ECLI:NL:RBZWB:2024:495

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/02/415901 / FA RK 23-5304
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot voogdijoverdracht van een minderjarige na beëindiging ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voogdij over een minderjarige, geboren op [geboortedag 1] 2012. De zaak betreft een verzoek van de pleegouders om de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogdes te ontslaan en de grootouders te belasten met de voogdij. De rechtbank heeft eerder het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd en de GI benoemd tot voogdes. De pleegouders hebben de zorg voor de minderjarige sinds zijn geboorte op zich genomen en hebben een stabiele omgeving geboden. De GI heeft in de mondelinge behandeling aangegeven dat de pleegouders goed voor de minderjarige zorgen en dat continuering van de plaatsing bij de grootouders essentieel is voor zijn ontwikkeling.

Tijdens de zitting op 18 januari 2024 waren de pleegouders, hun advocaat, de moeder en haar advocaat, de vader, en medewerkers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft de verzoeken van de pleegouders en de GI beoordeeld. De pleegouders hebben aangegeven dat de samenwerking met de GI niet goed verloopt en dat zij van mening zijn dat de GI niet langer nodig is. De GI heeft uiteindelijk ingestemd met de pleegoudervoogdij, wat door de rechtbank als positief werd beoordeeld.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de voogdij wordt overgedragen aan de pleegouders, die zich bereid hebben verklaard om deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de GI toegewezen en het verzoek van de pleegouders afgewezen, omdat zij geen belang meer hadden bij hun verzoek na de toewijzing van de GI.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/415901 / FA RK 23-5304
datum uitspraak: 31 januari 2024
beschikking betreffende voogdij
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
en
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.C.H.M. van Beurden te Waalwijk,
betreffende de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als informanten worden aangemerkt:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. I.P.M.J. Nelemans te Breda,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende op een onbekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 3 november 2023 ontvangen verzoek van pleegouders met bijlagen;
- het op 3 januari 2024 ontvangen e-mailbericht van de GI met als bijlage een brief;
- het op 11 januari 2024 ontvangen e-mailbericht van de moeder;
- het op 23 januari 2024 ontvangen verzoek van de GI met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 18 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen de pleegouders met hun advocaat. Tevens waren aanwezig de moeder en haar advocaat en de vader. Ook waren aanwezig een medewerker namens de GI en een medewerker namens de Raad.
1.3
[minderjarige] heeft aangegeven dat hij niet op gesprek komt bij de kinderechter. Hij heeft een brief geschreven.

2.De feiten

2.1
Uit de moeder is op [geboortedag 1] 2012 [minderjarige] geboren.
2.2
Bij beschikking van 5 maart 2019 heeft de rechtbank het ouderlijk gezag van de ouders over [minderjarige] beëindigd en heeft zij de GI benoemd tot voogdes over de minderjarige.
2.3
[minderjarige] woont sinds december 2012 bij pleegouders.

3.De verzoeken

3.1
De pleegouders verzoeken inleidend, uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat de GI zal worden ontslagen als voogdes over [minderjarige] ;
II. te bepalen dat de grootouders worden belast met de voogdij over [minderjarige] .
3.2
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling mondeling verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, haar op grond van artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW) te ontslaan van de voogdij over [minderjarige] ten gunste van de pleegouders. De GI heeft dit verzoek daarna schriftelijk bevestigd.

4.De standpunten

4.1
De pleegouders leggen aan hun verzoek ten grondslag dat zij al lange tijd de stabiele factor in het leven van [minderjarige] zijn. [minderjarige] verblijft sinds dat hij enkele weken oud is op vrijwillige basis, en vervolgens middels een uithuisplaatsing, bij pleegouders. De pleegouders regelen voor [minderjarige] van alles, zoals op medisch gebied, verzorgen hem en voeden hem op. Zij regelen zelf met ouders de bezoekafspraken en communiceren daarover met de pleegzorgwerker van Vigere en de jeugdzorgwerker. Dat verloopt goed. Volgens pleegouders worden ouders goed op de hoogte gehouden van alles wat met [minderjarige] te maken heeft. Maandelijks wordt per email een update door de pleegouders aan de ouders verstrekt. De huidige jeugdzorgwerker wenst dat veel zaken via hem geregeld moeten worden. Naar de mening van de pleegouders zorgt dit voor verwarring en irritatie. De pleegouders hebben bij de GI een verzoek ingediend om een andere jeugdzorgwerker aan te stellen, omdat er geen sprake is van een fijne samenwerking. Dit verzoek is geweigerd en klachtenprocedures en betrokkenheid van de kinderombudsman zijn een gevolg geweest. Hierdoor is er sprake van een onwerkbare situatie welke de pleegouders niet in het belang vinden van [minderjarige] . De pleegouders zijn van mening dat de tussenkomt van de GI niet langer noodzakelijk is en wijzen er op dat de beide ouders, alsook Vigere, pleegoudervoogdij ondersteunen.
4.2
De GI beaamt volmondig dat de pleegouders kort vanaf de geboorte van [minderjarige] zijn verzorging en opvoeding op zich hebben genomen en zij dat nog steeds op een goede manier doen. De GI vindt continuering van de plaatsing van [minderjarige] bij grootouders tot aan diens volwassenheid essentieel voor zijn emotionele veiligheid en ontwikkeling. De GI merkt daarbij op dat de pleegouders eerder, in 2021, hebben verzocht om inzet van pleegoudervoogdij, maar dat op dat moment door betrokken instanties als Vigere en haarzelf daarop nog negatief werd geadviseerd. Achtergrond van dat standpunt vormde toen de overtuiging van de zorgprofessionals dat de positie van [minderjarige] moeder beschermd diende te blijven, met behoud van de GI als voogdijinstelling voor [minderjarige] . Nu de moeder het vertrouwen heeft gekregen dat zij voldoende in contact kan blijven met [minderjarige] als alleen pleegouders dat met haar blijven regelen en er geen voogdijinstelling meer betrokken is en Vigere, zoals blijkt uit hun visiebrief van 11 oktober 2023, diens standpunt ook heeft heroverwogen, stemt de GI alsnog in met de verzochte pleegoudervoogdij voor [minderjarige] .
4.3
De vader verklaart dat hij om de paar weken enkele uurtjes omgang met [minderjarige] heeft. De vader heeft er vertrouwen in dat hij in de toekomst voor wat betreft de omgang er samen met de pleegouders uit zal blijven komen. Met pleegoudervoogdij stemt de vader in.
4.4
De moeder verklaart dat zij om de paar weken enkele uurtjes omgang met [minderjarige] heeft. De moeder zou het fijn vinden als de omgang wat uitgebreid zou kunnen worden. Ook hecht de moeder er belang aan [naam] (de halfbroer van [minderjarige] ) en [minderjarige] contact met elkaar hebben. De moeder heeft er voldoende vertrouwen in dat zij in de toekomst voor wat betreft de omgang er met pleegouders uit zal komen. Met pleegoudervoogdij stemt de moeder in.
4.5
De Raad acht het in het belang van de minderjarige, indien de pleegouders met de voogdij over [minderjarige] worden belast. Daarbij acht de Raad het van meerwaarde dat Vigere bij pleegoudervoogdij betrokken zal blijven, nadat de GI zal zijn weggevallen.
4.6
[minderjarige] heeft de kinderrechter in zijn briefje laten weten dat hij het heel gezellig vindt bij pleegouders. Hij wil graag dat zijn pleegouders de belangrijke beslissingen over hem zullen mogen gaan nemen.

5.De beoordeling

5.1
Uit proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst ingaan op het verzoek van de GI, alvorens het verzoek van de pleegouders te behandelen.
5.2
Ingevolge artikel 1:322 lid 1 sub c BW kan iedere voogd zich van zijn bediening doen ontslaan indien een daartoe bevoegd persoon zich schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over te nemen en de rechtbank deze overneming in het belang van de minderjarige acht.
5.3
De rechtbank zal het verzoek van de GI toewijzen en overweegt daartoe het volgende. Gebleken is dat [minderjarige] nagenoeg zijn gehele leven bij zijn huidige pleegouders woonachtig is en dat hem hier op alle gebied wordt geboden wat hij nodig heeft. [minderjarige] ontwikkelt zich bij pleegouders in positieve zin. Ook is positief dat de pleegouders [minderjarige] bij de vader en de moeder goed levende houden en zij hun volle medewerking verlenen aan omgang tussen [minderjarige] en zijn ouders. Mocht er zich in de toekomst een hulpvraag voor [minderjarige] voordoen, weten de pleegouders, vader en moeder de weg naar de hulpverlening, zoals Vigere, zo nodig te vinden.
5.4
Met de Raad acht de rechtbank het dan ook in het belang van [minderjarige] dat de voogdij wordt overgedragen aan pleegouders. De pleegouders hebben zich gezien de inhoud van hun schriftelijke verzoek bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.
Het voorgaande brengt met zich dat het verzoek van de GI zal worden toegewezen.
Gelet op de inwilliging van dat verzoek, hebben de pleegouders geen belang meer bij hun verzoek. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
ontslaat de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogdes over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats 1] ;
6.2
benoemt tot voogden over voornoemde minderjarige [de pleegvader] , geboren op [geboortedag 2] 1949 te [geboorteplaats 2] , en [de pleegmoeder] , geboren op [geboortedag 3] 1960 te [geboorteplaats 3] ;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sumner, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024 in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.