ECLI:NL:RBZWB:2024:5003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
BRE 24/3618
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake kinderopvangtoeslag door gebrek aan rechtsgeldige ingebrekestelling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiseres had een verzoek ingediend op 19 juli 2022 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen rechtsgeldige ingebrekestelling heeft gedaan. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een betrokkene het bestuursorgaan per brief in gebreke stellen voordat hij beroep kan instellen. Eiseres heeft dit niet gedaan, waardoor de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.

De rechtbank legt uit dat een ingebrekestelling duidelijk moet maken op welke aanvraag het betrekking heeft en dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een besluit te nemen. In dit geval vermeldde de ingebrekestelling van 27 maart 2024 niet duidelijk om welke jaren het ging, waardoor de rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een rechtsgeldige ingebrekestelling. Eiseres had eerder al een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 tot en met 2014, wat de verwarring vergrootte.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek (aanvraag) van 19 juli 2022 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk?
3. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet inhoudelijk kan beoordelen. In dit geval heeft eiseres geen ingebrekestelling verstuurd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
3.1.
Uit de Awb en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling, de hoger beroepsinstantie in geschillen als het onderhavige) volgt dat van een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid, van de Awb sprake is als duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Daarvan is sprake indien voldoende duidelijk is op welke aanvraag het geschrift betrekking heeft, dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat de belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen. [2]
3.2.
De ingebrekestelling van 27 maart 2024 vermeldt enkel dat eiseres geen besluit heeft mogen ontvangen op de integrale behandeling, maar niet om welke jaren het gaat. Eerder heeft eiseres op 18 december 2020 al een aanvraag ingediend om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 tot en met 2014. Dat het om deze jaren gaat, blijkt uit het oudergesprek dat op 29 april 2022 gevoerd is tussen eiseres en verweerder. Uit de ingebrekestelling blijkt niet op welke aanvraag (die over de jaren 2012 tot en met 2014 of die over de jaren 2010 en 2011) de ingebrekestelling betrekking heeft. Dit wordt bevestigd door de reactie van verweerder van 1 mei 2024 op de ingebrekestelling. In deze reactie geeft verweerder namelijk aan dat eiseres hem niet in gebreke kan stellen voor het ontbreken van de herbeoordeling, omdat eiseres hem hiervoor eerder in gebreke heeft gesteld op 17 januari 2022 en op 3 mei 2022 een toewijzende beschikking heeft gekregen met betrekking tot die ingebrekestelling. Er is dan ook geen sprake van een rechtsgeldige ingebrekestelling.
3.3.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 16 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Zie onder andere de uitspraken van de Afdeling van 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4682 en 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:291.