ECLI:NL:RBZWB:2024:49

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
BRE 23/1565 en 23/1566
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet in relatie tot gastouderopvang en pedicure-activiteiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 januari 2024, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, evenals een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur verklaarde deze ongegrond. De rechtbank behandelt de beroepen en oordeelt dat de inkomsten uit gastouderopvang van belanghebbende niet als winst uit onderneming kunnen worden gekwalificeerd, maar als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslagen moet verminderen, rekening houdend met de aftrekbare kosten van € 4.000 voor gastouderopvang. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en vermindert de aanslagen IB/PVV en Zvw dienovereenkomstig. Belanghebbende krijgt het griffierecht terug, maar geen vergoeding van proceskosten, aangezien zij hier geen beroep op doet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/1565 en 23/1566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 20 januari 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.684 (aanslag IB/PVV). Tevens heeft de inspecteur een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 24.684 (aanslag Zvw).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslagen IB/PVV en Zvw heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht van respectievelijk € 243 en € 86 (de belastingrentebeschikkingen). Tevens heeft de inspecteur bij de aanslag IB/PVV een verzuimboete opgelegd van € 369 (de verzuimboete). Uit het bezwaarschrift blijkt dat geen bezwaar is gemaakt tegen de verzuimboete.
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw ongegrond verklaard en de aanslagen IB/PVV en Zvw gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Nadat belanghebbende de beroepen had ingesteld, hebben partijen overeenstemming bereikt ten aanzien van de aftrekbare kosten gastouderopvang voor een bedrag van € 4.000.
1.6.
De rechtbank heeft de beroepen op 23 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen IB/PVV en Zvw te hoog zijn vastgesteld. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of de inkomsten van belanghebbende uit gastouderopvang kwalificeren als winst uit onderneming dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de inkomsten uit gastouderopvang terecht gekwalificeerd als ROW
.De aanslagen dienen evenwel te worden verminderd rekening houdend met de aftrekbare kosten gastouderopvang van € 4.000 (zie 1.5). Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende exploiteerde met ingang van 2009 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [bedrijf] .
4.1.
In 2013 is belanghebbende tevens gestart met werkzaamheden van gastouderopvang voor haar kleinkinderen. De opvang vindt plaats in de woning van belanghebbende en is geschikt voor maximaal 4 kinderen.
4.2.
Voor de verzorging van gastouderopvang staat belanghebbende sinds 2013 als gastouder geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang en heeft zij zich ingeschreven bij het [bemiddelingsbureau] . Tevens heeft belanghebbende overeenkomsten van opdracht gesloten met haar kinderen.
4.3.
In de jaren 2016 tot en met 2022 bedroegen de inkomsten met betrekking tot deze werkzaamheden tussen € 4.889 en € 24.522.
4.4.
Belanghebbende heeft tot en met 2020 de volgende kleinkinderen opgevangen.
Kind
Kleinkinderen
Geboortejaar
[kind 1]
[kleinkind 1] , [kleinkind 2] , [kleinkind 3]
2012, 2014, 2016
[kind 2]
[kleinkind 4]
2012
[kind 3]
[kleinkind 5]
2020
4.5.
In de periode tussen 2013 en 2018 heeft belanghebbende afwisselend 2, 3 of 4 kleinkinderen als gastouder opgevangen. In 2018 bedroegen de inkomsten uit de gastouderopvang € 22.703, gebaseerd op de opvang van vier kleinkinderen.
4.6.
Voor de jaren tot en met 2018 had belanghebbende geen zakelijke aansprakelijkheidsverzekering voor de gastouderopvang.
4.7.
In de aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 zijn de volgende bedragen aangegeven:
Winst uit onderneming
€ 16.302
Ondernemersaftrek
€ 9.403
MKB-winstvrijstelling
€ 966
Belastbare winst, tevens belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 5.933
De winst uit onderneming bestaat uit een bedrag van € 25.656 aan opbrengsten pedicure en gastouderopvang verminderd met een bedrag van € 9.354 aan kosten.
4.8.
De inspecteur heeft in afwijking van de aangifte aanslagen IB/PVV en Zvw vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en een bijdrage-inkomen van € 24.684. Daarbij heeft de inspecteur de inkomsten uit gastouderopvang gekwalificeerd als ROW. Tevens heeft de inspecteur de in aftrek gebrachte kosten gecorrigeerd. Daarnaast heeft de inspecteur de inkomsten uit de activiteiten als pedicure aangemerkt als winst uit onderneming en de betreffende omzet vastgesteld op € 2.563 en de kosten op € 259.
4.9.
Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen is ongegrond verklaard.
4.10.
Nadat belanghebbende de beroepen had ingesteld tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw, hebben partijen er overeenstemming over bereikt dat de aftrekbare kosten voor gastouderopvang € 4.000 bedragen.

Motivering

Winst uit onderneming?
5. De rechtbank stelt voorop dat belanghebbende al jarenlang een pedicurepraktijk drijft. Niet in geschil is dat de pedicurewerkzaamheden worden verricht in het kader van een onderneming en dat het aantal uren dat aan die activiteiten in 2018 is besteed verwaarloosbaar klein is.
5.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat de gastouderopvang-activiteiten zijn verricht in het kader van een onderneming en dat zij daarom recht heeft op ondernemersfaciliteiten. Artikel 3.4 Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) merkt als ondernemer aan de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Voor het drijven van een onderneming dient sprake te zijn van een duurzame organisatie die erop gericht is met behulp van arbeid en kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijke productieproces met het oogmerk winst te behalen. De inspecteur betwist dat belanghebbende ter zake van de gastouderopvang-activiteiten als ondernemer kan worden aangemerkt.
5.2.
Belanghebbende, op wie dienaangaande de bewijslast rust, heeft gesteld dat de inkomsten uit gastouderopvang kwalificeren als winst uit onderneming omdat belanghebbende veel uren besteedt aan de gastouderopvang, debiteurenrisico loopt, investeringen heeft gedaan (inrichten van haar woning met kindermeubels en traphekken) en er een wachtlijst is voor de opvang.
5.3.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van winst uit onderneming of ROW dient de rechtbank acht te slaan op alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien. Daarbij is bijvoorbeeld van belang de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de omvang van de investeringen, het ondernemersrisico, de bekendheid naar buiten, het aantal opdrachtgevers, de omzet etc.
5.4.
Belanghebbende heeft vier plaatsen voor de opvang van kinderen. In de periode 2013 tot heden heeft zij als gastouder enkel haar eigen kleinkinderen opgevangen. Dat geldt ook voor langere periodes gedurende de jaren 2013 tot en met 2018 waarin belanghebbende, zoals de gemachtigde ter zitting heeft verklaard, slechts twee of drie kleinkinderen heeft opgevangen. De toen beschikbare plaatsen zijn, ondanks het feit dat er volgens belanghebbende veel verzoeken waren van het bemiddelingsbureau om andere kinderen op te vangen, nimmer opgevuld door kinderen van derden. Belanghebbende heeft betoogd dat zij in de toekomst ook kinderen van derden wil gaan opvangen, maar de rechtbank acht dit, gelet op het bovenstaande, ongeloofwaardig.
5.5.
Het voorgaande betekent dat het aantal opdrachtgevers gering is, waarbij belanghebbende zich beperkt tot de eigen kinderen zonder dat belanghebbende openstaat voor de werving van kinderen van derden. Belanghebbende heeft zich naar buiten toe niet als ondernemer kenbaar gemaakt door middel van een website of (andere) reclame-uitingen. Ze staat weliswaar ingeschreven bij een gastouderbureau maar dat is een verplichting om als gastouder te kunnen werken en die inschrijving dient niet als reclame-uiting. Verder acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat belanghebbende meer dan geringe risico’s loopt, nu zij enkel als gastouder voor haar kleinkinderen fungeert. De kans dat de kinderen de declaraties niet zouden voldoen lijkt de rechtbank erg klein en de kans dat belanghebbende aansprakelijk zou worden gesteld door een van de kinderen vanwege ondeugdelijke opvang acht de rechtbank verwaarloosbaar. Dat kennelijk ook belanghebbende dit laatste risico heel klein vindt blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat zij ter zake van de opvangactiviteiten jarenlang geen aansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, terwijl daarvan in de gastouderovereenkomsten wel melding van wordt gemaakt. Tenslotte heeft belanghebbende, nu zij zich alleen richt op de opvang van haar kleinkinderen, niet aannemelijk gemaakt dat de opvangactiviteiten een voldoende duurzaam karakter hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kwalificeren de inkomsten die belanghebbende heeft gegenereerd met haar werkzaamheden als gastouder voor haar kleinkinderen, voorgaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, niet als winst uit onderneming, maar als ROW.
Hoogte aanslagen
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten van gastouderopvang gesteld moeten worden op € 4.000. De rechtbank zal partijen hierin volgen. Dit brengt mee dat het belastbaar inkomen uit werk en woning alsmede het bijdrage-inkomen als volgt dienen te worden vastgesteld.
Gastouderopvang
Pedicure
Totaal
Omzet
€ 22.703
€ 2.563
€ 25.266
Kosten
€ 4.000
€ 259
€ 4.259
Resultaat
€ 18.703
€ 2.304
€ 21.007
MKB-winstvrijstelling
---
€ 323
€ 323
Belastbaar/Bijdrage inkomen
€ 18.703
€ 1.981
€ 20.684
Belastingrente
7. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Nu de met de belastingrentebeschikkingen samenhangende aanslagen zullen worden verminderd, dienen de bedragen van de belastingrente dienovereenkomstig te worden verminderd.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn gegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht terug. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten aangezien zij ter zitting heeft aangegeven dat zij geen beroep wenst te doen op vergoeding van die kosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.684 en vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de aanslag Zvw tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 20.684 en vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 4 januari 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.