ECLI:NL:RBZWB:2024:4893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
24/5412 WSFBSF
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake lerarenbeurs door DUO

Op 16 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een lerarenbeurs had aangevraagd. De aanvraag was ingediend op 17 mei 2024, maar werd door DUO afgewezen omdat deze te laat was ingediend. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar ook dit bezwaar werd door DUO in stand gehouden. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 11 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. Verzoeker was aanwezig, terwijl DUO vertegenwoordigd was door mr. drs. E.H.A. van den Berg via een beeldverbinding. De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake was van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereiste. Verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had, omdat hij met zijn opleiding was begonnen en de afwijzing van de lerarenbeurs hem zou dwingen om te stoppen met de opleiding.

Echter, ter zitting heeft DUO toegezegd dat verzoeker clementie zou worden verleend en dat zijn aanvraag alsnog inhoudelijk zou worden beoordeeld. Gezien deze toezegging en het feit dat de opleiding pas in september 2024 weer begint, concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5412 WSFBSF VV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de afwijzing van zijn aanvraag voor een lerarenbeurs.
1.1
Verzoeker heeft op 17 mei 2024 een aanvraag voor een lerarenbeurs voor het schooljaar 2024-2025 bij DUO ingediend. DUO heeft verzoekers aanvraag met het besluit van 28 mei 2024 afgewezen.
1.2
Met het bestreden besluit van 2 juli 2024 op het bezwaar van verzoeker is DUO bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen en namens DUO heeft mr. drs. E.H.A. van den Berg via een beeldverbinding deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de daarvoor vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. DUO heeft verzoekers aanvraag voor een lerarenbeurs afgewezen omdat verzoeker deze niet binnen de daarvoor geldende aanvraagtermijn heeft ingediend.
3.1
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker is inmiddels gestart met de opleiding waarvoor hij een lerarenbeurs heeft aangevraagd. Doordat de lerarenbeurs is afgewezen, is hij genoodzaakt om voorlopig met de opleiding te stoppen. Verzoeker is niet in staat om zelf de kosten van de opleiding te dragen.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ter zitting is namens DUO verklaard dat verzoeker clementie zal worden verleend. Verzoeker zal door DUO niet langer worden tegengeworpen dat hij de aanvraag te laat heeft ingediend. DUO zal verzoekers aanvraag voor een lerarenbeurs daarom alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.1
Gelet op het feit dat verzoeker is toegezegd dat hij binnen twee weken een inhoudelijke beslissing op zijn aanvraag zal ontvangen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker heeft verklaard dat het op dit moment zomervakantie is en de opleiding pas weer in september 2024 begint. Op dat moment zal verzoeker over een inhoudelijke beslissing over zijn aanvraag beschikken.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 16 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.