ECLI:NL:RBZWB:2024:495
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- Mr. Sumner
- Rechtspraak.nl
Beschikking tot voogdijoverdracht van een minderjarige na beëindiging ouderlijk gezag
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voogdij over een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2012. De zaak betreft een verzoek van de pleegouders om de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogdes te ontslaan en de grootouders te belasten met de voogdij. De rechtbank heeft eerder het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd en de GI benoemd tot voogdes. De pleegouders hebben de zorg voor de minderjarige sinds zijn geboorte op zich genomen en hebben een stabiele omgeving geboden. De GI heeft in de mondelinge behandeling aangegeven dat de pleegouders goed voor de minderjarige zorgen en dat continuering van de plaatsing bij de grootouders essentieel is voor zijn ontwikkeling.
Tijdens de zitting op 18 januari 2024 waren de pleegouders, hun advocaat, de moeder en haar advocaat, de vader, en medewerkers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft de verzoeken van de pleegouders en de GI beoordeeld. De pleegouders hebben aangegeven dat de samenwerking met de GI niet goed verloopt en dat zij van mening zijn dat de GI niet langer nodig is. De GI heeft uiteindelijk ingestemd met de pleegoudervoogdij, wat door de rechtbank als positief werd beoordeeld.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de voogdij wordt overgedragen aan de pleegouders, die zich bereid hebben verklaard om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de GI toegewezen en het verzoek van de pleegouders afgewezen, omdat zij geen belang meer hadden bij hun verzoek na de toewijzing van de GI.