ECLI:NL:RBZWB:2024:4992

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
02-098952-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Medeplegen grootschalige helpdeskfraude, diefstal met valse sleutel en gewoontewitwassen.

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting, diefstal met valse sleutel en gewoontewitwassen. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost te Roermond, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Çiçek. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij grootschalige bankhelpdeskfraude, waarbij slachtoffers werden opgelicht door zich voor te doen als bankmedewerkers of als familieleden in nood. De verdachte heeft in totaal 188.784,54 euro witgewassen, verkregen uit deze oplichtingen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van oplichting, diefstal met valse sleutel en gewoontewitwassen, en legde een jeugddetentie op van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de ernst van de feiten, evenals de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder [aangever 2] en [aangever 6].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-098952-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [woonadres] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid-Oost te Roermond,
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk met gesloten deuren behandeld op de zitting van 21 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 5 juli 2024.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen
Feit 1: personen heeft opgelicht met bankhelpdeskfraude dan wel door zich voor te doen als een familielid in nood;
Feit 2: geld heeft gestolen met de door oplichting verkregen bankpassen;
Feit 3: een geldbedrag van € 188.934,14 heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij kort gezegd op de diverse aangiftes, de bevindingen met betrekking tot de bankpassen en de telefoons van verdachte en de medeverdachten. Verdachte heeft bekend slechts een kleine rol als tussenpersoon te hebben gehad bij een deel van de oplichtingszaken. Uit het dossier blijkt echter een ander beeld, zodat van medeplegen van deze oplichtingen en het pinnen met de verkregen pinpassen kan worden uitgegaan. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het (gewoonte)witwassen van de bij de feiten 1 en 2 verkregen bedragen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de jonge leeftijd van verdachte die niet de rol kan hebben gehad zoals hem door de medeverdachten, waaronder een man van 30 jaar ( [medeverdachte 1] ), wordt toebedeeld. De verdediging stelt dat verdachte zelf geen oplichtingshandelingen heeft verricht en dat de schuld door [medeverdachte 1] ten onrechte in de schoenen van verdachte wordt geschoven. De aangetroffen screenshots op zijn telefoon zeggen niets, omdat onduidelijk is hoe deze op de telefoon van verdachte zijn gekomen. Daarnaast stelt de verdediging dat niet alle berichten aan verdachte kunnen worden toegedicht omdat er zoektermen op de telefoon zijn gevonden die niet passen bij een jongen van circa zestien jaar. Bij de zaken waarbij verdachte aanwezig is geweest, zoals blijkt uit de enkelbandgegevens, stelt de verdediging dat het niet verdachte kan zijn geweest die aan de deur is gekomen bij aangevers.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank bespreekt hieronder de verschillende aangiftes en de mogelijke betrokkenheid van verdachte, die hierna ook zal worden aangeduid met [verdachte] , hierbij per aangifte en per feit.
Feit 1 (medeplegen van oplichting)
Aangifte [aangever 1]
heeft aangifte gedaan van oplichting op 16 januari 2023 door middel van zogenaamde helpdeskfraude. Er is hierbij onder andere geld overgemaakt naar de bankrekening van [naam 1] . Uit de aangifte blijkt dat bij de oplichting meerdere mensen betrokken waren, waarbij niet valt vast te stellen of en zo ja welke rol verdachte bij het (verzonnen) verhaal, de oplichting zelf, heeft gehad. Wel is [verdachte] , samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , aangetroffen in een auto waarbij ook meerdere bankpassen zijn aangetroffen. Een van de bankpassen was van [naam 1] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een afbeelding aangetroffen met daarop de gegevens van de bankrekening van [naam 1] . Deze afbeeldingen dateren van 16 januari 2023, 14:23 en 14:55, zeer kort na de oplichting van [aangever 1] . Daarnaast zijn er camerabeelden waarbij te zien is dat [medeverdachte 1] , in een rode bodywarmer, geld pint van de rekening van [naam 1] bij de Funtastic in Middelburg. [medeverdachte 1] heeft zichzelf hierbij herkend en hij heeft verklaard dat hij die dag een pintransactie heeft gedaan bij de Funtastic en dat [verdachte] hier bij was. Het is duidelijk dat [medeverdachte 1] snel moest handelen, omdat de bankpas/de rekening anders geblokkeerd zou worden. Nu [medeverdachte 1] zo direct volgend op de telefonische oplichting van [aangever 1] , de bankgegevens van [naam 1] op zijn telefoon beschikbaar had en van de rekening van [naam 1] heeft gepind waar [verdachte] bij was, gaat de rechtbank uit van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 2]
heeft aangifte gedaan van oplichting op 13 januari 2023 door middel van bankhelpdeskfraude. Er is hierbij onder andere geld overgemaakt naar [naam 2] , waarna vervolgens weer geld is overgemaakt naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een afbeelding aangetroffen van 13 januari 2023 21:02:34, doorgestuurd door [verdachte] , met hierop een rekeningoverzicht van [naam 2] . Hierop is te zien dat er geld van [bedrijf] (het bedrijf van [aangever 2] ) is gestort en vervolgens naar [medeverdachte 2] is overgemaakt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] betrokken waren bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 3]
Door [aangever 3] is aangifte gedaan van bankhelpdeskoplichting op 24 december 2022. Er is onder andere geld overgemaakt naar de rekening van [naam 3] . In de telefoon van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] is een afbeelding aangetroffen met hierop een afschrift van deze betaling, verstuurd door [medeverdachte 1] aan [verdachte] , samen met een bon van een mislukte betaling. Deze afbeeldingen dateren van 24 december 2022 21:02:21, zeer kort na de oplichting. Dat maakt dat de rechtbank ook hier uitgaat van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de oplichting.
Aangifte [aangever 4]
heeft aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 3 januari 2023. Er is onder andere geld overgemaakt naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn afbeeldingen gevonden van het rekeningoverzicht van [medeverdachte 2] waarop deze transacties te zien zijn. Er is vervolgens geld opgenomen op 3 januari 2023 tussen 20:02:57 en 21:28:19 uur. De locatiedata van de telefoon van [verdachte] betroffen coördinaten zeer dichtbij de pinautomaat. De rechtbank gaat er gelet hierop van uit dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij de oplichting van [aangever 4] .
Aangifte [aangever 5]
Op 6 januari 2023 klikte [aangever 5] op een link in een mail die eruit zag alsof deze van de Kamer van Koophandel was. Op 9 januari 2023 werd [aangever 5] door misleidende en onjuiste informatie bewogen om Anydesk te downloaden en om geldbedragen over te maken, onder andere naar een rekeningnummer op naam van [naam 4] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn afbeeldingen aangetroffen van deze transactie. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de kans bestaat dat hij gepind heeft in die zaak. [naam 4] heeft verklaard dat iemand genaamd [voornaam verdachte] hem had benaderd om zijn rekening ter beschikking te stellen. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] ’s voornaam [voornaam verdachte] is. Er is gepind op 9 januari 2023 vanaf de rekening van [naam 4] . Uit de locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] blijkt dat hij op die dag en op dat tijdstip zeer dichtbij de pinautomaat is geweest.
Gelet op deze bevindingen gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 6]
maakte op 10 januari 2023 in twee betalingen 3.870 euro over naar iemand die zich via WhatsApp voor had gedaan als haar dochter. Eén van de betalingen was naar het rekeningnummer van [naam 5] gegaan. In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn behalve een transactieoverzicht van de bankrekening van [naam 5] ook berichten tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die dag alleen heeft gereden, maar dat de job van iemand was die bij hem was, vermoedelijk [voornaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). Het bedrag dat naar [naam 5] is overgemaakt is dezelfde dag in vier transacties naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] overgemaakt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in die periode omging met [verdachte] en [medeverdachte 1] .
De rechtbank gaat gelet hierop ook uit van de betrokkenheid van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 7]
Op 12 januari 2023 werd [aangever 7] het slachtoffer van bankhelpdeskfraude. Via het installeren van Anydesk is er van de rekening van [aangever 7] 4.940 euro overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam 6] . Van deze rekening is vervolgens op dezelfde dag tussen 16.28 uur en 16.42 uur nog negen keer geld opgenomen bij een geldautomaat in Bergen op Zoom. Onderzoek wees uit dat de rechtspersoon [naam 6] aan [naam 5] toebehoorde. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij waarschijnlijk een filmpje heeft gemaakt van hoe [naam 5] bankrekening werd gebruikt voor deze transacties. Hij heeft ook verklaard dat hij die dag heeft gereden naar de pinautomaat en samen met [verdachte] was.
De locatiegegevens van [verdachte] ’s telefoon wijzen aan dat zijn telefoon op 12 januari 2023 tussen 16:38:58 en 16:44:58 nabij de pinautomaat in Bergen op Zoom was waar negen keer was gepind.
De rechtbank gaat, gelet hierop, ook hier uit van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de oplichting.
Aangifte [aangever 8]
Aangeefster [aangever 8] heeft aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 12 december 2022. Er is 1.500 euro overgemaakt van haar zakelijke rekening naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] . In de telefoon van [medeverdachte 1] is een afbeelding aangetroffen van deze transactie. De afbeelding is dezelfde dag verzonden door [verdachte] , zo blijkt uit diens telefoon. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze klus is geklaard door [verdachte] en dat de foto naar hem is gestuurd om te laten zien dat het gelukt is. [verdachte] heeft verklaard dat hij alleen het bericht heeft verstuurd. Uit de locatiegegevens van zijn telefoon blijkt dat [verdachte] aanwezig was toen er geld werd gepind van de rekening op naam van [medeverdachte 2] .
De rechtbank gaat daarom uit van betrokkenheid van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 9]
Op 4 januari 2023 zijn door middel van bankhelpdeskfraude zes bankpassen en sieraden weggenomen en is onder andere 4.950 euro overgemaakt van de rekening van [aangever 9] naar de bankrekening op naam van [naam 7] .
[naam 7] heeft verklaard dat hij zijn bankpas had afgegeven aan een Syrische jongen uit [plaats 1] met een enkelband. Van [verdachte] is bekend dat hij van Syrische afkomst en woonachtig in [plaats 1] is en dat hij in die periode een enkelband droeg. Op een bankafschrift van [naam 7] is een boeking te zien op naam van [naam 4] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] en van [verdachte] zijn afbeeldingen gevonden van het rekeningoverzicht van [naam 7] . [verdachte] heeft de afbeeldingen per Snapchat doorgestuurd. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat [verdachte] heeft bemiddeld in die zaak en dat hijzelf gevraagd heeft om dat (de rechtbank begrijpt: via Snapchat) aan te tonen.
Met de andere bankpas van de rekening van [naam 7] is 500 euro gepind bij de geldautomaat aan Markt 63 in Middelburg. De locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] zijn dan nabij de pinautomaat in Middelburg. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat het kan dat hij gepind heeft die dag.
Op 16 januari 2023 wordt in een chatgroep “Haal” gezegd dat er ook naar [voornaam medeverdachte 1] kan worden gevraagd en dat hij actief is voor ‘ophaals’, waarop [gebruikersnaam] , de gebruikersnaam van [medeverdachte 1] heeft gestuurd: “maar ophaals beter netjes”en “vanaf 10.00 uur fit en dan klaren we het georganiseerd.” Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van betrokkenheid van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] .
Aangifte [aangever 10]
Op 15 oktober 2022 is de bankpas van [aangever 10] opgehaald omdat aangever dacht dat er contact was met de helpdesk van de bank. Er is vervolgens 980 euro bij een geldautomaat in Oost-Souburg en 2.450 euro bij het casino in Vlissingen gepind van de rekening van [aangever 10] . De beelden van de pinhandelingen zijn door de politie bekeken en daarbij is [verdachte] herkend als de pinner. De rechtbank gaat daarom uit van de betrokkenheid van [verdachte] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 11]
Aangever [naam 8] heeft namens haar moeder [aangever 11] aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 18 maart 2023. [aangever 11] heeft haar bankpas met pincode afgegeven aan de man die aan de deur kwam. Daarnaast heeft [aangever 11] ook sieraden meegegeven aan de man. Kort na het vertrek van de man is er eenmaal 500 bij een geldautomaat aan de [straat] in [plaats 4] en twee keer 200 euro gepind bij de Funtastic Casino in [plaats 4] van de rekening van [aangever 11] . De beelden van het pinnen van 500 euro aan de [straat] in [plaats 4] zijn bekeken en daarbij is [verdachte] herkend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Bij het pinnen bij het casino is door de medewerker de Funtastic aangegeven dat zij 400 euro heeft gepind voor een jongeman. Op de beelden is [naam 9] herkend door verbalisant [verbalisant 3] . [naam 9] heeft verklaard dat hij voor [verdachte] , een Syrische jongen uit [plaats 1] , geld heeft laten pinnen door de medewerker van de Funtastic. [verdachte] gaf hem de pinpas en de pincode. [naam 9] weet dat [verdachte] een enkelband draagt wegens elektronisch toezicht. Uit de enkelbandgegevens bleek [verdachte] op 18 maart 2022 bij casino Funtastic in [plaats 4] te zijn geweest. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [verdachte] betrokken was bij de oplichting van [aangever 11] .
Aangifte [aangever 12]
heeft aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 1 mei 2023 bij zijn vakantiehuis in [plaats 2] . Hij heeft zijn bankpas ingeleverd en 1900 euro overgemaakt naar de rekening van [naam 10] . In de loop van 1 mei en 2 mei 2023 is in verschillende bedragen in totaal 8.500 euro van de rekening van [aangever 12] gepind van pinautomaten in Veere, Vlissingen, Beek en Donk en in Middelburg. Uit de gegevens van de enkelband van [verdachte] blijkt dat hij op 1 mei 2023 rond de tijd van de oplichting in [plaats 2] was, zich vervolgens verplaatste naar Veere en naar Vlissingen, bij de locaties en ten tijde van het pinnen aldaar. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [verdachte] ook bij deze oplichting betrokken was.
Aangifte [aangever 13]
Door [naam 11] is aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 25 april 2023 van zijn moeder [aangever 13] . Twee mannen zijn aan de deur gekomen bij [aangever 13] aan de [adres 2] in [plaats 3] en hebben de bankpas en pincode van [aangever 13] meegenomen. Kort erna is tweemaal 500 euro gepind van de rekening bij een geldautomaat, eveneens in [plaats 3] Uit de enkelbandgegevens van [verdachte] bleek dat zijn enkelband op 25 april 2023 aanstraalde aan de [adres 2] in [plaats 3] en vervolgens in de buurt van de geldautomaat in [plaats 3] De rechtbank gaat er daarom van uit dat [verdachte] ook bij deze oplichting betrokken was.
Medeplegen van oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is het door aanwending van een of meer oplichtingsmiddelen een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de oplichtingsmiddelen als genoemd in artikel 326 lid 1 Sr dan wel een combinatie daarvan.
Het behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen betoog dat de hiervoor genoemde aangevers door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot het beschikbaar stellen van hun gegevens en bankpassen, die vervolgens zijn gebruikt om toegang te krijgen tot de geldbedragen op hun bankrekeningen. Het behoeft evenmin betoog dat is gehandeld met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
De rechtbank heeft bij de hiervoor opgenomen verschillende aangiften van oplichting de betrokkenheid van verdachte aangenomen. [verdachte] heeft vooral gezwegen over zijn rol dan wel zijn rol bij deze verschillende oplichtingszaken ontkend of gebagatelliseerd.
Bij deze vorm van oplichting gaat de rechtbank ervan uit dat er een zekere vorm van organisatie noodzakelijk is waarbij verschillende mensen betrokken zijn en eenieder een bepaalde rol vervult. De in het kader van deze oplichting te verrichten handelingen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. Het bellen en op andere wijze communiceren met de slachtoffers, het laten installeren van software, het ophalen van bankpassen, zijn handelingen die planning en afstemming vereisen. Dat geldt ook voor het kunnen beschikken over bankrekeningen en bankpassen van moneymules en het klaar hebben staan van mensen die met die bankpassen geldbedragen gaan opnemen. Vanaf het moment dat er contact wordt gelegd met de slachtoffers, is snelheid geboden. De daaropvolgende handelingen, te weten het toegang krijgen tot de bankrekeningen, het overboeken van geldbedragen van hun rekening naar de bankrekeningen van moneymules en het met de bankpassen opnemen van de overgeboekte geldbedragen (en/of zorgen dat anderen dat doen), moeten immers worden verricht voordat de frauduleuze overboekingen worden ontdekt en de betreffende geldbedragen kunnen worden teruggestort en/of de betreffende bankrekeningen kunnen worden geblokkeerd. Er is geen bewijs dat [verdachte] de oplichtingshandelingen bij de aangevers zelf heeft verricht. Hij was vermoedelijk niet degene die de aangevers belde of de bankpas met pincode ophaalde aan de deur of de WhatsAppberichten verstuurde als zijnde een kind van de aangevers. De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of [verdachte] niettemin, als medepleger, bij deze oplichtingen betrokken was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] had direct na het overmaken van de geldbedragen op de rekening van de moneymules een cruciale rol door ervoor te zorgen dat het geld ook daadwerkelijk in handen kwam van dit team van oplichters. Daarvoor beschikte hij over een aantal bankpassen en gegevens van moneymules. Hij legde contact met mensen die op deze wijze aangevers geld afhandig hadden gemaakt en met de mensen die hiervoor hun bankrekening beschikbaar stelden.
In een periode van ruim een jaar hield [verdachte] zich samen met anderen bezig met snel en meedogenloos geld aftroggelen van soms kwetsbare en oudere slachtoffers en trok hij veelvuldig op met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zo hebben zij meerdere dagen samen opgetrokken, waarbij zij verbleven op een door verdachte gehuurde hotelkamer. Dat er niet steeds dezelfde modus operandi bij de oplichtingen kan worden vastgesteld, acht de rechtbank niet vreemd nu het steeds wisselende mensen betrof die zich op verschillende wijzen bezig hielden met oplichting. De rol van [verdachte] was ook steeds wisselend, de ene keer was hij degene met de moneymulegegevens, een andere keer was hij de bemiddelaar en/of ging hij zelf pinnen. Zijn rol was echter steeds cruciaal voor het daadwerkelijk in handen krijgen van het geld. Hij wist dat het geld door middel van oplichtingen waren verkregen en hij wist dat er snel moest worden gehandeld om het geld te verzilveren. Daaruit volgt dat hij niet alleen nauw overleg moet hebben gehad met de medeverdachte(n) aangaande de planning van de oplichtingen, maar ook dat hij daaraan voorafgaand en daarna handelingen heeft verricht die verder reikten dan het enkel behulpzaam zijn bij de uitvoering en die te herleiden zijn tot een vooropgesteld gezamenlijk plan. Dat hij mogelijk niet precies wist welke oplichtingshandelingen per aangever zijn aangewend, maakt dat niet anders. Er is aldus sprake geweest van een hechte en intense samenwerking en betrokkenheid tussen [verdachte] en de medeverdachte(n). De rechtbank leidt uit de genoemde redengevende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, daarom af dat bij de oplichtingen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen diverse personen die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waaraan [verdachte] een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
Sieraden (aangifte [aangever 9] en aangifte [aangever 11] ) en telefoon (aangifte [aangever 11] )
Dat verdachte ook opzet had op het bewegen van aangevers [aangever 9] en [aangever 11] tot het afstaan van sieraden en aangever [aangever 11] tot het afstaan van een telefoon, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld, zodat verdachte van deze onderdelen zal worden vrijgesproken.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichtingen
Feit 2 (medeplegen van pinnen met een valse sleutel (door oplichting verkregen pinpas met pincode)
Aangifte [aangever 3]
Uit de aangifte van [aangever 3] is gebleken dat er op 24 december 2022 is gepind met de door oplichting verkregen pinpas van [aangever 3] in Akersloot en Castricum. De bankpas was tussen 18.15 uur en 23.30 uur verkregen. Uit het dossier is gebleken dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] op 24 december 2022 in Goes waren. Een afbeelding van een mislukte betaling via Payplaza in Goes is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] en de coördinaten van de locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] waren op 24 december 2022 tussen 19:49:59 en 20:17:59 in Goes. Verdachte [naam 12] is door de politie Alkmaar herkend op de beelden van een pintransactie bij Jack’s Casino in Akersloot.
Er is geen verband gevonden tussen [naam 12] en de verdachte(n). Nu verdachte(n) niet tegelijk in Goes en in Akersloot dan wel Castricum kan/kunnen zijn geweest en ook niet kort erna, zal de rechtbank [verdachte] van dit onderdeel vrijspreken.
Aangifte [aangever 10]
Zoals reeds hierboven bij feit 1 is overwogen, is op 15 oktober 2022 met de door oplichting verkregen bankpas van [aangever 10] 980 euro opgenomen bij een geldautomaat in Oost-Souburg en 2.450 euro bij het casino in Vlissingen gepind. [verdachte] is op de beelden van de pinhandelingen herkend. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 12]
Hiervoor is reeds overwogen dat met de op 1 mei 2023 van aangever [aangever 12] verkregen bankpas en pincode in de loop van 1 mei en 2 mei 2023 in totaal 8.500 euro van de rekening van [aangever 12] is gepind bij pinautomaten in Veere, Vlissingen, Beek en Donk en in Middelburg. Uit de gegevens van de enkelband van [verdachte] blijkt dat hij zich op 1 mei 2023 rond de tijd van het pinnen in Veere en in Vlissingen, bij de locaties nabij de pinautomaten bevond. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 11]
De rechtbank verwijst naar haar overweging bij feit 1 waaruit blijkt dat [verdachte] op 18 maart 2022 aanwezig is geweest bij en opdracht heeft gegeven tot het pinnen bij de Funtastic in Goes met de betaalpas en pincode van [aangever 11] . Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 13]
De rechtbank verwijst ook hier naar haar overweging bij feit 1 waaruit blijkt dat [verdachte] op 25 april 2023 gelokaliseerd kan worden bij het tweemaal pinnen van 500 euro van de rekening van [aangever 13] bij een geldautomaat in [plaats 3] Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 9]
Met de door oplichting verkregen bankpas en pincode van aangever [aangever 9] is op 4 januari 2022 zes keer gepind. Zoals hiervoor bij feit 1 is overwogen, kan weliswaar vastgesteld worden dat [medeverdachte 1] heeft gepind die dag en dat [naam 7] heeft verklaard dat het kan dat hij gepind heeft die dag in Middelburg voor een Syrische jongen met een enkelband. De locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] zijn dan nabij de pinautomaat in Middelburg. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er door de verdachte(n) ook gepind is met de bankpassen van [aangever 9] . De rechtbank zal daarom [verdachte] van dit onderdeel vrijspreken.
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, met de door oplichting verkregen pinpassen van [aangever 10] , [aangever 12] , [aangever 11] en [aangever 13] geld heeft opgenomen.
Feit 3 witwassen
Afkomstig uit misdrijf en wetenschap
De rechtbank overweegt dat voor witwassen moet kunnen worden bewezen dat het bedrag uit enig misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] dit wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Uit de hiervoor opgenomen bewijsoverwegingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is, te weten de oplichting van de aangevers door middel van zogenaamde bankhelpdeskfraude of vriend-in-nood-WhatsAppfraude. Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat [verdachte] wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was.
Medeplegen
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde oplichtingen heeft medegepleegd. De rechtbank houdt hem dan ook (mede) verantwoordelijk voor de afhandig gemaakte geldbedragen.
Bedrag
De rechtbank stelt op basis van de dertien aangiftes vast dat er een bedrag van 188.784,54 euro door de verschillende vormen van oplichting is verkregen en naar [verdachte] en de medeplegers te gegaan. De rechtbank zal dan ook van dit bedrag uitgaan.
Gewoontewitwassen
Nu het een dermate hoog bedrag betreft, met dertien slachtoffers en een pleegperiode van ruim een jaar, zal de rechtbank bewezen verklaren dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
Conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag van 188.784,54 euro.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 12 februari 2022 tot en met 2 mei 2023 te Almelo, Lomm, Castricum, Meerstad, Delfgauw, ’s-Gravenhage, Echt, Oost-Souburg, Ede, Goes, [plaats 2] , [plaats 3] en/of Nijkerk, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangever 1] ,
- [aangever 2] ,
- [aangever 3] ,
- [aangever 4] ,
- [aangever 5] ,
- [aangever 6] ,
- [aangever 7] ,
- [aangever 1] ,
- [aangever 8] ,
- [aangever 11] ,
- [aangever 12] ,
- [aangever 12] en
- [aangever 9] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- geld,
- een of meer bankpassen,
- een of meer pincodes,
- een of meer telefoons
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van een bank/financiële instelling,
- mede te delen dat
o een bankrekening gehackt zou zijn,
o er een storing zou zijn,
o er een (grote) geld overboeking zou gaan plaatsvinden, er getracht is geld van een bankrekening te halen en/of er frauduleuze handelingen met een bankrekening
waren gepleegd, dan wel op het punt stonden te gebeuren,
o het programma Anydesk en/of Teamviewer op de computer geïnstalleerd diende te worden en/of er enige handelingen op de computer diende uitgevoerd te worden,
o er testoverboekingen gedaan zouden moeten worden,
o de bank de bankpas en de bijbehorende pincode nodig had
en/of
o de bankpas en/of de bijbehorende pincode aan de bankmedewerker, welke aan de deur stond en/of spoedig zou langskomen, afgegeven diende te worden,
- het in ontvangst nemen en/of meenemen van bankpassen en/of pincodes,
- zich telefonisch en/of via WhatsApp te presenteren onder een valse naam en/of zich voor te doen als familielid en/of aan te geven dat dat familielid een spoedeisend financieel probleem had en/of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren,
- te verzoeken om per omgaande een of meer rekeningen te betalen en/of een of meer bankrekeningnummers door te geven waarop geld zou kunnen
worden gestort en/of (nadere) instructies te geven om geld over te maken naar een of meer bankrekeningnummers en/of
- aan te geven dat adresgegevens bekend waren geworden bij mogelijke inbrekers en dat het verstandig zou zijn waardevolle goederen, zoals sieraden, af te geven aan een medewerker van de bank/financiële instelling die aan de deur zou staan;
2
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2022 tot en met 2 mei 2023 te Oost-Souburg, Goes, Veere, Vlissingen, Middelburg en/of ‘s-Gravenpolder, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geld, dat aan
- [aangever 10] ,
- [aangever 11] ,
- [aangever 12] en
- [aangever 13]
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes;
3
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2022 tot en met 2 mei 2023 te Almelo, Lomm, Castricum, Meerstad, Delfgauw, ’s-Gravenhage, Echt, Oost-Souburg, Ede, Goes, [plaats 2] , [plaats 3] , Nijkerk, Akersloot, Amsterdam, Veere, Vlissingen en/of Middelburg, tezamen en in vereniging met anderen, 188.784,54 euro, - heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat er geen onvoorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. Deze feiten dateren van een andere levensfase van verdachte. Hij heeft inmiddels het verslavingsprogramma bij Yes We Can gevolgd en er is een duidelijke stijgende lijn hierna waargenomen. Verdachte zit nu vast uit anderen hoofde, in volwassenen voorarrest en het is louter overleven. Als verdachte vrijkomt, moet hij zo snel mogelijk kunnen gaan werken aan zijn leven, aan een opleiding en werkervaring opdoen. De verdediging stelt dat wel een werkstraf kan worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van dertien personen, waarvan een deel ook op leeftijd en kwetsbaar was, binnen een tijdsbestek van een ruim jaar. Verdachte en zijn mededaders hebben aangevers op slinkse wijze een in totaal groot geldbedrag afhandig gemaakt. Sommige slachtoffers hebben ook flinke schade geleden. Zij voelden zich soms schuldig en naïef doordat ze in de trucjes zijn getrapt en een aantal slachtoffers waren na de oplichting een tijdlang afhankelijk van anderen. Er was voor de oplichting een organisatie nodig en - zoals verdachte uiteindelijk zelf ook heeft aangegeven - hij had hierin een aandeel. Verdachte heeft aanvankelijk gezwegen en vervolgens zijn rol gebagatelliseerd. Hij heeft zodoende nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor zijn cruciale aandeel. Op het plegen van dergelijke strafbare feiten staat doorgaans forse onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals ook door de officier van justitie is geëist.
De diefstal met de bij de oplichting verkregen pinpassen is in samenloop gegaan met de oplichtingsda(a)d(en). Het (gewoonte)witwassen is een voortgezette handeling hiervan. De rechtbank zal hiermee rekening houden in de strafmaat.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport opgesteld op 24 juni 2024. Hierin is geconcludeerd dat er ondanks intensieve begeleiding en diverse interventies opnieuw een verdenking is van het plegen van vergelijkbare strafbare feiten. Verdachte stelt zich onbegeleidbaar op en toont weinig motivatie om mee te werken aan zijn rehabilitatie. Verdachte is zijn plek bij het jongerenhuis van Juvent kwijt, omdat hij zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Hij heeft geen zinvolle daginvulling gevonden tijdens zijn verblijf daar en heeft zichzelf of anderen in gevaar gebracht. In het onderzoek wordt niet precies duidelijk hoe hij dit gedaan heeft. Deze zorgen blijven van toepassing. Er zijn ook zorgen om verdachtes mentale gezondheid tijdens zijn verblijf in detentie. Er wordt gezien dat hij zich afzondert en eenzaam oogt. Ook is er sprake geweest van een onveilige situatie met een kamergenoot en zou hij kwetsbaar zijn ten aanzien van de groep, dit gezien zijn leeftijd en intellectuele vermogens. De Raad geeft in het rapport aan dat als zijn aandeel in de onderhavige verdenkingen groter zijn dan hij deed voorkomen, er ook zorgen zijn over de gewetensontwikkeling van verdachte. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met de maximale proeftijd, onder de algemene voorwaarden en daarnaast bijzondere voorwaarden waaronder dagbesteding en meewerken aan hulpverlening, ook als dit plaatsing in begeleide woonvorm inhoudt.
Ter zitting is de Raad bij dit advies gebleven, al wordt door zijn vertegenwoordiger wel aangegeven dat het een laatste kans betreft, mede ingegeven doordat verdachte wel gemotiveerd bleek voor Yes We Can. Er is nog meer hulpverlening nodig, zodat hij kan laten zien dat wat hij bij Yes We Can heeft geleerd, kan inzetten. Het loslaten zonder vorm van toezicht, acht de Raad niet wenselijk. De Raad kan zich eventueel vinden in een overdracht van begeleiding van de jeugdreclassering door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS), maar adviseert geen overdacht naar de volwassenreclassering.
De jeugdreclassering heeft op 7 juni 2024 per e-mail aan de Raad laten weten dat het gebrek aan medewerking en motivatie maakt dat het voor verdachte zeer moeilijk is om positieve veranderingen te realiseren binnen het kader van de jeugdhulpverlening. Gelet op de ernst van de situatie en de beperkte effectiviteit van de jeugdhulpverlening in verdachtes geval tezamen met de leeftijd van verdachte, zijn recidivegedrag en de ineffectiviteit van eerdere
jeugdhulpinterventies, adviseert de jeugdreclassering om het toezicht en de begeleiding over
te dragen aan de volwassenreclassering. Dit biedt naar de mening van de jeugdreclassering de beste kans op een positieve verandering in verdachtes gedrag en voorkomt verdere
strafrechtelijke escalatie. Verdachte heeft een licht verstandelijke tot gemiddelde
intelligentie, gecombineerd met een dysharmonisch intelligentieprofiel waarbij hij verbaal sterker is dan performaal, kan verklaren waarom hij vaak overvraagd wordt en moeite heeft om aan de verwachtingen te voldoen. Dit speelt zeker een rol in zijn recidivegedrag en zijn problemen met de jeugdhulpverlening.
Ter zitting is daar namens de jeugdreclassering aan toegevoegd dat zij zich niet kan vinden in het voorwaardelijk strafadvies van de Raad. Verdachte heeft immers consistent geweigerd mee te werken aan allerlei vormen van hulpverlening. Gelet op zijn huidige leeftijd en de omstandigheid dat hij nu ook al vast zit onder het volwassenenregime in een andere strafzaak met een vergelijkbare verdenking, acht de jeugdreclassering hier een overdracht naar de volwassenreclassering passend. Eventueel zou een overdracht naar de WSS kunnen worden overwogen, maar dat is minder wenselijk. Ook het opleggen van bijzondere voorwaarden acht de jeugdreclassering, gelet op de houding en motivatie van verdachte, niet aan de orde.
De rechtbank zal, gelet op het advies en de leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten, het jeugdstrafrecht toepassen.
Verdachte heeft een aanzienlijk strafblad. Zeker voor iemand van deze jonge leeftijd. Verdachte heeft deze feiten gepleegd terwijl hij in twee proeftijden liep. Verdachte is uit het voorarrest van deze feiten geschorst, maar zit thans wederom in voorarrest wegens verdenking van vergelijkbare feiten gepleegd gedurende deze schorsing. De stijgende lijn in zijn leven, zoals de verdediging stelt na het volgen van het traject bij Yes We Can, ziet de rechtbank dan ook niet. De rechtbank ziet wel een zorgelijke en verontrustende lijn. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte mild gestemd te zijn. Zoals uit het rapport van de Raad is gebleken, heeft hij zich onbegeleidbaar opgesteld, weinig motivatie getoond en is hij strafbare feiten blijven plegen ondanks dat hij al in twee proeftijden liep. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie geëiste straf. De rechtbank legt daarom twaalf maanden jeugddetentie op, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank zal het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partijen

7.1.
De benadeelde partij
[aangever 2]vordert een schadevergoeding van
€ 12.531,20 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot het bedrag van € 12.531,20 aan materiële schade. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 13 januari 2023.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2023. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.2
De benadeelde partij
[aangever 6]vordert een schadevergoeding van € 2.893,00 voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot het bedrag van € 2.893,00 aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 10 januari 2022.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2022. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
7.3.
De benadeelde partij
[aangever 9]vordert een schadevergoeding van de waarde van de weggenomen sierraden voor feit 1.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
7.4.
De benadeelde partij
[aangever 11]vordert een schadevergoeding van € 6.203,91 voor de feiten 1 en 2, waarvan € 5.403,92 materieel en € 800,-- immaterieel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Verdachte zal echter worden vrijgesproken van het onderdeel waaruit de schade ten aanzien van de sieraden zou zijn ontstaan, zodat de benadeelde partij voor dit onderdeel niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Ten aanzien van de reiskosten ter waarde van € 98,67 ziet de rechtbank wel aanleiding tot toewijzing.
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 18 maart 2022.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 598,67, waarvan € 98,67 materiële schade en € 500,00 immateriële schade. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering. Daarnaast zal de rechtbank de gevraagde proceskosten voor het bijwonen van de zitting toewijzen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2022. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 56, 57, 63, 77a, 77g, 77i van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3:medeplegen van gewoontewitwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. Telefoontoestel (Omschrijving: PL2000-2023019305-G2551242, Wit, merk: Apple)
Benadeelde partijen
[aangever 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 12.531,20 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] (feit 1), € 12.531,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 13 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] van € 2.893,00 aan materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2022;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6] (feit 1), € 2.893,00 te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2022;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[aangever 9]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangever 9] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
[aangever 11]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 11] van € 598,67 waarvan
€ 98,67 aan materiële schade en € 500 aan immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2022;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 104,94;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 11] (feiten 1 en 2), € 598,67 te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2022;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 (nul) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Toekoen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.H. Nomes, en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2024.
Mr. Toekoen en mr. Joosen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.