Op 22 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1988, die verblijft in een Forensisch Psychiatrisch Centrum. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege beoordeeld. De betrokkene heeft een geschiedenis van misdrijven, waaronder diefstallen met geweld, en is eerder veroordeeld tot tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de betrokkene sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken, evenals een stoornis in het gebruik van middelen. De tbs-kliniek heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar, terwijl de psychiater en psycholoog een verlenging van één jaar hebben geadviseerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een verlenging van één jaar voorstelde, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs-maatregel eist, gezien het nog aanwezige recidivegevaar. De rechtbank heeft besloten de termijn van de tbs met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, met de verwachting dat er binnen dat jaar meer duidelijkheid zal zijn over de behandeling en resocialisatie van de betrokkene.