Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen. De eiser had beroep ingesteld omdat het college niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen een besluit van 3 januari 2023, waarin een omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel was verleend. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en deed uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelde vast dat het college de beslistermijn had overschreden en dat eiser het college op 28 juni 2023 in gebreke had gesteld. De rechtbank bepaalde dat het college binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast stelde de rechtbank de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien er meer dan 42 dagen waren verstreken sinds de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelde dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moest vergoeden, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.