Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 34). Daarvan is niet gebleken.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Arriva Personenvervoer Nederland B.V. en werknemer [werknemer 1]. De werknemer had van 1 november 2022 tot 1 april 2023 als uitzendkracht gewerkt en was daarna in dienst getreden als autobuschauffeur. Op 9 maart 2024 vond er een vechtpartij plaats tussen [werknemer 1] en een collega, waarbij beide partijen fysiek geweld gebruikten. Arriva heeft naar aanleiding van deze gebeurtenis de arbeidsovereenkomst van [werknemer 1] willen ontbinden, wat leidde tot deze procedure.
De kantonrechter oordeelde dat [werknemer 1] een wezenlijk aandeel had in het ontstaan van de vechtpartij en dat zijn handelen als ernstig verwijtbaar werd aangemerkt. Hierdoor werd de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder opzegtermijn en zonder transitievergoeding. De kantonrechter stelde vast dat er geen opzegverbod was en dat de ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 BW gerechtvaardigd was. Tevens werd [werknemer 1] veroordeeld in de proceskosten van Arriva, terwijl Arriva in het tegenverzoek werd veroordeeld tot betaling van bepaalde emolumenten aan [werknemer 1].