ECLI:NL:RBZWB:2024:4924

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
02-099692-24 + 05-081880-22 (TUL) + 02-030480-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldheling van twee iPhone’s met eerdere veroordelingen en behandeling

Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldheling van twee iPhones. De verdachte, die eerder al meerdere keren was veroordeeld voor soortgelijke feiten, had op 22 maart 2024 in Bergen op Zoom twee iPhones verworven, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling, ondanks het verweer van de verdediging dat er sprake was van het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. De rechtbank verwierp dit verweer en legde een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat een ISD-maatregel in dit geval niet proportioneel was, gezien de positieve ontwikkeling in de behandeling van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 220 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en verklaarde de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden afgewezen, omdat de verdachte zich aan de voorwaarden had gehouden en gemotiveerd was om zijn leven te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-099692-24 + 05-081880-22 (TUL) + 02-030480-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. R.E. Drent, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Als deskundige is gehoord mevrouw [naam 1] , reclasseringswerker.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 maart 2024 in Bergen op Zoom twee iPhone’s heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de schuldheling van twee iPhone’s.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de materiële wederrechtelijkheid van de gedraging van verdachte ontbreekt.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat hooguit sprake kan zijn van schuldheling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
[aangever] heeft verklaard dat tussen 21 maart 2024 in de avond en 22 maart 2024 in de ochtend zijn laptoptas uit zijn auto is gestolen, met daarin – onder andere – een iPhone 14 en een iPhone 12 Pro Max. De politie heeft deze telefoons op 22 maart 2024 bij verdachte aangetroffen, waarbij [aangever] de telefoons direct als zijn telefoons herkende. Verdachte heeft verklaard dat hij deze telefoons van [naam 2] heeft gekregen. Dat verdachte vermoedde dat deze telefoons door een misdrijf waren verkregen, blijkt uit het feit dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat het verhaal van [naam 2] ‘geen zuivere koffie was’ en dat hij niet geloofde dat [naam 2] deze spullen had gevonden. Desondanks heeft verdachte de telefoons van [naam 2] aangepakt en bij zich gestoken. Uit de bewijsmiddelen volgt dus dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de twee iPhone’s redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 maart 2024 te Bergen op Zoom, twee telefoons (Apple iPhone 14 en Apple iPhone12 Pro Max), heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan sprake zijn van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Alleen wanneer een redelijk middel is gehanteerd tot het dienen van een redelijk doel, waarbij het doel een evident voordeel voor de rechtsorde betekent en waarbij het middel onmisbaar en niet vervangbaar is door een ander middel, zou hiertoe kunnen worden gekomen.
Dat geval doet zich hier niet voor. Verdachte had namelijk redelijkerwijs anders kunnen handelen om het doel – het inleveren van de telefoons bij de politie – te bereiken. Zo had verdachte met [naam 2] mee kunnen lopen naar het politiebureau ter ondersteuning zonder de twee telefoons bij zich te steken; [naam 2] had die telefoons zelf kunnen dragen. Of verdachte had de politie kunnen bellen, zodat hij in het geheel niet met de telefoons over straat had hoeven lopen. Daar komt bij dat niet is gebleken dat, op het moment dat de politie arriveerde, verdachte of [naam 2] tegen de politie heeft gezegd dat zij net onderweg waren naar het politiebureau. Bovendien heeft verdachte ter zitting verklaard in die tijd zelf nog in gebruik te zitten en dat [naam 2] een medegebruiker was, zodat aannemelijk is dat beiden door de verkoop van de iPhone’s geld wilden verkrijgen om drugs te kunnen kopen.
Kortom, er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voorwaardelijk op te leggen de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ‘ISD-maatregel’).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel disproportioneel is, nu het in dit geval niet gaat om een heel ernstig strafbaar feit. Bovendien is het de afgelopen periode niet van kwaad tot erger gegaan met verdachte, maar is het juist rustiger geworden in zijn leven. Het is daarom meer passend om bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel kunnen de voorwaarden gekoppeld worden zoals door de reclassering geadviseerd. De dadelijke uitvoerbaarheid kan in die situatie ook uitgesproken worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft twee iPhone’s verworven en aanwezig gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen (die een aanzienlijke waarde hebben) van misdrijf afkomstig waren. Deze iPhone’s zijn gestolen bij een inbraak in een auto. Dat is een zeer vervelend feit en met zijn handelen bevordert verdachte het plegen van dat soort delicten. Heling maakt het plegen van diefstallen immers winstgevend en houdt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 mei 2024, waaruit blijkt dat verdachte recent meerdere malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De reclassering heeft geadviseerd tot voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel. Volgens de reclassering voldoet betrokkene aan de objectieve en subjectieve criteria voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte heeft zichzelf echter aangemeld voor klinische behandeling van zijn verslaving en op dit moment zet hij zich naar behoren in voor deze behandeling. Aansluitend kan verdachte worden geplaatst bij [zorginstelling] voor beschermd wonen. Verdachte heeft echter bedenkingen geuit over de plaatsing bij [zorginstelling] , waardoor de reclassering een forse stok achter de deur (ISD-maatregel) noodzakelijk vindt om verdachte te ondersteunen en blijvend te motiveren bij zijn voornemen abstinent te blijven en recidive te voorkomen.
De rechtbank is van oordeel dat (voorwaardelijke) oplegging van de ISD-maatregel in dit geval (nog) niet proportioneel is, ongeacht de vraag of verdachte voldoet aan de objectieve en subjectieve criteria voor oplegging van deze maatregel. Het betreft in verhouding tot het strafbare feit namelijk een zware maatregel, die in beginsel pas in beeld komt als alle andere mogelijkheden uitgeput zijn. Daarvan lijkt in dit geval nu nog geen sprake te zijn, omdat de huidige behandeling van verdachte (in het kader van de schorsingsvoorwaarden) positief verloopt en verdachte tijdens deze behandeling tot nu toe een stijgende lijn heeft laten zien. Het behandelplan (in het kader van deze schorsingsvoorwaarden) is nog niet ten einde. In het reclasseringsrapport van 19 juni 2024 wordt (bij beschrijving van de voorwaardelijke ISD-maatregel) oplegging van dezelfde voorwaarden geadviseerd. De rechtbank vindt daarom een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden als bijzondere voorwaarden een meer proportionele strafmodaliteit. Voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel is daarom nu nog niet aan de orde en de rechtbank zal verdachte een laatste kans geven om zijn leven op de rails te zetten, wetende dat de ISD-maatregel hem in de toekomst mogelijk boven het hoofd hangt. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, in het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel, daarom afwijzen.
Omdat doorkruising van het huidige behandelplan van verdachte niet wenselijk is, zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk stellen aan het al door verdachte uitgezeten voorarrest. De rechtbank is daarom van oordeel dat een gevangenisstraf van 220 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek, passend en geboden is. Daarbij zullen als bijzondere voorwaarden worden opgelegd de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 19 juni 2024. Om het hulpverleningstraject van verdachte niet te onderbreken zullen deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, opgelegd bij vonnis van de politierechter van 24 juni 2022 (parketnummer 05-081880-22), en de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand van de politierechter van 25 mei 2022 (02-030480-22) ten uitvoer zullen worden gelegd.
Ter zitting heeft de officier van justitie de vorderingen gewijzigd in die zin dat nu gevorderd wordt om beide vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op de gevorderde voorwaardelijke ISD-maatregel.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 02-030480-22 stelt de rechtbank op grond van het uittreksel justitiële documentatie van 14 mei 2024 vast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand al ten uitvoer is gelegd. Gelet hierop wordt de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in deze vordering tot tenuitvoerlegging.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05-081880-22 stelt de rechtbank vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten. Uit het dossier en wat ter zitting is besproken blijkt dat verdachte uit de voorlopige hechtenis is geschorst, waarbij hij zich aan een aantal voorwaarden moest houden. De rechtbank stelt vast dat hij dat heeft gedaan. Verdachte laat zien dat hij gemotiveerd is het opgezette traject tot een goed einde te brengen. Een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve gang van zaken doorkruisen.
De rechtbank acht wel de verlenging van de proeftijd met één jaar op zijn plaats.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Schuldheling;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 220 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 48 uur telefonisch meldt bij de verslavingsreclassering van Novadic-Kentron te Eindhoven. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start bij beschikbaarheid van een bed. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandelingAls de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door Novadic-Kentron of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start als er een indicatie voor aanwezig is na afloop van de klinische opname. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na
goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte bij [zorginstelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang zal verblijven, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na direct afronding van de klinische opname, te weten 08-07-2024. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en/of ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02-030480-22;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 05-081880-22 af, maar verlengt de proeftijd met
één jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juli 2024.
Mr. C.H.W.M. Sterk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.