief over dit traject, maar nu dat nog geruime tijd in beslag zal nemen heeft de heer [hoofd-behandeling] het advies om de termijn van de tbs te verlengen met twee jaar gehandhaafd.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

Uit het rapport van zowel de psychiater als de psycholoog leidt de rechtbank af dat er bij betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale kenmerken. Daarnaast is er volgens hen bij betrokkene ook sprake van een stoornis in het gebruik van middelen (cocaïne, cannabis, amfetaminen), die ogenschijnlijk in de kliniek in remissie is, maar die toch nog van tijd tot tijd de kop opsteekt, met name als hij spanningen ervaart. Anders dan de tbs-kliniek, hebben de psychiater en de psycholoog de diagnose van een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis niet kunnen bevestigen.
De psychiater heeft het risico op delictrecidive ingeschat als laag tot matig indien de tbs-maatregel op korte termijn zou worden beëindigd. Door de psycholoog wordt het risico op herhaling van soortgelijke feiten ingeschat als laag indien de omstandigheden blijven zoals ze thans zijn, maar bij een beëindiging van de tbs-maatregel kan volgens de psycholoog het risico op vermogenscriminaliteit oplopen naar hoog en het risico op fysiek geweld dat gepaard gaat met vermogenscriminaliteit naar matig. Het risico op geweld in bredere zin is volgens de inschatting van de psycholoog laag.
Uit het rapport van de psychiater leidt de rechtbank ook af dat het resocialisatietraject van betrokkene in een impasse verkeert. Inmiddels zijn er al vier pogingen om betrokkene in het kader van transmuraal verlof uit te plaatsen naar een vervolgvoorziening op vrijwel dezelfde wijze mislukt, omdat betrokkene steeds is teruggevallen in middelengebruik. De psychiater ziet nog behandelperspectief, in die zin dat de psychiater verwacht dat de kans op delictrecidive, die volgens hem al laag tot matig is, nog verder kan worden teruggebracht door betrokkene een gerichte behandeling te geven voor zijn verslavingsproblematiek. Hoewel de psychiater niet de verwachting heeft dat betrokkene binnen een jaar zal zijn uitbehandeld, is het volgens de psychiater zeer wel mogelijk dat er over een jaar meer te zeggen valt over de haalbaarheid van een gerichte verslavingsbehandeling. Om die reden heeft de psychiater geadviseerd om de termijn van de tbs te verlengen met één jaar en met continuering van de verpleging van overheidswege. Ook de psycholoog heeft een verlenging van één jaar geadviseerd.
Ter terechtzitting heeft de heer [psychiater] toegelicht dat betrokkene in een conflictsituatie, waar- bij betrokkene zich onheus bejegend en onbegrepen voelt steeds terugvalt in het gebruik van middelen. Volgens de heer [psychiater] gaat het hierbij om een inadequate manier van coping en niet om de zucht naar middelen. De heer [psychiater] verwacht dat de resocialisatie van betrokkene een herhaling van zetten gaat worden als hij geen gerichte behandeling gaat krijgen op dat aspect. De heer [psychiater] heeft zijn advies om de termijn van de tbs te verlengen met één jaar gehandhaafd, omdat hij verwacht dat er over een jaar enigszins zicht zal zijn op het verslavingsprobleem. Over een jaar kan dan worden beoordeeld of de behandeling voor zijn verslavingsproblematiek effect heeft en wat de volgende stappen zijn.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering aangepast, in die zin dat de tbs met verpleging van overheidswege slechts moet worden verlengd met één jaar.
Voor een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging, acht de officier van justitie, onder verwijzing naar het rapport van de tbs-kliniek, het nog te vroeg, maar over een jaar zou dat anders kunnen zijn.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair gesteld dat de zaak moet worden aangehouden om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, nu de psychiater het risico op delictrecidive heeft ingeschat als laag tot matig.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat zij zich niet verzet tegen de door de officier van justitie gevorderde verlenging van de termijn van de tbs-maatregel met één jaar.

7.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat een tbs-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van deze maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geest- vermogens.
De rechtbank leidt uit de rapporten van de tbs-kliniek en de gedragsdeskundigen onder meer af dat zij in ieder geval het erover eens zijn dat er bij betrokkene nog altijd sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken, en een stoornis in het gebruik van middelen (cannabis, cocaïne en amfetaminen), thans in remissie onder toezicht.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat er bij betrokkene dus nog altijd sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De psychiater heeft het risico op delictrecidive weliswaar ingeschat als laag tot matig bij het wegvallen van het huidige tbs-kader, maar de rechtbank stelt op grond hiervan vast dat er in ieder geval nog sprake is van relevant recidiverisico. Daar komt bij dat zowel de tbs-kliniek als de psycholoog ten aanzien hiervan een andere inschatting heeft gemaakt. De psycholoog heeft de kans op herhaling van soortgelijke feiten laag ingeschat indien de omstandigheden blijven zoals ze op dit moment zijn, maar volgens de psycholoog kan dit oplopen naar hoog wanneer het huidige tbs-kader nu zou wegvallen. Ook de tbs-kliniek heeft het recidiverisico ingeschat als hoog, indien de tbs-maategel nu zou worden beëindigd. Namens de tbs-kliniek heeft de heer [hoofd-behandeling] ter terechtzitting nog toegelicht dat tot deze inschatting is gekomen, doordat de tbs-kliniek, anders dan de gedragsdeskundigen, het gedrag van betrokkene heeft kunnen waarnemen bij ontregeling.
De rechtbank stelt vast dat er dus in ieder geval nog sprake is van een recidiverisico en dat is voldaan aan de wettelijke eisen voor verlenging van de tbs-maatregel.
Het voorgaande brengt de rechtbank reeds tot het oordeel dat een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel thans niet aan de orde kan zijn, zodat voorbij wordt gegaan aan het primaire standpunt van de verdediging.
Als uitgangspunt geldt dat de tbs-maatregel dient te worden verlengd met een termijn van twee jaar als aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die nog resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar.
Nu zowel de tbs-kliniek als de gedragsdeskundigen positief zijn over het traject bij Novadic-Kentron en ook betrokkene heeft ingestemd met Novadic-Kentron als vervolgvoorziening, ziet de rechtbank voldoende reden om van dit uitgangspunt af te wijken.
Naar verwachting zal binnen een jaar duidelijk zijn of de gerichte verslavingsbehandeling van betrokkene bij Novadic-Kentron aanslaat of niet en dan zal er ook meer duidelijkheid moeten zijn over de opties voor wat betreft de vervolgstappen. Gelet hierop acht de rechtbank een toetsing van het verloop van de tbs-maatregel over een jaar zinvol. Daarom zal de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de tbs-maatregel met een jaar worden toegewezen.

8.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors
en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juli 2024.
Mr. Verschueren is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.