ECLI:NL:RBZWB:2024:4880

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
C/02/422331 / JE RK 24-880
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrokkenheid van de gecertificeerde instelling

Op 10 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de advocaat van de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar zijn advocaat kon namens hem een standpunt innemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] op 13 juli 2015 is ingesteld en sindsdien steeds is verlengd, laatstelijk tot 13 juli 2024. De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met vier maanden, omdat er nieuwe zorgen zijn ontstaan over [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de situatie van [de minderjarige] beoordeeld, waarbij is geconstateerd dat zij momenteel geen goede daginvulling heeft en terugvalt in oud gedrag. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, tot 13 november 2024, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders hebben ingestemd met de verlenging voor vier maanden, maar de GI had een wijziging van het verzoek willen indienen, wat niet is gebeurd. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422331 / JE RK 24-880
Datum uitspraak: 10 juli 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Brouwers te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoek met bijlagen van 6 mei 2024;
  • de brief van de GI van 30 mei 2024.
1.2
Op 10 juli 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI, tevens de betrokken jeugdbeschermer.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Desgevraagd geeft zijn advocaat aan dat zij hem recent heeft gesproken en namens hem ook een standpunt kan innemen. Hoewel de vader op de hoogte is van de mondelinge behandeling is het zijn advocaat onbekend of hij nog naar de rechtbank komt. De kinderrechter besluit daarop de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de vader. De overige aanwezigen hebben hiertegen geen bezwaar.
1.4
[de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.
1.5
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat gelet op de nauwe samenhang tussen deze zaak en de zaak met kenmerk C/02/422328 / JE RK 24-878 (verzoek verlenging ondertoezichtstelling ten aanzien van [de broer] ) de zaken gelijktijdig zijn behandeld. In beide zaken is bij separate beschikking beslist.

2.Feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 13 juli 2015 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Die maatregel is nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 31 mei 2023, tot 13 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van vier maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek, is namens de GI, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De situatie zoals is beschreven in het verzoekschrift is inmiddels achterhaald, reden waarom de GI de kinderrechter bij brief van 30 mei 2024 een update heeft gegeven. Ondanks dat er in de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet, zoals beschreven in het verzoekschrift, zijn er nieuwe zorgen ontstaan. Na een conflict met haar werkgever heeft [de minderjarige] besloten om haar ontslag te tekenen. Dit heeft tot gevolg dat zij momenteel thuis zit en geen goede daginvulling heeft. Ook heeft het beëindigen van haar werk consequenties voor haar vervolgtraject. Inmiddels is bekend dat [de minderjarige] niet wordt aangenomen op [onderwijsinstelling] . Hoe haar schoolverloop na de zomer verder gaat, is nog niet bekend. Doordat de dagstructuur is weggevallen, is [de minderjarige] teruggevallen in oud gedrag, zij gebruikt gedurende de dag softdrugs en haar boosheid neemt toe. [de minderjarige] slaat met deuren, laat zeer bepalend gedrag zien en stoot hulpverlening af. Ook zijn er conflicten met [de broer] wanneer hij bij de moeder thuis is. De komende periode gaat SELF [de minderjarige] intensiever ondersteunen om haar mogelijk te bewegen tot meer passende behandeling voor haar emotieregulatie. De moeder is recent weer begonnen met werken, halve dagen, waardoor is er minder toezicht op [de minderjarige] is. Ook wordt gezien dat hulpverlening minder goed in contact met de moeder komt en afspraken regelmatig worden afgezegd of verplaatst. Inmiddels komt [jeugdzorg] , na een eerdere verlaging van de frequentie, weer vier keer per week over de vloer. Met deze inzet lukt het de moeder beter om [de minderjarige] binnen de kaders te houden. De GI vraagt zich inmiddels af of een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden nog volstaat. Desgevraagd geeft de GI aan het verzoek te willen wijzigen, echter heeft zij geen gewijzigd verzoekschrift bij de rechtbank ingediend. Enerzijds omdat niet bekend was dat dit noodzakelijk was, anderzijds in de hoop een en ander bij de mondelinge behandeling met de ouders te kunnen bespreken. Wanneer een wijziging van het verzoek tóch mogelijk blijkt, dan acht de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes maanden passender. De ondertoezichtstelling is nodig om in de komende periode te bezien welke contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] het beste past en het schooltraject van [de minderjarige] te volgen. De GI hoopt met de ouders en [de minderjarige] overeenstemming te bereiken over het contact met de vader.

5.Het standpunt van belanghebbenden

5.1
Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij niet kan instemmen met een wijziging van het verzoek door de GI. De moeder vindt een verlenging van vier maanden voldoende en kan daarmee instemmen. De komende periode kan [de minderjarige] een voortraject doen voor [onderwijsinstelling] . Haar aanmelding kan echter pas na de zomervakantie plaatsvinden. [de minderjarige] wil graag naar school en heeft grote plannen voor de toekomst. Zij is gemotiveerd en gehoopt wordt dat de school bereidheid toont haar aan te nemen. [de minderjarige] geeft aan dat zij, bij gebrek aan school, wil gaan werken. De moeder stimuleert haar hierin. Ook stimuleert zij het contact tussen [de minderjarige] en de vader, maar zij kan [de minderjarige] niet dwingen om volgens de contactregeling naar de vader te gaan. Verder erkent de moeder dat [de minderjarige] blowt. Echter, hierop is voldoende zicht en dit leidt niet tot andere problemen.
5.2
Namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat niet akkoord kan worden gegaan met een wijziging van het verzoek, nu de advocaat dit niet met de vader heeft kunnen bespreken. De vader kan zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden. Hij hoopt dat de GI zal kijken naar de contactregeling, die op dit moment niet wordt nagekomen. De vader heeft vertrouwen in de vaste jeugdbeschermer en spreekt de hoop uit dat het gesprek over de contactregeling weer opgepakt gaat worden.

6.De beoordeling

6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Artikel 1:255 lid 1 BW bepaalt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
6.3
Uit de overgelegde stukken en de mondeling behandeling is gebleken dat [de minderjarige] onverminderd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter neemt daarbij onder andere in aanmerking dat er nieuwe zorgen zijn ontstaan over [de minderjarige] . Hoewel [de minderjarige] eerder een positieve ontwikkeling liet zien en zij sinds begin 2024 een leer-werktraject volgde, is dit gestopt. Hierdoor heeft zij geen goede daginvulling, blowt zij en er is onduidelijkheid over haar schoolgang na de zomervakantie. In eerste instantie zou [de minderjarige] beginnen bij [onderwijsinstelling] , maar door beëindiging van haar werk is er een kink in de kabel gekomen. Voorts heeft [de minderjarige] veel aansturing en nabijheid nodig en is er onenigheid over het contact tussen [de minderjarige] en de vader.
6.4
In de thuissituatie bij de moeder is hulpverlening vanuit [jeugdzorg] opgeschaald vanwege een toename van de zorgen. Dit heeft effect en het lukt de moeder beter om [de minderjarige] kaders te geven. Eerder heeft inzet van [jeugdzorg] ook een positief effect gehad in de thuissituatie van de moeder. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat hulpverlening de komende periode gecontinueerd moet worden om de eerder ingezette positieve lijn weer op te kunnen pakken.
6.5
Daarnaast acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk om verder te werken aan de eerder gestelde doelen, de schoolgang van [de minderjarige] te volgen, de moeder en [de minderjarige] hierin te begeleiden én om te trachten overeenstemming te bereiken over de contactregeling tussen [de minderjarige] en de vader. De kinderrechter heeft vertrouwen in de toezegging van de GI dat zij zich hiervoor zal inzetten. Dat de vader zijn vertrouwen in de jeugdbeschermer uitspreekt is positief.
6.6
De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat de ouders instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden. Nu de GI heeft nagelaten voorafgaand aan deze mondelinge behandeling een wijziging van het verzoek op schrift te stellen én de ouders zich niet kunnen vinden in een vermeerdering van de duur van de ondertoezichtstelling, kan de kinderrechter niet meer toewijzen dan hetgeen door de GI schriftelijk is verzocht. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling zal worden verlengd voor maximaal vier maanden.
6.7
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen beroep wordt ingesteld.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 13 juli 2024 tot 13 november 2024;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.