ECLI:NL:RBZWB:2024:5016

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/02/424303 / JE RK 24-1239
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige]. De zaak is ingeleid door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die verzocht om een machtiging voor opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 15 juli 2024 gehouden, waarbij de moeder en vader van [minderjarige] niet aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] op 14 juli 2024 niet is teruggekeerd van verlof en momenteel vermist wordt.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de noodzaak van jeugdhulp vastgesteld, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, van 22 juli 2024 tot 22 oktober 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De kinderrechter heeft daarbij de instemming van de gedragswetenschapper, de heer [naam 2], meegenomen, die heeft aangegeven dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft ook de betrokkenheid van de jeugdbeschermer en de positieve ontwikkeling van [minderjarige] in de gaten gehouden, maar heeft geconcludeerd dat de huidige situatie en de eerdere ervaringen van [minderjarige] een langere termijn van gesloten plaatsing vereisen.

De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende mondelinge behandeling een schriftelijke update te geven over de stand van zaken en of het verzoek wordt gehandhaafd. De kinderrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken en ondertekend op 18 juli 2024, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/424303 / JE RK 24-1239
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. V.C. Serrarens te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 5 juli 2024 met bijlagen, ontvangen op 5 juli 2024;
- de brief van mr. De Nooijer van 10 juli 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 10 juli 2024;
- het e-mailbericht van de GI van 15 juli 2024, met als bijlage de instemmingsverklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer [naam 2], van 12 juli 2024;
- het e-mailbericht van de GI van 15 juli 2024, waaruit blijkt dat [minderjarige] op 14 juli 2024 niet terug is gekomen van haar verlof en momenteel wordt vermist.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. V.C. Serrarens, te Middelburg.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Serrarens, advocaat, namens [minderjarige] ;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De moeder en haar advocaat zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Daarnaast is de vader, ondanks juist en tijdig te zijn opgeroepen, niet verschenen. [minderjarige] is evenmin verschenen. Gebleken is dat zij op zondag 14 juli 2024 niet is teruggekomen van haar verlof en sindsdien wordt vermist.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 maart 2020 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 22 januari 2024, tot 18 februari 2025.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 27 oktober 2020 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige] bij een persoon uit het netwerk, met ingang van 27 oktober 2020 en voor de duur van vier weken.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 november 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor [minderjarige] bij een persoon uit het netwerk en aansluitend een machtiging voor plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot uiterlijk 18 maart 2021. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 maart 2023.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 november 2022 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende [minderjarige] voor de duur van twee weken, met ingang van 6 november 2022 en tot 20 november 2022.
2.6.
Bij beschikking van 18 november 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 18 november 2022 tot 18 februari 2023. Bij beschikking van de kinderrechter van 15 februari 2023 is deze maatregel opnieuw verleend tot 18 augustus 2023.
2.7.
Bij beschikking van 3 augustus 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (
[accommodatie]) met ingang van 18 augustus 2023 en tot 18 februari 2024.
2.8.
Bij beschikking van de kinderrechter van 26 oktober 2023 is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin, te weten bij buurvrouw [naam 1] , met ingang van 26 oktober 2023 en tot 9 november 2023, zonder voorafgaand verhoord van de belanghebbenden. Het resterende deel van het spoedverzoek is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 7 november 2023.
2.9.
Bij beschikking van de kinderrechter van 7 november 2023 is het resterende deel van het spoedverzoek afgewezen. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (
[accommodatie] , [ggz-instelling]) verleend met ingang van 7 november 2023 en tot 18 februari 2024.
2.10.
Bij beschikking van 28 november 2023 is (zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden) een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 november 2023 en tot 12 december 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling van 29 november 2023.
2.11.
Bij beschikking van 29 november 2023 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 december 2023 en tot 26 december 2023. Daarnaast is de behandeling van het verzoek om een reguliere machtiging (
C/02/416411 / JE RK 23-2094) aangehouden. Het verzoek om een voorwaardelijke machtiging (zaaknummer C/02/415728 / JE RK 23-1964) is afgewezen.
2.12.
Bij beschikking van 20 december 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 december 2023 tot 23 januari 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.13.
Bij beschikking van 22 januari 2024 is een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] verleend voor de duur van vier maanden, te weten met ingang van 22 januari 2024 en tot 22 mei 2024. Het resterende deel van het verzoek van de GI is aangehouden.
2.14.
Bij beschikking van 17 mei 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de resterende duur van twee maanden, met ingang van 22 mei 2024 en tot 22 juli 2024.
2.15.
Op basis van de voornoemde machtiging verbleef [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling 1] te [plaats 1] . Op 25 juni 2024 is [minderjarige] overgeplaatst naar [jeugdzorginstelling 2] te [plaats 2] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Het zou voor [minderjarige] goed zijn als de machtiging voor een gesloten plaatsing in [jeugdzorginstelling 2] wordt toegewezen voor de duur van zes maanden, omdat dit [minderjarige] rust en duidelijkheid biedt. Tot nu toe zijn de machtigingen steeds voor korte duur verleend, waardoor [minderjarige] elke keer de tijd uitzit en niet gemotiveerd is voor de noodzakelijk geachte behandelingen en therapieën. Deze zijn dus nog niet ingezet. Dit heeft ook te maken met de recente overplaatsing van [minderjarige] naar [jeugdzorginstelling 2] . Hoewel [minderjarige] in eerste instantie blij was om weer in [jeugdzorginstelling 2] te verblijven, is zij gisteren niet teruggekomen van haar verlof en wordt zij momenteel vermist. Dit komt mogelijk doordat de mondelinge behandeling haar veel spanning bezorgt. [minderjarige] laat duidelijk zien dat, wanneer zij iets te moeilijk vindt, zij dit uit de weg gaat. De GI hoopt en verwacht dat [minderjarige] snel weer in beeld verschijnt. Voor de komende tijd is het de bedoeling dat [minderjarige] in [jeugdzorginstelling 2] de voor haar benodigde behandelingen en therapieën volgt. Vanwege de lange wachttijd wordt in plaats van het GGZ-traject gestart met het therapeutenteam van [jeugdzorginstelling 2] . [minderjarige] heeft de therapeut die nu met haar aan de slag zal gaan eerder afgewezen. De GI kan daarom niet inschatten hoe groot de kans van slagen nu is. [minderjarige] wordt in haar motivatie voor het aangaan en voortzetten van behandelingen en therapieën ook sterk beïnvloed door haar moeder.
4.2.
De advocaat heeft namens [minderjarige] naar voren gebracht dat de machtiging gesloten plaatsing voor maximaal drie maanden kan worden verleend gelet op de verklaring van de gedragswetenschapper. Ook de omstandigheid dat [minderjarige] op dit moment wordt vermist, maakt het van belang om vinger aan de pols te houden en de machtiging voor een korte duur toe te wijzen. Daarbij komt dat [minderjarige] behoefte heeft aan perspectief. Zij vindt het prima om nog drie maanden in [jeugdzorginstelling 2] te verblijven, maar wil daarna graag doorstromen naar een begeleide woonomgeving.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)). De kinderrechter zal daarom een machtiging voor opname en verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen.
5.2.
De gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer [naam 2], heeft ingestemd met het verzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden. Dit blijkt uit de verklaring van 12 juli 2024. De kinderrechter stelt verder vast dat het verzoek ook voldoet aan de overige formele vereisten. De kinderrechter zal de machtiging daarom voor de duur van drie maanden verlenen, te weten van 22 juli 2024 en tot 22 oktober 2024, onder aanhouding van het resterende deel.
5.3.
Daarbij overweegt de rechtbank als volgt.
5.4.
Na de voorgaande beschikking van 17 mei 2024 (met kenmerk C/02/417894 / JE RK 24-45) is het de jeugdbeschermer gelukt om [minderjarige] terug te plaatsen bij [jeugdzorginstelling 2] . [minderjarige] maakte een positieve ontwikkeling door, maar door een voorval op haar voormalige woonplek bij [jeugdzorginstelling 1] voelde ze zich daar niet langer meer veilig. Haar positieve ontwikkeling kwam daardoor in het gedrang. Ook woonde zij op dat moment op grote afstand van haar moeder. Een overplaatsing naar [jeugdzorginstelling 2] was daarom wenselijk, omdat [minderjarige] zelf aangaf zich daar veilig te voelen en omdat dat de enige plek was waar [minderjarige] tot voor kort geen wegloopgedrag liet zien. De rechtbank vindt het prijzenswaardig dat de betrokkenen zich zodanig hebben ingezet dat [minderjarige] ondanks de formele drempels die te nemen waren, toch weer bij [jeugdzorginstelling 2] terecht kan.
5.5.
De kinderrechter stelt vast dat de jeugdbeschermer zich in de afgelopen twee maanden vooral heeft bezig gehouden met de overplaatsing. Desondanks is er wel een begin gemaakt met de inzet van behandeling en therapie voor [minderjarige] , wat ook een voorwaarde was vanuit [jeugdzorginstelling 2] om daar weer te kunnen komen wonen. De kinderrechter vindt het van groot belang dat [minderjarige] deze behandelingen en therapieën aangaat. Dit klemt temeer nu de positieve lijn die [minderjarige] liet zien, lijkt te zijn onderbroken. [minderjarige] is op het moment van de mondelinge behandeling opnieuw weggelopen en er is een vermoeden dat [minderjarige] weer softdrugs heeft gebruikt. Ook wordt door de jeugdbeschermer opgemerkt dat [minderjarige] moeite blijft houden met zichzelf te reguleren.
5.6.
De kinderrechter betreurt het dan ook, mede gelet op het verloop van de eerdere gesloten plaatsingen van [minderjarige] , de instemming van de moeder voor de huidige gesloten plaatsing van [minderjarige] in [jeugdzorginstelling 2] voor de duur van zes maanden, de mogelijkheden die er bij [jeugdzorginstelling 2] zijn voor het op- en uitbouwen van vrijheden en verantwoordelijkheden en hetgeen de GI daarover heeft opgemerkt, dat de gedragswetenschapper op dit moment slechts heeft ingestemd met een gesloten plaatsing van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Dat betekent dat [minderjarige] op korte termijn weer een spanningsvol moment zal hebben, nu de benodigde behandelingen en therapieën naar verwachting niet binnen drie maanden kunnen worden afgerond. Op deze manier blijft er bovendien onduidelijkheid bestaan over waar [minderjarige] het komende half jaar woont. Dit acht de kinderrechter niet in haar belang. Duidelijk is immers dat er wordt toegewerkt naar een vorm van begeleid wonen voor [minderjarige] . Om dat te laten doen slagen, zal zij nu eerst de benodigde behandelingen en therapieën moeten aangaan. Het is daarbij ook aan [minderjarige] om zich hiervoor in te gaan zetten en aan haar toekomst te werken.
5.7.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen nadere mondelinge behandeling een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen over de laatste stand van zaken en daarin aan te geven of het verzoek wordt gehandhaafd. Indien het verzoek wordt gehandhaafd dient de GI een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 22 juli 2024 en tot 22 oktober 2024;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de
mondelinge behandeling van [datum] 2024 te [uur], welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, ten overstaan van mr. M. Voorn, kinderrechter, voor de duur van 45 minuten;
6.3.
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor deze mondelinge behandeling de rechtbank en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken en of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd;
6.4.
verzoekt de GI, indien het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd, een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, toe te zenden;
6.5.
behoudt zich iedere nadere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken en onderteken op 18 juli 2024 door mr. Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.