ECLI:NL:RBZWB:2024:4932

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
10622049 CV EXPL 23-1825 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak heeft Moving-In B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens huurachterstand en ontbinding van een huurovereenkomst. De huurovereenkomst, gesloten op 23 september 2022, betrof de huur van inboedel voor een maandelijkse huurprijs van € 533,61 en een borg van € 300,00. Moving-In heeft de inboedel op 26 september 2022 afgeleverd en heeft [gedaagde] meerdere keren in gebreke gesteld wegens niet-betaling van de huur. Ondanks afspraken over betaling is [gedaagde] in gebreke gebleven, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst op 13 juni 2023, na het ophalen van de inboedel door Moving-In. Moving-In vordert een totaalbedrag van € 4.568,88 aan achterstallige huur en borg, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] huur verschuldigd is voor de periode van 1 november 2022 tot 13 juni 2023, maar dat de borg niet meer verschuldigd is na de ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van Moving-In tot betaling van huur en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten, en heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.948,71 aan huur, € 475,17 aan incassokosten en € 1.264,43 aan proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10622049 \ CV EXPL 23-1825
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
MOVING-IN B.V.,
gevestigd te Almelo,
eiseres,
hierna te noemen: Moving-In,
gemachtigde: Wigger Van het Laar Gerechtsdeurwaarders & juristen,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres in de [gemeente],
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023 met de daarin vermelde processtukken;
- de rolbeslissing van 6 september 2023;
- de conclusie van repliek tevens akte vermeerdering en wijziging van eis met productie.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Moving-In is een bedrijf dat zich bezig houdt met projectinrichtingen, meubelverhuur en verkoopstyling voor zowel particulieren als bedrijven.
2.2
Partijen hebben op 23 september 2022 een huurovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst ziet op de huur van inboedel. Voor de eerste 23 maanden is een huurprijs afgesproken van € 533,61 per maand. Daarnaast is een borg van € 300,00 afgesproken.
2.3
Moving-In heeft de inboedel op of omstreeks 26 september 2022 op het woonadres van [gedaagde] afgeleverd.
2.4
In de periode van 17 februari tot en met 18 april 2023 heeft Moving-In [gedaagde] per e-mail meerdere malen in gebreke gesteld. Naar aanleiding van deze e-mails hebben partijen afgesproken dat de huurachterstand uiterlijk op 3 mei 2023 zou worden betaald. [gedaagde] is deze afspraak niet nagekomen.
2.5
Moving-In heeft [gedaagde] op 12 mei 2023 per brief voor de laatste maal in gebreke gesteld.
2.6
Op 12 juni 2023 heeft Moving-In de inboedel bij [gedaagde] opgehaald. Per brief van 13 juni 2023 heeft Moving-In vervolgens de overeenkomst ontbonden.

3.Het geschil

3.1
Moving-In vordert – samengevat en na vermindering en vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een bedrag van € 4.568,88 aan achterstallige huur en borg, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2
Moving-In legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door de facturen niet te betalen. Vanaf november 2022 is door Moving-In geen huurbetaling meer ontvangen. Daarnaast is de borg niet betaald. Moving-In heeft recht op betaling van de huur tot en met juni 2023 en de borg, vermeerderd met rente en kosten.
3.3
[gedaagde] erkent dat hij huur verschuldigd is over de maanden november 2022 tot en met mei 2023. [gedaagde] stelt voorts dat hij de borg voor aanvang van de huurovereenkomst heeft voldaan en dat deze daarom in mindering dient te strekken op de huurachterstand. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat hij de huur voor juni 2023 niet verschuldigd is omdat hij toen al had aangegeven afstand te zullen doen van de inboedel en omdat de inboedel op 12 juni 2023 bij hem is opgehaald.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] huur is verschuldigd over de maanden november 2022 tot en met mei 2023. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] de borg heeft betaald en of hij de huur voor juni 2023 verschuldigd is.
4.2
[gedaagde] heeft bij mondeling antwoord aangevoerd dat hij de borg voor aanvang van de huurovereenkomst heeft voldaan en dat het bedrag van de borg daarom met de huurachterstand verrekend moet worden. Moving-In heeft dit bij conclusie van repliek betwist en heeft daarbij het antwoord van [gedaagde] gemotiveerd weersproken. Van de vervolgens geboden gelegenheid hierop nogmaals een reactie te geven heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt. Aangezien de niet weersproken (nadere) stellingen van Moving-In het verweer van [gedaagde] voldoende weerleggen zal de kantonrechter aan dit verweer van [gedaagde] voorbij gaan. De kantonrechter overweegt verder dat een borg na beëindiging van een huurovereenkomst normaliter aan de huurder moet worden terugbetaald. Moving-In vordert in onderhavige procedure onder andere de betaling van de borg van € 300,00. [gedaagde] is deze echter achteraf niet meer verschuldigd. Om die reden zal dit deel van de vordering van Moving-In worden afgewezen.
4.3
[gedaagde] heeft daarnaast aangevoerd dat de huur van juni 2023 niet verschuldigd is omdat hij toen al had aangegeven afstand te doen van de inboedel en de inboedel op 12 juni 2023 is opgehaald. Moving-In vordert de gehele huurprijs voor de maand juni 2023. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De inboedel is op 12 juni 2023 door Moving-In opgehaald en Moving-In heeft de overeenkomst op 13 juni 2023 ontbonden. Wegens de ontbinding zijn partijen vanaf laatstgenoemde datum over en weer bevrijd van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde] is na die datum dus geen huur meer verschuldigd. Dit betekent dat de huur van juni 2023 niet geheel toewijsbaar is maar slechts over de periode van 1 tot 13 juni 2023. De kantonrechter zal over de maand juni 2023 daarom een bedrag aan huur van € 213,44 toewijzen.
4.4
Gelet op het bovenstaande moet [gedaagde] een bedrag aan huur van (7 x € 533,61 + € 213,44 =) € 3.948,71 over de periode 1 november 2022 tot 13 juni 2023 aan Moving-In betalen.
4.5
Moving-In vordert een bedrag van € 139,04 aan verschenen rente tot 17 oktober 2023. Daarnaast vordert Moving-In de wettelijke rente over het bedrag van € 4.568,88 vanaf 17 oktober 2023 tot aan de dag van volledige betaling. De wettelijke rente is als op de wet gegrond toewijsbaar, met dien verstande dat deze slechts toewijsbaar is over het toewijsbare bedrag. Daarnaast kan de gevorderde rente slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding. Er is namelijk niet toegelicht vanaf welke datum de verschenen rente is berekend en verschuldigd.
4.6
Moving-In maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Moving-In heeft met de brief van 12 mei 2023 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 Burgerlijk Wetboek (BW), zodat een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Het gevorderde bedrag van € 475,17 gaat het bedrag van de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gehanteerde tarieven niet te boven. De gevorderde buitengerechtelijk incassokosten zullen om die reden worden toegewezen.
4.7
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom de proceskosten (inclusief nakosten) moeten betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Moving-In als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
108,43
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
528,00
132,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
1.264,43
4.8
[gedaagde] heeft tot slot aangevoerd dat hij een betalingsregeling wil treffen. Voor het treffen van een betalingsregeling dient hij echter contact op te nemen met de gemachtigde van Moving-In, omdat de wet de kantonrechter niet de mogelijkheid biedt om bij vonnis een betalingsregeling op te leggen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Moving-In te betalen een bedrag van € 3.948,71, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om aan Moving-In te betalen een bedrag van € 475,17 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.264,43, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en uitgesproken op 31 januari 2024.