Op 17 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 juli 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte openlijk geweld tegen twee slachtoffers, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een geweldsincident op 26 januari 2023 in Goes. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de geweldshandelingen jegens het eerste slachtoffer, maar wel voor de poging tot zware mishandeling van het tweede slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van deze poging tot zware mishandeling, waarbij hij het slachtoffer meerdere keren in het gezicht had geslagen en in bedwang had gehouden terwijl de medeverdachte geweld gebruikte. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, te vervangen door 90 dagen hechtenis bij niet-naleving. De benadeelde partij, het tweede slachtoffer, kreeg een schadevergoeding van € 1.000,00 toegewezen voor immateriële schade, terwijl de vordering van het eerste slachtoffer niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat de straf passend was gezien de omstandigheden van de zaak.