4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] eind oktober 2023 aan [getuige] heeft verteld dat verdachte seksuele handelingen met haar heeft verricht. Hierna heeft ze het tegen haar moeder gezegd en heeft haar moeder aangifte gedaan. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, te weten verkrachting en ontucht met zijn minderjarige stiefdochter die aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [slachtoffer] is geboren op [geboortedag 2] 2008 en dus in de pleegperiode volgens de tenlastelegging tussen de 12 en 15 jaar oud was.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring moet er dan ook sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan aangever. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of ontucht als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
[slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij in de eerste klas van de middelbare school zat, namelijk met het aanraken van haar borsten door verdachte. Zij moest verdachte ook aanraken en vervolgens ging dat aanraken verder naar onder de kleren. Dit ging over in vingeren en pijpen, hetgeen wekelijks gebeurde. In de eerste klas was dit vaak op dinsdag, in de tweede klas gebeurde dit vaak op woensdag en in de derde klas gebeurde dit op maandag. Dit gebeurde op deze momenten omdat haar moeder dan aan het werk was. Vanaf de tweede klas hebben [slachtoffer] en verdachte ook diverse keren seks gehad. Daarbij is ook eenmaal sprake geweest van het inbrengen van een vuist in haar vagina.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
heeft consistent en consequent verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Zij verklaart ook zeer gedetailleerd over deze gebeurtenissen. [slachtoffer] heeft verklaard dat er sprake is geweest van een periode van drie jaar waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De seksuele handelingen kan ze koppelen aan de klas waar zij op dat moment in zat en de dagen waarop haar moeder werkte. Opvallend is verder dat [slachtoffer] in haar verklaring eerlijk is over haar eigen gevoelens. Ze verklaart immers niet boos te zijn op verdachte, het op den duur ook wel fijn te zijn gaan vinden en dat als ze het niet had gewild, zij dit tegen verdachte had moeten zeggen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat het initiatief niet altijd van verdachte kwam, maar ook wel eens van haar. Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat [slachtoffer] haar verhaal heeft verteld aan zowel [getuige] als aan haar moeder, maar dit met tegenzin deed. Ze wilde niet dat er aangifte zou worden gedaan tegen verdachte. Hoewel er enige discrepantie bestaat tussen hetgeen [slachtoffer] tegen haar moeder en tegen [naam 1] heeft verklaard, zijn deze discrepanties naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig gewicht dat die de geloofwaardigheid van haar verklaring aantasten. Het sterkt juist de overtuiging dat [slachtoffer] de waarheid spreekt en het geen ingestudeerd verhaal is. Het betreffen kleine discrepanties op ondergeschikte punten. Gelet op de consistentie en authenticiteit van de verklaring van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring als betrouwbaar moet worden aangemerkt.
Is er voldoende steunbewijs?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank ziet allereerst steun in de filmpjes die op de telefoons van verdachte en [slachtoffer] zijn aangetroffen. Op de telefoon van verdachte staan meerdere filmpjes waarop is te zien dat seksuele handelingen worden uitgevoerd met of door [slachtoffer] . Meerdere keren is te zien dat zij een man pijpt en op één filmpje is te zien dat ze een man aftrekt. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de man is die op de filmpjes is te zien. Dit wordt door verdachte ook erkend. Een van deze “pijp” filmpjes is ook aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer] . Op het aftrekfilmpje dat verdachte over zichzelf heeft gemaakt en dat is aangetroffen op zijn telefoon praat hij tegen [slachtoffer] op een seksuele manier. Hij zegt onder andere: “Ik zou eens even lekker in je mondje willen stoppen. En lekker helemaal leeg willen zuigen. Dat mijn sperma in jouw mondje druipt. Ben je toch een geil ding [slachtoffer] . En wat je met je stiefpapa doet dat is echt niet normaal. Zo zou graag mijn hele vuist in je lekker geile natte kut stoppen. Kan ik jou lekker klaarfisten”. De rechtbank overweegt hierbij dat hetgeen verdachte op dit filmpje zegt vrijwel precies overeenkomt met hetgeen er volgens [slachtoffer] eerder heeft plaatsgevonden. Tot slot is er een filmpje op de telefoon van verdachte aangetroffen waarop te zien is dat de vagina van [slachtoffer] door de rechterhand van verdachte gepenetreerd wordt. Er is te zien dat eerst vier vingers in de vagina zitten waarbij er ronddraaiende penetrerende bewegingen gemaakt worden en dat daarna de gehele hand tot aan de knokkels de vagina in gaat. Vervolgens is te zien dat er penetrerende bewegingen gemaakt worden waarbij de hand tot over de knokkels in de vagina gaat. Ook dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte met steeds meer vingers haar vagina in ging.
Ook ziet de rechtbank steun in de notities die door [slachtoffer] zijn verstrekt en die volgens haar door verdachte zijn geschreven en in haar telefoon zijn gezet. Uit deze notities komen de seksuele handelingen zoals deze volgens [slachtoffer] hebben plaatsgevonden ook naar voren. De rechtbank gaat er vanuit dat de notities door verdachte zijn geschreven en niet door [slachtoffer] zelf, zoals door verdachte is gesteld. De rechtbank ontleent dit aan de bewoordingen die zijn gebruikt, het mannelijk en volwassen perspectief van waaruit is geschreven en de inhoud van de door de [slachtoffer] verstrekte notities die een fantasie of voorkeur van de verdachte lijken te beschrijven. De rechtbank merkt daarbij op dat in de notities meerdere keren wordt gesproken over vuistneuken/ “fistfucken” en de manier van klaarkomen, en dat deze beschrijving past bij de verklaring van [slachtoffer] en bij de tekst van het filmpje dat verdachte zelf heeft opgenomen. De rechtbank heeft derhalve ook geen enkele twijfel dat verdachte degene is geweest die de notities heeft geschreven en zij kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook bijdragen aan het bewijs.
Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte vaginale seks heeft gehad met [slachtoffer] . De rechtbank ziet voor de verklaring van [slachtoffer] op dit punt steun in hetgeen is verklaard over het gebruik en de aanschaf van condooms. Volgens de moeder van [slachtoffer] heeft [slachtoffer] van haar eigen geld condooms gekocht en scheurde daarvan een condoom toen verdachte en [slachtoffer] vaginale seks hadden. Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat dit kwam omdat hij een te grote penis had, aldus de moeder van [slachtoffer] en [slachtoffer] zelf. In de telefoon van [slachtoffer] is hierover ook een bericht aangetroffen. Als [slachtoffer] namelijk aan verdachte schrijft dat ze wel kan kijken of ze een grotere maat condooms kan kopen, reageert verdachte met “is goed”. Bovendien komt dit overeen met de bewoordingen in de notities waarop verdachte meermaals aangeeft dat hij een grote penis heeft. Dit alles ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat zij en verdachte ook vaginale seks hebben gehad.
Ten slotte wijst de rechtbank naar de eigen verklaring van verdachte waarin hij heeft bekend [slachtoffer] meerdere malen te hebben gevingerd en dat zij hem meerdere keren heeft gepijpt. Ook heeft hij erkend – zoals hiervoor is overwogen – dat hij degene is die op de beelden is te zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meerdere keren plegen van ontuchtige handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij een persoon tussen de 12 en 16 jaar oud, zijnde zijn stiefkind.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte haar regelmatig vingerde en dit steeds met meer vingers deed, maar uiteindelijk ook een keer zijn vuist naar binnen heeft gebracht. Verdachte ontkent dit laatste. Ook voor dit specifieke deel ziet de rechtbank echter voldoende steun in het dossier. In de notities – waarvan de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat deze afkomstig zijn van verdachte – is te lezen dat meerdere keren wordt gesproken over het inbrengen van een vuist en meerdere vingers. Voorts wordt in deze notities geïnsinueerd dat er wat “opgerekt” moet worden. Ook in het aftrekfilmpje zoals hiervoor genoemd, wordt door verdachte gezegd dat hij graag zijn vuist in de vagina van [slachtoffer] wil brengen en dat zij hiervoor moet oefenen met haar eigen hand. Tot slot ziet de rechtbank het reeds hierboven genoemde filmpje op de telefoon van verdachte als steunbewijs, waarop is te zien dat de hand van verdachte tot over de knokkels in de vagina van [slachtoffer] gaat.
Dwang
Om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting (de penetratie met een vuist) moet door de rechtbank worden beoordeeld of er sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit houdt in dat verdachte [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid moet hebben
gedwongentot het ondergaan van de seksuele handeling. De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat er sprake is geweest van dwang. Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en gaat zij daarvan uit. [slachtoffer] heeft herhaaldelijk aangegeven dat het pijn deed en ook dat verdachte moest stoppen. Nu verdachte dit niet onmiddellijk deed en tot bloedens toe doorging, heeft hij [slachtoffer] aldus gedwongen de seks met de vuist te ondergaan. Dit gegeven acht de rechtbank reeds voldoende voor het aannemen van dwang. Verder bestaat de dwang ook uit het misbruik maken van het overwicht dat verdachte op [slachtoffer] had. Er is een aanzienlijk leeftijdsverschil, er was sprake van een kinderlijke maar hevige adoratie van verdachte door [slachtoffer] en verdachte was hiervan op de hoogte. [slachtoffer] zat verder in een afhankelijkheidsrelatie nu verdachte haar stiefvader was en zij deels aan zijn zorg was toevertrouwd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan verkrachting.
Pleegperiode
Met betrekking tot het door de verdediging gevoerde verweer ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank als volgt. Ook voor wat betreft de pleegperiode gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangeefster. Met betrekking tot de ontuchtige handelingen heeft aangeefster in november 2023 verklaard dat het misbruik al drie jaar duurde dus is begonnen in november 2020. [slachtoffer] heeft verklaard dat er voor het laatst iets op seksueel vlak tussen haar en verdachte is gebeurd op 22 oktober 2023. De periode die kan worden bewezen is derhalve van 1 november 2020 tot en met 22 oktober 2023. Over de verkrachting heeft [slachtoffer] verklaard dat het rond de tijd van Halloween was, in 2021 of 2022. De rechtbank gaat derhalve uit van een bewezenverklaring voor feit 1 van de periode van 1 oktober 2021 tot en met 1 november 2022.
Feit 3
Aangezien verdachte over dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en daarvoor geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , pagina 146 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 209-211 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 215 van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 juni 2024.