6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een terroristisch misdrijf. Hij is in de ochtend van 14 november 2023 [basisschool 1] binnengelopen en heeft daar twee docenten bedreigd. Het dreigen met een terroristisch misdrijf is een ernstig, indringend en angstaanjagend delict. De bedreiging heeft een grote impact op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gehad. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij sinds het incident slecht slaapt en last heeft van concentratieproblemen en paniekaanvallen. Het incident heeft haar angstig gemaakt en haar is EMDR-therapie geadviseerd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de week na het incident slecht sliep en veel last had van hoofdpijn. De weken na het incident is zij steeds op haar hoede geweest. Naast de impact op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft het incident ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt. Zo was er sprake van zeer grootschalige politie-inzet, hielden alle basisscholen in de regio die dag hun deuren gesloten en ook bepaalde openbare gebouwen werden afgesloten. Verder heeft het incident en de daarop volgende politie-inzet ook gezorgd voor angst bij de in het gebouw aanwezige peuters.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal. Verdachte heeft bij het plegen van dit feit geen blijk gegeven van respect voor de eigendommen van anderen. Bovendien komt ook in dit dossier het verwarde en agressieve gedrag van verdachte naar voren.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, maar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft verder nog kennisgenomen van de NIFP-rapportage van [psycholoog] , [psychiater] en [forensisch milieuonderzoeker] van 29 april 2024.
De deskundigen hebben gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van ADHD en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Daarnaast is het intelligentieprofiel van verdachte disharmonisch opgebouwd, waarbij hij overwegend op licht verstandelijk beperkt niveau presteert. Verdachte overziet situaties vaak niet en legt verbanden minder snel. Onder invloed van middelen is verdachte bekend met verward gedrag. Hij is dan niet in staat zijn gedrag bij te sturen, wat kan leiden tot grensoverschrijdend gedrag naar anderen. De genoemde problematiek was ten tijde van de bedreiging aan de orde en de deskundigen stellen dat deze problematiek ook van invloed is geweest. De deskundigen adviseren om de bedreiging in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte achten de deskundigen een langere klinische behandeling in een forensische verslavingskliniek met aansluitend een forensisch ambulant kader van belang. Het is wenselijk dat verdachte wordt geholpen bij het stoppen met alcohol en drugs, het leren reguleren van zijn impulsen en het beter uiten van zijn emoties. Tot op heden is het niet gelukt om hulpverlening vanuit huis op te starten, waardoor ambulante hulp niet meer wenselijk wordt geacht. Er is sprake van een verschil in visie tussen de ouders van verdachte en hulpverleningsinstanties met betrekking tot de oorzaak van zijn zorgelijke gedrag en de oplossing daarvoor. Bovendien is de motivatie van verdachte voor behandeling gering. Een klinische fase met behandeling in een gedwongen kader is daarom aangewezen en de mogelijkheid tot onttrekking aan toezicht en zorg in een klinisch kader wordt significant kleiner geacht dan binnen een ambulant kader. De deskundigen zien voor wat betreft de oplegging van een straf of maatregel twee mogelijke opties.
Een eerste optie is een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Verdachte kan met deze maatregel na de gevangenisstraf in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. De deskundigen merken daarbij op dat zonder oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel het advies van een (deels) voorwaardelijke straf wegvalt, nu het niet wenselijk is dat verdachte bij het niet meewerken aan voorwaarden na het uitzitten van zijn straf weer zonder voorwaarden in vrijheid wordt gesteld.
Een tweede optie die door de deskundigen wordt voorgesteld, is de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden. De verwachting is dat met een dergelijke maatregel het recidiverisico naar een meer aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Ook sluit het langer durend klinisch behandelkader aan bij wat nodig wordt bevonden voor verdachte. Bij het niet naleven van de afspraken kan de tbs-maatregel met voorwaarden worden omgezet naar een tbs-maatregel met dwangverpleging. De deskundigen geven aan dat deze wetenschap voor verdachte een motiverend kader kan bieden, alsmede een forse stok achter de deur om zich aan de voorwaarden te houden. Het direct opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt door de deskundigen op dit moment niet passend noch nodig geacht.
Ter zitting hebben de psycholoog en psychiater hun advies ten aanzien van de toerekenbaarheid van verdachte bevestigd. Ten aanzien van hun advies over de op te leggen straf of maatregel, hebben zij benadrukt dat zij met hun advies in beginsel geen voorkeur uitspreken voor een van beide opties. Mocht de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet mogelijk zijn, dan geven de psycholoog en psychiater de voorkeur aan een tbs-maatregel met voorwaarden.
De rechtbank heeft verder nog acht geslagen op het reclasseringsadvies van reclasseringswerkers [naam 1] en [naam 2] van 1 juli 2024. De reclassering schat het risico op algemene en geweldsrecidive in als hoog. Er is bij verdachte geen sprake van een relatief stabiele leefsituatie. Verdachte is bekend met middelenproblematiek en er is sprake van een licht verstandelijke beperking. Verder geeft de reclassering aan dat het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Eerdere hulpverlening is niet van de grond gekomen en betrokkene lijkt de mate van zijn problematiek onvoldoende te overzien. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf in combinatie met een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht, opname in een zorginstelling en aansluitend daarop ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Daarnaast adviseert zij een alcohol- en drugsverbod, het meewerken aan het vinden van een dagbesteding en een locatieverbod. Geadviseerd wordt deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering is van mening dat deze interventies, anders dan een tbs-maatregel met voorwaarden, proportioneel zijn gezien het delictverleden van verdachte en het feit dat een forensische klinische opname nog niet eerder aan hem is opgelegd.
Ter zitting hebben de reclasseringswerkers daaraan toegevoegd dat zij zich achter de conclusie van de deskundigen van het NIFP scharen. Er is reeds een plaatsingsverzoek ingediend bij [kliniek] in [plaats 3] . Deze kliniek kan een langdurige klinische behandeling bieden in zowel een tbs-kader als een kader met bijzondere voorwaarden. Bovendien is deze kliniek geschikt voor mensen met een licht verstandelijke beperking. De reclasseringswerkers hebben aangevoerd dat er nog geen plaatsingsdatum bekend is, maar dat in het geval van een wachttijd spoedplaatsing in een overbruggingskliniek mogelijk is. De ervaring leert dat een dergelijke spoedplaatsing veelal binnen vier weken plaats kan vinden. Ten aanzien van de voorwaarde klinische opname zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport voeren zij aan dat opname van een jaar of zoveel korter dan noodzakelijk wordt geacht, niet toereikend is.
Straf of maatregel
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid over en stelt vast dat de bewezenverklaarde bedreiging met een terroristisch misdrijf in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Ten aanzien van de op te leggen straf of maatregel overweegt de rechtbank als volgt. Uit de rapportages van de deskundigen en hetgeen zij ter zitting hebben toegelicht, is naar voren gekomen dat alle deskundigen een behandeling met klinische opname gedurende een langere tijd en aanvullende voorwaarden noodzakelijk vinden. Zij geven aan dat een tbs-maatregel met dwang op dit moment nog niet aan de orde is.
Naleving van de voorgestelde voorwaarden kan in twee vormen worden gegoten, namelijk de tbs-maatregel met voorwaarden of bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Verdachte krijgt in beide gevallen de kans om de voorwaarden vrijwillig na te komen.
De deskundigen geven aan dat verdachtes motivatie voor behandeling gering is. Hij heeft zich daarover wisselend geuit en lijkt vooral gericht te zijn op het verkrijgen van meer vrijheid. Het is daarom van belang dat er een flinke stok achter de deur staat in de vorm van een strikt kader.
De rechtbank begrijpt om deze reden de eis van de officier van justitie goed. Immers, een tbs-maatregel met voorwaarden is onder de huidige omstandigheden het meest strikte kader voor verdachte. De rechtbank begrijpt tegelijkertijd ook het verweer van de verdediging, met name het beroep op de nog relatief jonge leeftijd van verdachte en het nog niet eerder opgelegd hebben gekregen van bijzondere voorwaarden.
Na uitvoerig beraad heeft de rechtbank beslist om over te gaan tot oplegging van een flinke gevangenisstraf waarvan een substantieel deel in voorwaardelijke zin wordt opgelegd. De rechtbank acht daarbij met name van belang dat verdachte niet eerder bijzondere voorwaarden in een forensisch kader opgelegd heeft gekregen. De vroegtijdig stopgezette hulpverleningstrajecten kenden geen sancties bij niet naleven. Bij het onvoorwaardelijk op te leggen deel houdt de rechtbank rekening met het feit dat er tot op heden nog geen datum bekend is waarop verdachte kan worden opgenomen in de kliniek.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daaraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geformuleerd, met dien verstande dat de klinische opname maximaal twee jaar zal duren in plaats van maximaal één jaar. Daarnaast wordt het locatieverbod nader gespecificeerd, in die zin dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet in de [straat 1] , de [straat 2] , de [straat 3] en [straat 4] te [plaats 2] zal begeven, de straten gelegen direct rondom [basisschool 1] . Verdachte krijgt met deze straf een kans om buiten een tbs-kader te laten zien dat hij in staat is te voldoen aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank acht daarbij een langere proeftijd aangewezen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden is gelet op het bepaalde in artikel 14e Sr alleen mogelijk indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bedreiging (in dit geval met een terroristisch misdrijf) kan niet zonder meer als een zodanig misdrijf worden aangemerkt. In dit geval is verdachte echter daadwerkelijk een school binnengegaan en heeft hij geroepen dat hij een bom bij zich droeg en iedereen ging vermoorden.
Gelet op de wijze waarop deze bedreiging is gepleegd, in combinatie met de bij verdachte vastgestelde persoonlijkheidsproblematiek en het oordeel van de deskundigen dat de kans op gewelddadige recidive hoog is als verdachte niet wordt behandeld, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht op grond van art. 14e Sr, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De deskundigen hebben geadviseerd een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat het voorkomen van recidive in deze zaak van groot belang is. Hieraan kan de oplegging van een dergelijke maatregel bijdragen. Deze maatregel houdt in dat verdachte zich indien nodig na de gevangenisstraf aan gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan nu aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd wegens het plegen van een terroristisch misdrijf. Ook na afloop van de gevangenisstraf kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan, zeker nu de deskundigen stellen dat een langdurige behandeling noodzakelijk is. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.