4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank bespreekt hieronder de verschillende aangiftes en de mogelijke betrokkenheid van verdachte, die hierna ook zal worden aangeduid met [verdachte] , hierbij per aangifte en per feit.
Feit 1 (medeplegen van oplichting)
Aangifte [aangever 1]
heeft aangifte gedaan van oplichting op 16 januari 2023 door middel van zogenaamde helpdeskfraude. Er is hierbij onder andere geld overgemaakt naar de bankrekening van [naam 1] . Uit de aangifte blijkt dat bij de oplichting meerdere mensen betrokken waren, waarbij niet valt vast te stellen of en zo ja welke rol verdachte bij het (verzonnen) verhaal, de oplichting zelf, heeft gehad. Wel is [verdachte] , samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , aangetroffen in een auto waarbij ook meerdere bankpassen zijn aangetroffen. Een van de bankpassen was van [naam 1] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een afbeelding aangetroffen met daarop de gegevens van de bankrekening van [naam 1] . Deze afbeeldingen dateren van 16 januari 2023, 14:23 en 14:55, zeer kort na de oplichting van [aangever 1] . Daarnaast zijn er camerabeelden waarbij te zien is dat [medeverdachte 1] , in een rode bodywarmer, geld pint van de rekening van [naam 1] bij de Funtastic in Middelburg. [medeverdachte 1] heeft zichzelf hierbij herkend en hij heeft verklaard dat hij die dag een pintransactie heeft gedaan bij de Funtastic en dat [verdachte] hier bij was. Het is duidelijk dat [medeverdachte 1] snel moest handelen, omdat de bankpas/de rekening anders geblokkeerd zou worden. Nu [medeverdachte 1] zo direct volgend op de telefonische oplichting van [aangever 1] , de bankgegevens van [naam 1] op zijn telefoon beschikbaar had en van de rekening van [naam 1] heeft gepind waar [verdachte] bij was, gaat de rechtbank uit van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 2]
heeft aangifte gedaan van oplichting op 13 januari 2023 door middel van bankhelpdeskfraude. Er is hierbij onder andere geld overgemaakt naar [naam 2] , waarna vervolgens weer geld is overgemaakt naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] Op de telefoon van [medeverdachte 1] is een afbeelding aangetroffen van 13 januari 2023 21:02:34, doorgestuurd door [verdachte] , met hierop een rekeningoverzicht van [naam 2] . Hierop is te zien dat er geld van [bedrijf] (het bedrijf van [aangever 2] ) is gestort en vervolgens naar [medeverdachte 2] is overgemaakt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] betrokken waren bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 3]
Door [aangever 3] is aangifte gedaan van bankhelpdeskoplichting op 24 december 2022. Er is onder andere geld overgemaakt naar de rekening van [naam 3] . In de telefoon van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] is een afbeelding aangetroffen met hierop een afschrift van deze betaling, verstuurd door [medeverdachte 1] aan [verdachte] , samen met een bon van een mislukte betaling. Deze afbeeldingen dateren van 24 december 2022 21:02:21, zeer kort na de oplichting. Dat maakt dat de rechtbank ook hier uitgaat van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de oplichting.
Aangifte [aangever 4]
heeft aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 3 januari 2023. Er is onder andere geld overgemaakt naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn afbeeldingen gevonden van het rekeningoverzicht van [medeverdachte 2] waarop deze transacties te zien zijn. Er is vervolgens geld opgenomen op 3 januari 2023 tussen 20:02:57 en 21:28:19 uur. De locatiedata van de telefoon van [verdachte] betroffen coördinaten zeer dichtbij de pinautomaat. De rechtbank gaat er gelet hierop van uit dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] betrokken waren bij de oplichting van [aangever 4] .
Aangifte [aangever 5]
Op 6 januari 2023 klikte [aangever 5] op een link in een mail die eruit zag alsof deze van de Kamer van Koophandel was. Op 9 januari 2023 werd [aangever 5] door misleidende en onjuiste informatie bewogen om Anydesk te downloaden en om geldbedragen over te maken, onder andere naar een rekeningnummer op naam van [naam 4] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn afbeeldingen aangetroffen van deze transactie. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de kans bestaat dat hij gepind heeft in die zaak. [naam 4] heeft verklaard dat iemand genaamd [voornaam verdachte] hem had benaderd om zijn rekening ter beschikking te stellen. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] ’s voornaam [voornaam verdachte] is. Er is gepind op 9 januari 2023 vanaf de rekening van [naam 4] . Uit de locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] blijkt dat hij op die dag en op dat tijdstip zeer dichtbij de pinautomaat is geweest.
Gelet op deze bevindingen gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 1] en [verdachte] betrokken zijn geweest bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 6]
maakte op 10 januari 2023 in twee betalingen 3.870 euro over naar iemand die zich via WhatsApp voor had gedaan als haar dochter. Eén van de betalingen was naar het rekeningnummer van [naam 5] gegaan. In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn behalve een transactieoverzicht van de bankrekening van [naam 5] ook berichten tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die dag alleen heeft gereden, maar dat de job van iemand was die bij hem was, vermoedelijk [voornaam verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). Het bedrag dat naar [naam 5] is overgemaakt is dezelfde dag in vier transacties naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] overgemaakt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in die periode omging met [verdachte] en [medeverdachte 1] .
De rechtbank gaat gelet hierop ook uit van de betrokkenheid van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 7]
Op 12 januari 2023 werd [aangever 7] het slachtoffer van bankhelpdeskfraude. Via het installeren van Anydesk is er van de rekening van [aangever 7] 4.940 euro overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam 6] . Van deze rekening is vervolgens op dezelfde dag tussen 16.28 uur en 16.42 uur nog negen keer geld opgenomen bij een geldautomaat in Bergen op Zoom. Onderzoek wees uit dat de rechtspersoon [naam 6] aan [naam 5] toebehoorde. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij waarschijnlijk een filmpje heeft gemaakt van hoe [naam 5] bankrekening werd gebruikt voor deze transacties. Hij heeft ook verklaard dat hij die dag heeft gereden naar de pinautomaat en samen met [verdachte] was.
De locatiegegevens van [verdachte] ’s telefoon wijzen aan dat zijn telefoon op 12 januari 2023 tussen 16:38:58 en 16:44:58 nabij de pinautomaat in Bergen op Zoom was waar negen keer was gepind.
De rechtbank gaat, gelet hierop, ook hier uit van betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de oplichting.
Aangifte [aangever 8]
Aangeefster [aangever 8] heeft aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 12 december 2022. Er is 1.500 euro overgemaakt van haar zakelijke rekening naar de rekening op naam van [medeverdachte 2] . In de telefoon van [medeverdachte 1] is een afbeelding aangetroffen van deze transactie. De afbeelding is dezelfde dag verzonden door [verdachte] , zo blijkt uit diens telefoon. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze klus is geklaard door [verdachte] en dat de foto naar hem is gestuurd om te laten zien dat het gelukt is. [verdachte] heeft verklaard dat hij alleen het bericht heeft verstuurd. Uit de locatiegegevens van zijn telefoon blijkt dat [verdachte] aanwezig was toen er geld werd gepind van de rekening op naam van [medeverdachte 2] .
De rechtbank gaat daarom uit van betrokkenheid van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 9]
Op 4 januari 2023 zijn door middel van bankhelpdeskfraude zes bankpassen en sieraden weggenomen en is onder andere 4.950 euro overgemaakt van de rekening van [aangever 9] naar de bankrekening op naam van [naam 7] .
[naam 7] heeft verklaard dat hij zijn bankpas had afgegeven aan een Syrische jongen uit [plaats 1] met een enkelband. Van [verdachte] is bekend dat hij van Syrische afkomst en woonachtig in [plaats 1] is en dat hij in die periode een enkelband droeg. Op een bankafschrift van [naam 7] is een boeking te zien op naam van [naam 4] . Op de telefoon van [medeverdachte 1] en van [verdachte] zijn afbeeldingen gevonden van het rekeningoverzicht van [naam 7] . [verdachte] heeft de afbeeldingen per Snapchat doorgestuurd. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat [verdachte] heeft bemiddeld in die zaak en dat hijzelf gevraagd heeft om dat (de rechtbank begrijpt: via Snapchat) aan te tonen.
Met de andere bankpas van de rekening van [naam 7] is 500 euro gepind bij de geldautomaat aan Markt 63 in Middelburg. De locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] zijn dan nabij de pinautomaat in Middelburg. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat het kan dat hij gepind heeft die dag.
Op 16 januari 2023 wordt in een chatgroep “Haal” gezegd dat er ook naar [voornaam medeverdachte 1] kan worden gevraagd en dat hij actief is voor ‘ophaals’, waarop [gebruikersnaam] , de gebruikersnaam van [medeverdachte 1] heeft gestuurd: “maar ophaals beter netjes”en “vanaf 10.00 uur fit en dan klaren we het georganiseerd.” Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van betrokkenheid van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] .
Aangifte [aangever 10]
Op 15 oktober 2022 is de bankpas van [aangever 10] opgehaald omdat aangever dacht dat er contact was met de helpdesk van de bank. Er is vervolgens 980 euro bij een geldautomaat in Oost-Souburg en 2.450 euro bij het casino in Vlissingen gepind van de rekening van [aangever 10] . De beelden van de pinhandelingen zijn door de politie bekeken en daarbij is [verdachte] herkend als de pinner. De rechtbank gaat daarom uit van de betrokkenheid van [verdachte] bij deze oplichting.
Aangifte [aangever 11]
Aangever [naam 8] heeft namens haar moeder [aangever 11] aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 18 maart 2023. [aangever 11] heeft haar bankpas met pincode afgegeven aan de man die aan de deur kwam. Daarnaast heeft [aangever 11] ook sieraden meegegeven aan de man. Kort na het vertrek van de man is er eenmaal 500 bij een geldautomaat aan de [straat] in [plaats 4] en twee keer 200 euro gepind bij de Funtastic Casino in [plaats 4] van de rekening van [aangever 11] . De beelden van het pinnen van 500 euro aan de [straat] in [plaats 4] zijn bekeken en daarbij is [verdachte] herkend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Bij het pinnen bij het casino is door de medewerker de Funtastic aangegeven dat zij 400 euro heeft gepind voor een jongeman. Op de beelden is [naam 9] herkend door verbalisant [verbalisant 3] . [naam 9] heeft verklaard dat hij voor [verdachte] , een Syrische jongen uit [plaats 1] , geld heeft laten pinnen door de medewerker van de Funtastic. [verdachte] gaf hem de pinpas en de pincode. [naam 9] weet dat [verdachte] een enkelband draagt wegens elektronisch toezicht. Uit de enkelbandgegevens bleek [verdachte] op 18 maart 2022 bij casino Funtastic in [plaats 4] te zijn geweest. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [verdachte] betrokken was bij de oplichting van [aangever 11] .
Aangifte [aangever 12]
heeft aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 1 mei 2023 bij zijn vakantiehuis in [plaats 2] . Hij heeft zijn bankpas ingeleverd en 1900 euro overgemaakt naar de rekening van [naam 10] . In de loop van 1 mei en 2 mei 2023 is in verschillende bedragen in totaal 8.500 euro van de rekening van [aangever 12] gepind van pinautomaten in Veere, Vlissingen, Beek en Donk en in Middelburg. Uit de gegevens van de enkelband van [verdachte] blijkt dat hij op 1 mei 2023 rond de tijd van de oplichting in [plaats 2] was, zich vervolgens verplaatste naar Veere en naar Vlissingen, bij de locaties en ten tijde van het pinnen aldaar. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [verdachte] ook bij deze oplichting betrokken was.
Aangifte [aangever 13]
Door [naam 11] is aangifte gedaan van bankhelpdeskfraude op 25 april 2023 van zijn moeder [aangever 13] . Twee mannen zijn aan de deur gekomen bij [aangever 13] aan de [adres 2] in [plaats 3] en hebben de bankpas en pincode van [aangever 13] meegenomen. Kort erna is tweemaal 500 euro gepind van de rekening bij een geldautomaat, eveneens in [plaats 3] Uit de enkelbandgegevens van [verdachte] bleek dat zijn enkelband op 25 april 2023 aanstraalde aan de [adres 2] in [plaats 3] en vervolgens in de buurt van de geldautomaat in [plaats 3] De rechtbank gaat er daarom van uit dat [verdachte] ook bij deze oplichting betrokken was.
Medeplegen van oplichting
Oplichting als bedoeld in artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is het door aanwending van een of meer oplichtingsmiddelen een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de oplichtingsmiddelen als genoemd in artikel 326 lid 1 Sr dan wel een combinatie daarvan.
Het behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen betoog dat de hiervoor genoemde aangevers door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot het beschikbaar stellen van hun gegevens en bankpassen, die vervolgens zijn gebruikt om toegang te krijgen tot de geldbedragen op hun bankrekeningen. Het behoeft evenmin betoog dat is gehandeld met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
De rechtbank heeft bij de hiervoor opgenomen verschillende aangiften van oplichting de betrokkenheid van verdachte aangenomen. [verdachte] heeft vooral gezwegen over zijn rol dan wel zijn rol bij deze verschillende oplichtingszaken ontkend of gebagatelliseerd.
Bij deze vorm van oplichting gaat de rechtbank ervan uit dat er een zekere vorm van organisatie noodzakelijk is waarbij verschillende mensen betrokken zijn en eenieder een bepaalde rol vervult. De in het kader van deze oplichting te verrichten handelingen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. Het bellen en op andere wijze communiceren met de slachtoffers, het laten installeren van software, het ophalen van bankpassen, zijn handelingen die planning en afstemming vereisen. Dat geldt ook voor het kunnen beschikken over bankrekeningen en bankpassen van moneymules en het klaar hebben staan van mensen die met die bankpassen geldbedragen gaan opnemen. Vanaf het moment dat er contact wordt gelegd met de slachtoffers, is snelheid geboden. De daaropvolgende handelingen, te weten het toegang krijgen tot de bankrekeningen, het overboeken van geldbedragen van hun rekening naar de bankrekeningen van moneymules en het met de bankpassen opnemen van de overgeboekte geldbedragen (en/of zorgen dat anderen dat doen), moeten immers worden verricht voordat de frauduleuze overboekingen worden ontdekt en de betreffende geldbedragen kunnen worden teruggestort en/of de betreffende bankrekeningen kunnen worden geblokkeerd. Er is geen bewijs dat [verdachte] de oplichtingshandelingen bij de aangevers zelf heeft verricht. Hij was vermoedelijk niet degene die de aangevers belde of de bankpas met pincode ophaalde aan de deur of de WhatsAppberichten verstuurde als zijnde een kind van de aangevers. De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of [verdachte] niettemin, als medepleger, bij deze oplichtingen betrokken was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] had direct na het overmaken van de geldbedragen op de rekening van de moneymules een cruciale rol door ervoor te zorgen dat het geld ook daadwerkelijk in handen kwam van dit team van oplichters. Daarvoor beschikte hij over een aantal bankpassen en gegevens van moneymules. Hij legde contact met mensen die op deze wijze aangevers geld afhandig hadden gemaakt en met de mensen die hiervoor hun bankrekening beschikbaar stelden.
In een periode van ruim een jaar hield [verdachte] zich samen met anderen bezig met snel en meedogenloos geld aftroggelen van soms kwetsbare en oudere slachtoffers en trok hij veelvuldig op met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zo hebben zij meerdere dagen samen opgetrokken, waarbij zij verbleven op een door verdachte gehuurde hotelkamer. Dat er niet steeds dezelfde modus operandi bij de oplichtingen kan worden vastgesteld, acht de rechtbank niet vreemd nu het steeds wisselende mensen betrof die zich op verschillende wijzen bezig hielden met oplichting. De rol van [verdachte] was ook steeds wisselend, de ene keer was hij degene met de moneymulegegevens, een andere keer was hij de bemiddelaar en/of ging hij zelf pinnen. Zijn rol was echter steeds cruciaal voor het daadwerkelijk in handen krijgen van het geld. Hij wist dat het geld door middel van oplichtingen waren verkregen en hij wist dat er snel moest worden gehandeld om het geld te verzilveren. Daaruit volgt dat hij niet alleen nauw overleg moet hebben gehad met de medeverdachte(n) aangaande de planning van de oplichtingen, maar ook dat hij daaraan voorafgaand en daarna handelingen heeft verricht die verder reikten dan het enkel behulpzaam zijn bij de uitvoering en die te herleiden zijn tot een vooropgesteld gezamenlijk plan. Dat hij mogelijk niet precies wist welke oplichtingshandelingen per aangever zijn aangewend, maakt dat niet anders. Er is aldus sprake geweest van een hechte en intense samenwerking en betrokkenheid tussen [verdachte] en de medeverdachte(n). De rechtbank leidt uit de genoemde redengevende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, daarom af dat bij de oplichtingen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen diverse personen die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waaraan [verdachte] een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
Sieraden (aangifte [aangever 9] en aangifte [aangever 11] ) en telefoon (aangifte [aangever 11] )
Dat verdachte ook opzet had op het bewegen van aangevers [aangever 9] en [aangever 11] tot het afstaan van sieraden en aangever [aangever 11] tot het afstaan van een telefoon, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld, zodat verdachte van deze onderdelen zal worden vrijgesproken.
Conclusie ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichtingen
Feit 2 (medeplegen van pinnen met een valse sleutel (door oplichting verkregen pinpas met pincode)
Aangifte [aangever 3]
Uit de aangifte van [aangever 3] is gebleken dat er op 24 december 2022 is gepind met de door oplichting verkregen pinpas van [aangever 3] in Akersloot en Castricum. De bankpas was tussen 18.15 uur en 23.30 uur verkregen. Uit het dossier is gebleken dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] op 24 december 2022 in Goes waren. Een afbeelding van een mislukte betaling via Payplaza in Goes is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte 1] en de coördinaten van de locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] waren op 24 december 2022 tussen 19:49:59 en 20:17:59 in Goes. Verdachte [naam 12] is door de politie Alkmaar herkend op de beelden van een pintransactie bij Jack’s Casino in Akersloot.
Er is geen verband gevonden tussen [naam 12] en de verdachte(n). Nu verdachte(n) niet tegelijk in Goes en in Akersloot dan wel Castricum kan/kunnen zijn geweest en ook niet kort erna, zal de rechtbank [verdachte] van dit onderdeel vrijspreken.
Aangifte [aangever 10]
Zoals reeds hierboven bij feit 1 is overwogen, is op 15 oktober 2022 met de door oplichting verkregen bankpas van [aangever 10] 980 euro opgenomen bij een geldautomaat in Oost-Souburg en 2.450 euro bij het casino in Vlissingen gepind. [verdachte] is op de beelden van de pinhandelingen herkend. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 12]
Hiervoor is reeds overwogen dat met de op 1 mei 2023 van aangever [aangever 12] verkregen bankpas en pincode in de loop van 1 mei en 2 mei 2023 in totaal 8.500 euro van de rekening van [aangever 12] is gepind bij pinautomaten in Veere, Vlissingen, Beek en Donk en in Middelburg. Uit de gegevens van de enkelband van [verdachte] blijkt dat hij zich op 1 mei 2023 rond de tijd van het pinnen in Veere en in Vlissingen, bij de locaties nabij de pinautomaten bevond. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 11]
De rechtbank verwijst naar haar overweging bij feit 1 waaruit blijkt dat [verdachte] op 18 maart 2022 aanwezig is geweest bij en opdracht heeft gegeven tot het pinnen bij de Funtastic in Goes met de betaalpas en pincode van [aangever 11] . Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 13]
De rechtbank verwijst ook hier naar haar overweging bij feit 1 waaruit blijkt dat [verdachte] op 25 april 2023 gelokaliseerd kan worden bij het tweemaal pinnen van 500 euro van de rekening van [aangever 13] bij een geldautomaat in [plaats 3] Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstal met een valse sleutel.
Aangifte [aangever 9]
Met de door oplichting verkregen bankpas en pincode van aangever [aangever 9] is op 4 januari 2022 zes keer gepind. Zoals hiervoor bij feit 1 is overwogen, kan weliswaar vastgesteld worden dat [medeverdachte 1] heeft gepind die dag en dat [naam 7] heeft verklaard dat het kan dat hij gepind heeft die dag in Middelburg voor een Syrische jongen met een enkelband. De locatiegegevens van de telefoon van [verdachte] zijn dan nabij de pinautomaat in Middelburg. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er door de verdachte(n) ook gepind is met de bankpassen van [aangever 9] . De rechtbank zal daarom [verdachte] van dit onderdeel vrijspreken.
Conclusie ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, met de door oplichting verkregen pinpassen van [aangever 10] , [aangever 12] , [aangever 11] en [aangever 13] geld heeft opgenomen.
Feit 3 witwassen
Afkomstig uit misdrijf en wetenschap
De rechtbank overweegt dat voor witwassen moet kunnen worden bewezen dat het bedrag uit enig misdrijf afkomstig is en dat [verdachte] dit wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Uit de hiervoor opgenomen bewijsoverwegingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is, te weten de oplichting van de aangevers door middel van zogenaamde bankhelpdeskfraude of vriend-in-nood-WhatsAppfraude. Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat [verdachte] wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was.
Medeplegen
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde oplichtingen heeft medegepleegd. De rechtbank houdt hem dan ook (mede) verantwoordelijk voor de afhandig gemaakte geldbedragen.
Bedrag
De rechtbank stelt op basis van de dertien aangiftes vast dat er een bedrag van 188.784,54 euro door de verschillende vormen van oplichting is verkregen en naar [verdachte] en de medeplegers te gegaan. De rechtbank zal dan ook van dit bedrag uitgaan.
Gewoontewitwassen
Nu het een dermate hoog bedrag betreft, met dertien slachtoffers en een pleegperiode van ruim een jaar, zal de rechtbank bewezen verklaren dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
Conclusie ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag van 188.784,54 euro.