ECLI:NL:RBZWB:2024:4997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
02/016206-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van artikel 6 en artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, veroordeling voor verlaten plaats ongeval en rijden onder invloed

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 12 augustus 2023 in Sluis. De verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een voetganger, en het verlaten van de plaats van het ongeval. Tijdens de zitting op 5 juli 2024 heeft de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, de beschuldigingen gepresenteerd, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet schuldig was aan het onder invloed rijden en dat het ongeval niet aan zijn schuld te wijten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke toedracht van het ongeval niet met zekerheid kon worden vastgesteld, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden onder invloed, wat resulteerde in een geldboete van 500 euro en een voorwaardelijke rijontzegging van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van verantwoordelijkheidsbesef bij verkeersdeelnemers en de gevolgen van alcoholgebruik in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/016206-24
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R.W. van Voorst Vader, advocaat te Hulst.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:na het gebruik van alcohol een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:na dit verkeersongeval is doorgereden;
feit 3:een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcohol was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, gereden, niet gekeken of de weg vrij was en de auto niet tijdig tot stilstand gebracht. Deze omstandigheden samen maken dat het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend kan worden gekwalificeerd. Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waaraan hij schuld heeft als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Hierdoor heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Ook feiten 2 en 3 kunnen worden bewezen. Verdachte heeft deze feiten bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde onder feit 1, zowel primair als subsidiair. Verdachte heeft [slachtoffer] tijdig gezien. Zij stond bij de rij voor de ijskraam, die tot midden op de weg stond. Toen verdachte stapvoets met zijn auto om de rij voor de ijskraam reed, stapte [slachtoffer] plotseling naar achteren de weg op en kon verdachte een ongeval niet meer voorkomen. Verdachte heeft alles gedaan wat in zijn macht lag om een ongeval zoals dat heeft plaatsgevonden te voorkomen en heeft al het nodige gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht als correct handelende verkeersdeelnemer. Hij was weliswaar onder invloed van alcohol, maar dat heeft zijn rijgedrag niet negatief beïnvloed. Er is verder betoogd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feiten 2 en 3. Verdachte heeft deze feiten bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat op 12 augustus 2023 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Oude Kerkstraat in Sluis. De Oude Kerkstraat is een drukke winkelstraat, waar verkeersregels voor een erf gelden. Voetgangers mogen daarom gebruik maken van de hele weg en hoeven niet aan de zijkant van de weg te lopen. Er geldt een maximale snelheid van vijftien kilometer per uur.
Verdachte reed in een personenauto over de Oude Kerkstraat. Hij was op dat moment onder invloed van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol. Het was erg druk. Er liepen veel mensen op de weg. Er stond een lange rij voor de ijskraam. Deze stond tot midden op de weg. Ter hoogte van de ijskraam kwam verdachte met [slachtoffer] in botsing, die daar samen met haar dochter liep. [slachtoffer] kwam als gevolg van deze aanrijding ten val en brak daarbij haar linker knie.
Primair: artikel 6 WVW
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, en zo ja, in welke mate. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte heeft verklaard dat hij ’s middags stro had gelost en daarna vier à vijf flesjes bier had gedronken. Hij voelde zich niet dronken en achtte zich goed in staat om auto te rijden. Hij had al een uur à anderhalf uur gereden. Hij wilde via de Oude Kerkstraat naar huis gaan. Dat deed hij wel eens vaker. Toen hij de straat in reed, zag hij dat het druk was en dat er een lange rij voor de ijskraam stond. Hij zag [slachtoffer] bij de ijskraam staan. Op het moment dat hij om de rij heen reed, stapte [slachtoffer] plotseling naar achteren en raakte hij haar. Hij botste met de rechterzijde van zijn auto tegen haar rechterbeen. Hij reed toen tien à vijftien kilometer per uur.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij samen met haar dochter door de winkelstraat liep. Haar dochter liep links over de lichtgrijze steentjes en zij zelf liep links van haar dochter, ongeveer op de scheiding van de lichtgrijze naar de donkergrijze steentjes. Ze liepen rechtuit. Op enig moment voelde zij dat zij van achteren door een auto werd geraakt. Daarbij werd vooral haar linker knie geraakt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] uiteenlopen en dat het dossier, afgezien van deze verklaringen, geen informatie biedt over de feitelijke toedracht van het ongeval. Zo is niet duidelijk geworden op welk moment verdachte [slachtoffer] heeft gezien en waar precies op de weg [slachtoffer] heeft gelopen en in welke richting zij heeft gelopen.
Daardoor is niet vast te stellen hoe en onder welke omstandigheden het ongeval heeft plaatsgevonden. Hoewel het zeer wel mogelijk is dat het alcoholgebruik van verdachte van invloed is geweest op de gebeurtenissen en verdachte het ongeval wellicht had kunnen voorkomen wanneer hij geen alcohol had gedronken, is ook dat, vanwege het ontbreken van informatie over de feitelijke toedracht, niet met zekerheid vast te stellen.
Dat betekent dat niet vastgesteld kan worden dat het verkeersongeval – ten minste in aanzienlijke mate – is te wijten aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte moet dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Subsidiair: artikel 5 WVW
Vervolgens is de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW. Om tot een veroordeling van dit feit te kunnen komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van verdachte dat gevaar en/of hinder op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook die vraag niet bevestigend kan worden beantwoord. Er is immers onvoldoende informatie in het dossier aanwezig om eventuele verkeersfouten van verdachte aan te wijzen. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit kan daardoor evenmin wettig en overtuigend worden bewezen, waardoor verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken.
Feiten 2 en 3
Deze feiten kunnen bewezen worden verklaard gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Sluis, in de gemeente Sluis, op de Oude Kerkstraat, op 12 augustus 2023 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel was toegebracht;
3
op 12 augustus 2023 te Sluis, in de gemeente Sluis, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden, uitgaande van een bewezenverklaring van feiten 1 tot en met 3.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor feiten 2 en 3 kan een geldboete worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 12 augustus 2023 een personenauto bestuurd met te veel alcohol op.
Het resultaat van de ademanalyse bedroeg 300 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht, terwijl slechts 220 microgram was toegestaan. Verdachte heeft hiermee een grotere kans op een ongeval, met de daarbij behorende gevolgen voor zichzelf en zijn medeweggebruikers, voor lief genomen. Er heeft zich ook daadwerkelijk een ongeval voorgedaan. Verdachte is in een drukke winkelstraat tegen een voetganger aangereden, die daardoor gewond is geraakt. Dat er een verband bestaat tussen het alcoholgebruik en het ongeval, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen.
Na het ongeval is verdachte weggereden, terwijl hij wist dat hij letsel had veroorzaakt bij het slachtoffer. Verdachte heeft zich daarmee onttrokken aan de verantwoordelijkheid die rust op een verkeersdeelnemer die een ongeluk veroorzaakt, namelijk het zich bekommeren om het slachtoffer dat hulp behoeft. Dit getuigt van een groot gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als verkeersdeelnemer.
Strafblad
Uit het strafblad blijkt dat verdachte eerder geldboetes en een rijontzegging opgelegd heeft gekregen voor rijden onder invloed, zij het langer geleden. Verdachte was zodoende een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport over verdachte van 19 juni 2024. Hieruit volgt dat verdachte op verschillende leefgebieden stabiliteit kent. Hij werkt al ruim 17 jaar voor de gemeente Sluis. Hoewel er geen signalen voor psychosociale problematiek worden gezien, erkent verdachte dat hij wel eens alcohol heeft gedronken bij wijze van coping. Dit alcoholgebruik was echter niet buitensporig. Sinds het ongeval heeft verdachte niets meer gedronken. Hij ziet in dat hij een grote fout heeft gemaakt. Verdachte heeft de wens om met het slachtoffer in gesprek te gaan en heeft zich zodoende aangemeld bij Perspectief Herstelbemiddeling. Gelet op het feit dat verdachte geen hulpvragen heeft en zelf al actie heeft ondernomen om zijn gedrag te veranderen, wordt het risico op recidive ingeschat als laag. Geadviseerd wordt een straf zonder voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3. Nu de rechtbank alleen feiten 2 en 3 bewezen acht, legt zij een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die zijn opgelegd in soortgelijke gevallen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 500,- passend en geboden is en zal dit aan verdachte opleggen. Daarnaast acht de rechtbank mede vanuit het oogpunt van normhandhaving een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar op zijn plaats. Hiermee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare (verkeers)feiten te plegen en om aan hem het signaal af te geven dat alertheid en voorzichtigheid in het verkeer te allen tijde geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de
Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de
Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 500,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Sluis, in de gemeente Sluis, in elk geval in
Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,
daarmede rijdende over de weg, de Oude Kerkstraat, zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank is gaan rijden - en/of
zich er onvoldoende van te vergewissen dat de weg voor hem, verdachte, vrij was
en/of vrij zou blijven, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te
brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een gebroken linker knie, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld
in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994,
dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163,
tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Sluis, in de gemeente Sluis, als bestuurder
van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Oude Kerkstraat,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden - en/of
zich er onvoldoende van heeft vergewist dat de weg voor hem, verdachte, vrij was
en/of vrij zou blijven, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand heeft
gebracht waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Sluis, in de gemeente
Sluis, op/aan de Oude Kerkstraat, op of omstreeks 12 augustus 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b
Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 12 augustus 2023 te Sluis, in de gemeente Sluis, als bestuurder
van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 300 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
( art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )