ECLI:NL:RBZWB:2024:4778

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
02/310675-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht met minderjarige stiefdochter door stiefvader

Op 12 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen en verkrachting van zijn minderjarige stiefdochter. De verdachte, geboren in 1967, heeft gedurende een periode van meer dan drie jaar, van 1 november 2020 tot en met 12 november 2023, zijn stiefdochter, geboren in 2008, seksueel misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanraken van de vagina, borsten en billen van het slachtoffer, alsook aan orale en vaginale penetratie. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en consistent, en deze werd ondersteund door ander bewijs, waaronder videomateriaal en notities die door de verdachte zijn geschreven. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een contactverbod opgelegd met het slachtoffer, en moet hij zich onthouden van contact met haar voor een periode van vijf jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 18.040,57 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/310675-23
vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1967
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats 1]
raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te ’s-Hertogenbosch

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1
zijn minderjarige stiefkind [slachtoffer] meermalen heeft verkracht in de periode van 1 november 2020 tot en met 12 november 2023
Feit 2
meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] in de periode van 1 november 2020 tot en met 12 november 2023
Feit 3
in de periode 26 maart 2023 tot en met 12 november 2023 kinderporno heeft verspreid, aangeboden, vervaardigd dan wel in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Er is geen twijfel aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] . Haar verklaring is in grote lijnen consistent en bevat diverse verifieerbare details. Daarbij verklaart zij eerlijk over haar gevoelens en erkent ze dat ook zij soms het initiatief heeft genomen. Bovendien vindt haar verklaring in grote mate steun in andere bewijsmiddelen. Dat bij feit 1 sprake is geweest van dwang baseert de officier van justitie op de verklaring van [slachtoffer] dat het pijn deed en dat zij heeft gezegd dat verdachte moest stoppen. Los daarvan bestaat de dwang ook uit het misbruik maken van het overwicht dat verdachte op haar had nu hij haar stiefvader was. Ook voor feit 3 kan een bewezenverklaring volgen nu verdachte voor dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 ten laste gelegde feit nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs uit het dossier naar voren komt. Naast de verklaring van [slachtoffer] – welke niet als betrouwbaar kan worden aangemerkt – zijn er als steunbewijs zogenoemde “disclosure”-getuigen. De verschillen tussen deze verklaringen zijn te groot om te spreken van een consistent verhaal. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich – gelet op de grotendeels bekennende verklaring van verdachte – aan het oordeel van de rechtbank. Voor de vaginale seks kan geen bewezenverklaring volgen nu [slachtoffer] geen betrouwbare verklaring heeft afgelegd en verder ondersteunend bewijs hiervoor ontbreekt. Voorts verzoekt de verdediging de ten laste gelegde periode te beperken tot de periode van februari 2021 tot en met 26 maart 2023. Met betrekking tot feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] eind oktober 2023 aan [getuige] heeft verteld dat verdachte seksuele handelingen met haar heeft verricht. Hierna heeft ze het tegen haar moeder gezegd en heeft haar moeder aangifte gedaan. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, te weten verkrachting en ontucht met zijn minderjarige stiefdochter die aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [slachtoffer] is geboren op [geboortedag 2] 2008 en dus in de pleegperiode volgens de tenlastelegging tussen de 12 en 15 jaar oud was.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring moet er dan ook sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan aangever. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of ontucht als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
[slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij in de eerste klas van de middelbare school zat, namelijk met het aanraken van haar borsten door verdachte. Zij moest verdachte ook aanraken en vervolgens ging dat aanraken verder naar onder de kleren. Dit ging over in vingeren en pijpen, hetgeen wekelijks gebeurde. In de eerste klas was dit vaak op dinsdag, in de tweede klas gebeurde dit vaak op woensdag en in de derde klas gebeurde dit op maandag. Dit gebeurde op deze momenten omdat haar moeder dan aan het werk was. Vanaf de tweede klas hebben [slachtoffer] en verdachte ook diverse keren seks gehad. Daarbij is ook eenmaal sprake geweest van het inbrengen van een vuist in haar vagina.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
heeft consistent en consequent verklaard over de aard van de seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Zij verklaart ook zeer gedetailleerd over deze gebeurtenissen. [slachtoffer] heeft verklaard dat er sprake is geweest van een periode van drie jaar waarin de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De seksuele handelingen kan ze koppelen aan de klas waar zij op dat moment in zat en de dagen waarop haar moeder werkte. Opvallend is verder dat [slachtoffer] in haar verklaring eerlijk is over haar eigen gevoelens. Ze verklaart immers niet boos te zijn op verdachte, het op den duur ook wel fijn te zijn gaan vinden en dat als ze het niet had gewild, zij dit tegen verdachte had moeten zeggen. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat het initiatief niet altijd van verdachte kwam, maar ook wel eens van haar. Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat [slachtoffer] haar verhaal heeft verteld aan zowel [getuige] als aan haar moeder, maar dit met tegenzin deed. Ze wilde niet dat er aangifte zou worden gedaan tegen verdachte. Hoewel er enige discrepantie bestaat tussen hetgeen [slachtoffer] tegen haar moeder en tegen [naam 1] heeft verklaard, zijn deze discrepanties naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig gewicht dat die de geloofwaardigheid van haar verklaring aantasten. Het sterkt juist de overtuiging dat [slachtoffer] de waarheid spreekt en het geen ingestudeerd verhaal is. Het betreffen kleine discrepanties op ondergeschikte punten. Gelet op de consistentie en authenticiteit van de verklaring van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring als betrouwbaar moet worden aangemerkt.
Is er voldoende steunbewijs?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] . De rechtbank ziet allereerst steun in de filmpjes die op de telefoons van verdachte en [slachtoffer] zijn aangetroffen. Op de telefoon van verdachte staan meerdere filmpjes waarop is te zien dat seksuele handelingen worden uitgevoerd met of door [slachtoffer] . Meerdere keren is te zien dat zij een man pijpt en op één filmpje is te zien dat ze een man aftrekt. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de man is die op de filmpjes is te zien. Dit wordt door verdachte ook erkend. Een van deze “pijp” filmpjes is ook aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer] . Op het aftrekfilmpje dat verdachte over zichzelf heeft gemaakt en dat is aangetroffen op zijn telefoon praat hij tegen [slachtoffer] op een seksuele manier. Hij zegt onder andere: “Ik zou eens even lekker in je mondje willen stoppen. En lekker helemaal leeg willen zuigen. Dat mijn sperma in jouw mondje druipt. Ben je toch een geil ding [slachtoffer] . En wat je met je stiefpapa doet dat is echt niet normaal. Zo zou graag mijn hele vuist in je lekker geile natte kut stoppen. Kan ik jou lekker klaarfisten”. De rechtbank overweegt hierbij dat hetgeen verdachte op dit filmpje zegt vrijwel precies overeenkomt met hetgeen er volgens [slachtoffer] eerder heeft plaatsgevonden. Tot slot is er een filmpje op de telefoon van verdachte aangetroffen waarop te zien is dat de vagina van [slachtoffer] door de rechterhand van verdachte gepenetreerd wordt. Er is te zien dat eerst vier vingers in de vagina zitten waarbij er ronddraaiende penetrerende bewegingen gemaakt worden en dat daarna de gehele hand tot aan de knokkels de vagina in gaat. Vervolgens is te zien dat er penetrerende bewegingen gemaakt worden waarbij de hand tot over de knokkels in de vagina gaat. Ook dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte met steeds meer vingers haar vagina in ging.
Ook ziet de rechtbank steun in de notities die door [slachtoffer] zijn verstrekt en die volgens haar door verdachte zijn geschreven en in haar telefoon zijn gezet. Uit deze notities komen de seksuele handelingen zoals deze volgens [slachtoffer] hebben plaatsgevonden ook naar voren. De rechtbank gaat er vanuit dat de notities door verdachte zijn geschreven en niet door [slachtoffer] zelf, zoals door verdachte is gesteld. De rechtbank ontleent dit aan de bewoordingen die zijn gebruikt, het mannelijk en volwassen perspectief van waaruit is geschreven en de inhoud van de door de [slachtoffer] verstrekte notities die een fantasie of voorkeur van de verdachte lijken te beschrijven. De rechtbank merkt daarbij op dat in de notities meerdere keren wordt gesproken over vuistneuken/ “fistfucken” en de manier van klaarkomen, en dat deze beschrijving past bij de verklaring van [slachtoffer] en bij de tekst van het filmpje dat verdachte zelf heeft opgenomen. De rechtbank heeft derhalve ook geen enkele twijfel dat verdachte degene is geweest die de notities heeft geschreven en zij kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook bijdragen aan het bewijs.
Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte vaginale seks heeft gehad met [slachtoffer] . De rechtbank ziet voor de verklaring van [slachtoffer] op dit punt steun in hetgeen is verklaard over het gebruik en de aanschaf van condooms. Volgens de moeder van [slachtoffer] heeft [slachtoffer] van haar eigen geld condooms gekocht en scheurde daarvan een condoom toen verdachte en [slachtoffer] vaginale seks hadden. Verdachte heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat dit kwam omdat hij een te grote penis had, aldus de moeder van [slachtoffer] en [slachtoffer] zelf. In de telefoon van [slachtoffer] is hierover ook een bericht aangetroffen. Als [slachtoffer] namelijk aan verdachte schrijft dat ze wel kan kijken of ze een grotere maat condooms kan kopen, reageert verdachte met “is goed”. Bovendien komt dit overeen met de bewoordingen in de notities waarop verdachte meermaals aangeeft dat hij een grote penis heeft. Dit alles ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] dat zij en verdachte ook vaginale seks hebben gehad.
Ten slotte wijst de rechtbank naar de eigen verklaring van verdachte waarin hij heeft bekend [slachtoffer] meerdere malen te hebben gevingerd en dat zij hem meerdere keren heeft gepijpt. Ook heeft hij erkend – zoals hiervoor is overwogen – dat hij degene is die op de beelden is te zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal en dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meerdere keren plegen van ontuchtige handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij een persoon tussen de 12 en 16 jaar oud, zijnde zijn stiefkind.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat verdachte haar regelmatig vingerde en dit steeds met meer vingers deed, maar uiteindelijk ook een keer zijn vuist naar binnen heeft gebracht. Verdachte ontkent dit laatste. Ook voor dit specifieke deel ziet de rechtbank echter voldoende steun in het dossier. In de notities – waarvan de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat deze afkomstig zijn van verdachte – is te lezen dat meerdere keren wordt gesproken over het inbrengen van een vuist en meerdere vingers. Voorts wordt in deze notities geïnsinueerd dat er wat “opgerekt” moet worden. Ook in het aftrekfilmpje zoals hiervoor genoemd, wordt door verdachte gezegd dat hij graag zijn vuist in de vagina van [slachtoffer] wil brengen en dat zij hiervoor moet oefenen met haar eigen hand. Tot slot ziet de rechtbank het reeds hierboven genoemde filmpje op de telefoon van verdachte als steunbewijs, waarop is te zien dat de hand van verdachte tot over de knokkels in de vagina van [slachtoffer] gaat.
Dwang
Om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting (de penetratie met een vuist) moet door de rechtbank worden beoordeeld of er sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Dit houdt in dat verdachte [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid moet hebben
gedwongentot het ondergaan van de seksuele handeling. De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat er sprake is geweest van dwang. Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en gaat zij daarvan uit. [slachtoffer] heeft herhaaldelijk aangegeven dat het pijn deed en ook dat verdachte moest stoppen. Nu verdachte dit niet onmiddellijk deed en tot bloedens toe doorging, heeft hij [slachtoffer] aldus gedwongen de seks met de vuist te ondergaan. Dit gegeven acht de rechtbank reeds voldoende voor het aannemen van dwang. Verder bestaat de dwang ook uit het misbruik maken van het overwicht dat verdachte op [slachtoffer] had. Er is een aanzienlijk leeftijdsverschil, er was sprake van een kinderlijke maar hevige adoratie van verdachte door [slachtoffer] en verdachte was hiervan op de hoogte. [slachtoffer] zat verder in een afhankelijkheidsrelatie nu verdachte haar stiefvader was en zij deels aan zijn zorg was toevertrouwd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan verkrachting.
Pleegperiode
Met betrekking tot het door de verdediging gevoerde verweer ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank als volgt. Ook voor wat betreft de pleegperiode gaat de rechtbank uit van de verklaring van aangeefster. Met betrekking tot de ontuchtige handelingen heeft aangeefster in november 2023 verklaard dat het misbruik al drie jaar duurde dus is begonnen in november 2020. [slachtoffer] heeft verklaard dat er voor het laatst iets op seksueel vlak tussen haar en verdachte is gebeurd op 22 oktober 2023. De periode die kan worden bewezen is derhalve van 1 november 2020 tot en met 22 oktober 2023. Over de verkrachting heeft [slachtoffer] verklaard dat het rond de tijd van Halloween was, in 2021 of 2022. De rechtbank gaat derhalve uit van een bewezenverklaring voor feit 1 van de periode van 1 oktober 2021 tot en met 1 november 2022.
Feit 3
Aangezien verdachte over dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en daarvoor geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , pagina 146 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 209-211 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 215 van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 28 juni 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 1 november 2022 te [plaats 2] eenmaal
een kind dat hij, verdachte,
verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn, verdachtes, gezin, en een aan zijn, verdachtes, zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 2008,
door een andere feitelijkheid, te weten het feitelijk overwicht op die [slachtoffer] , gezien het leeftijdsverschil en de gevoelens die die [slachtoffer] had en de relatie stiefvader/stiefdochter en het voorbij gaan aan de verbale signalen van weerstand
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, vuist in de vagina van die [slachtoffer] ;
Feit 2
in de periode van 1 november 2020 tot en met 22 oktober 2023 te [plaats 2] en te [plaats 3] , en [plaats 6] , meermalen, (telkens) met een kind dat hij, verdachte,
verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn, verdachtes, gezin, en met een aan zijn, verdachtes, zorg, toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
het brengen van meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] heeft gevingerd en
het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
het aanraken van de vagina en de borsten en de billen van die [slachtoffer] en het slaan tegen de billen van die [slachtoffer] ;
Feit 3
in de periode van 26 maart 2023 tot en met 12 november 2023 in Nederland,
afbeeldingen, te weten een film en een video en een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen en film en een video, te weten een telefoon, van seksuele gedragingen, waarbij een kind dat hij, verdachte, verzorgt en/of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 2008, is betrokken, heeft verspreid, vervaardigd en in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met beide handen vasthouden van een stijve penis en
het met de mond over de stijve penis op en neer te bewegen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (te weten die voornoemde [slachtoffer] ) en
het ejaculeren in een mond van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (te weten die voornoemde [slachtoffer] ), (een video met bestandsnaam: [bestandsnaam] .mp4, bestandspad: [bestandspad] .MP4).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast acht de officier van justitie het van belang dat een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr wordt opgelegd, te weten een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de [straat] in [plaats 2] , de plaats [plaats 3] , de plaats [plaats 4] en de plaats [plaats 5] . De duur van deze maatregel zou 5 jaar moeten zijn en per overtreding zouden steeds twee weken hechtenis met een maximum van zes maanden moeten volgen. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel. Tot slot vordert de officier van justitie oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking, op grond van artikel 38z Sr, die na de straf ingaat.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen van 18 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Voor wat betreft de bijzondere voorwaarden kan aansluiting worden gezocht bij de voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd door de reclassering. De verdediging verzoekt voor wat betreft het contactverbod met [moeder slachtoffer] een uitzondering te maken, in die zin dat contact middels een advocaat/tussenpersoon is toegestaan als dit gaat over het huis in [land] dat zij gezamenlijk bezitten. De verdediging verzet zich tegen het opleggen van de 38z maatregel nu niet aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer] , waarbij hij naast het aanraken van haar vagina, borsten en billen zowel oraal als vaginaal bij haar is binnengedrongen. Dit begon toen zij slechts 12 jaar oud was. Hij heeft haar verkracht en haar gedurende een periode van jaren structureel seksueel misbruikt. Dit alles vond overwegend plaats in het huis waar verdachte en [slachtoffer] met ook haar moeder en zusje woonden. Dit had juist een veilige plek voor haar moeten zijn. Door zo te handelen heeft verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter geschonden en op grove wijze misbruik gemaakt van de aanwezige vertrouwensrelatie. Hierbij is de ongestoorde ontwikkeling op het gebied van intimiteit en seksualiteit van zijn opgroeiende stiefdochter op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte heeft aldus volledig miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele benaderingen door volwassenen en daarom moeten kunnen rekenen op die bescherming, juist door hun (stief)ouders. Verdachte heeft hieraan geen voorrang gegeven en zich enkel laten leiden door, en oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele verlangens. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en juist geprobeerd zijn jonge slachtoffer, die zeer op hem gesteld was, hiervoor verantwoordelijk te maken. Het initiatief zou veelvuldig bij haar hebben gelegen en worden gevoed door haar grote nieuwsgierigheid naar intimiteit. Verdachte zou daaraan geen weerstand hebben kunnen bieden. Kennelijk mede om het voortdurende misbruik te verhullen en geen verdenking op zich te laden, beklaagde verdachte zich bij de moeder van [slachtoffer] over [slachtoffer] ’ aanwezigheid op momenten dat zij eigenlijk bij haar biologische vader moest verblijven. Dit terwijl juist op die momenten op zijn initiatief de gelegenheid werd genomen [slachtoffer] te misbruiken. Ook sprak verdachte herhaaldelijk zorgen uit over de adoratie van [slachtoffer] voor hem. Onder meer op die manier wendde hij in het contact met moeder voor met [slachtoffer] welzijn erg begaan te zijn. De berekenende handelwijze die ook voor [slachtoffer] op zichzelf reeds erg beschadigend is geweest – door de ontkenning en het verleggen van de verantwoordelijkheid werden de gevoelens van [slachtoffer] immers miskend – rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Het gedrag van verdachte heeft er ook toe geleid dat de familiebanden die waren opgebouwd volledig zijn ontwricht. Dit alles neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Dat het seksuele misbruik grote gevolgen heeft gehad blijkt ook uit de slachtofferverklaringen van [slachtoffer] en haar moeder, welke ter terechtzitting op indringende wijze zijn voorgelezen. [slachtoffer] heeft aangegeven dat een stiefvader zijn stiefdochter hoort te beschermen en niet hoort zwart te maken. Ze neemt verdachte heel erg kwalijk wat hij tijdens de verhoren heeft verklaard. Vanaf het moment dat verdachte is opgepakt slaapt [slachtoffer] slecht of tijdens sommige nachten helemaal niet. Ze vraagt zich af hoe het met verdachte gaat, of hij boos is op haar en of hij haar ooit nog wil spreken. [slachtoffer] geeft aan dat ze zoveel is kwijtgeraakt door dat wat verdachte bij haar heeft gedaan, maar dat verdachte ook degene is die zij het meeste mist. Nu is alles voorbij en is ze erachter gekomen – hoe moeilijk het ook voor haar is – dat ze beter af is zonder verdachte. Uit de verklaring van [moeder slachtoffer] , de moeder van [slachtoffer] , komt naar voren dat zij het verdachte ontzettend kwalijk neemt dat hij nog altijd zijn verantwoordelijkheid niet neemt en de schuld bij [slachtoffer] legt. Ze neemt het zichzelf kwalijk dat ze niets door heeft gehad nu alles zich in haar huis en onder haar neus heeft afgespeeld. Ze heeft haar meisje niet kunnen beschermen en dat zal zij zichzelf altijd kwalijk nemen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 26 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportage van drs. [klinisch psycholoog] van 20 februari 2024 en een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 27 maart 2024.
In de Pro Justitia-rapportage wordt door de psycholoog – samengevat en voor zover hier van belang – geconcludeerd dat verdachte niet lijdende is aan een psychische stoornis, een verstandelijke beperking en/of een psychogeriatrische aandoening. Ook niet tijdens het plegen van de ten lastegelegde feiten. Op basis van het feit dat bij verdachte geen vorm van psychopathologie kon worden vastgesteld adviseert de psycholoog het tenlastegelegde in zijn geheel aan hem toe te rekenen.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden en daarnaast een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr voor een periode van vijf jaren met dadelijke uitvoerbaarheid.
Nu de conclusies van de gedragsdeskundige omtrent de psychische en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en de mate waarin die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde worden gedragen door diens bevindingen, maakt de rechtbank die tot de hare. De rechtbank concludeert dat de ten laste gelegde feiten volledig aan de verdachte moeten worden toegerekend.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij haar oordeel tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de aard, de ernst en de duur van het bewezenverklaarde meegewogen, alsmede straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte bij herhaling, over een jarenlange periode, verkrachting en ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter, welke verkrachting bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] met een vuist. Verdachte heeft manipulerend en doortrapt gehandeld om [slachtoffer] kwetsbaar te maken en haar voor zichzelf te winnen. Bovendien heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en legt hij de schuld ook bij [slachtoffer] . Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf, te weten een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd nu deze ook in het kader van een toekomstige voorwaardelijke invrijheidsstelling uitgevoerd kunnen worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Verder acht de rechtbank, ter voorkoming van nieuw ernstig belastend gedrag van verdachte richting [slachtoffer] , het van belang dat verdachte voor een langere periode op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met haar en dat het hem verboden wordt zich in haar omgeving te bevinden. De ouders van [slachtoffer] hebben aangegeven dat zij vrezen dat verdachte haar weer lastig zal gaan vallen. De rechtbank vindt dit niet onaannemelijk. De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v Sr de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met [slachtoffer] (direct en indirect) en dat hij zich niet bevindt in de [straat] in [plaats 2] , de plaats [plaats 3] , de plaats [plaats 4] en de plaats [plaats 5] . De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van
vijf jaaren bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis
twee wekenbedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van
zes maanden. De rechtbank zal niet bepalen dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, nu hiervoor de noodzaak niet is gebleken. De maatregel houdt geen contactverbod met de moeder en het zusje van [slachtoffer] in nu het bewezenverklaarde zich niet rechtstreeks tot hen heeft gericht.
Ten slotte is de oplegging van een gedragsbeïnvloedende- en/of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr gevorderd. De rechtbank merkt op dat zij geen termen aanwezig acht om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Niet is aan de voorwaarden voldaan die artikel 38z Sr aan oplegging daarvan stelt, in het bijzonder nu, conform lid 2 van voornoemd artikel een daartoe strekkend advies van een reclasseringsinstelling ontbreekt.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] , vordert een vergoeding van € 20.040,54 waarvan
€ 540,54 aan materiële schade, € 17.500,- aan immateriële schade en € 2.000,- aan nader te onderbouwen schade. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële kosten
Reiskosten
Door de benadeelde partij is in totaal € 540,54 gevorderd aan reiskosten ten behoeve van de bezoeken aan de behandelaar van [hulpverlening] . De kosten staan in voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de verdediging heeft deze kosten niet betwist. De rechtbank zal de gevorderde schade toewijzen.
Nader te onderbouwen schade
Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van toekomstige schade, te weten een bedrag van € 2.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren, nu dit niet is onderbouwd. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële kosten
Uit de stukken bij de vordering en de door de benadeelde partij ter terechtzitting gegeven toelichting blijkt dat de benadeelde partij door het seksueel misbruik geestelijk letsel heeft opgelopen. Sinds 5 december 2023 is de benadeelde partij in behandeling bij [hulpverlening] , vanwege haar trauma gerelateerde- en stressklachten. Uit het schrijven van behandelaar
mw. [naam 2] volgt duidelijk wat de gedragingen van verdachte bij de benadeelde partij teweeg hebben gebracht. Verdachte heeft haar zodanig beïnvloed dat zij, ook nu nog, grotendeels in zijn ban lijkt te zijn. De verwachting is dat langdurig psychologische behandeling nodig zal zijn voor de benadeelde partij. Gelet op de hiervoor genoemde gevolgen die het bewezenverklaarde voor de benadeelde partij heeft gehad en in aanmerking genomen de bedragen aan immateriële schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare gevallen plegen toe te worden toegekend, komt het gevorderde bedrag van € 17.500,- de rechtbank billijk voor. De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.2
De wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast. Verder zal over het toegekende bedrag de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop het feit is gepleegd en de schade is ontstaan, te weten 1 november 2020.
7.3
De vorderingen van [moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer]
Artikel 51f lid1 Sv bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voor zijn vordering tot schadevergoeding kan voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.
De artikelen 242 en 245 beschermen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het kind jonger dan 16 jaar en niet van de ouders. De rechtbank zal dan ook dat deel van de vordering dat ziet op door de ouders van de benadeelde partij geleden rechtstreekse schade niet-ontvankelijk verklaren.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 240b, 242, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
verkrachting;
Feit 2:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
Feit 3:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij
iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken,
verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 5 jaar
op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008 en dat hij zich niet zal bevinden in de [straat] in [plaats 2] , de plaats [plaats 3] , de plaats [plaats 4] en de plaats [plaats 5] .
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Meetlint (Omschrijving: PL2000-ZBRBC23176_794638, De Keukenman);
* 1 STK GSM (Omschrijving: PL2000-ZBRBC23176_794637, Apple);
* 1 STK Pomp (Omschrijving: ZBRBC23176_794643 Penispomp, Wit).
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van € 18.040,57, waarvan € 540,54 aan materiële schade en € 17.500,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 1 november 2020;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 18.040,57 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf
1 november 2020;
- bepaalt dat bij niet betaling 125 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partijen
[moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer]niet-ontvankelijk in hun vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen [moeder slachtoffer] en [vader slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juli 2024.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 12 november 2023 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] , althans in Nederland en/of te [plaats 6] , meermalen, althans eenmaal (telkens) een kind dat hij, verdachte,
verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn, verdachtes, gezin, en/of een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 2008,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het feitelijk overwicht op die [slachtoffer] , gezien het leeftijdsverschil en/of de gevoelens die die [slachtoffer] had en/of de relatie stiefvader/stiefdochter en/of het voorbij gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet en/of weerstand
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vuist in de vagina van die [slachtoffer] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 12 november 2023 te [plaats 2] en/of te [plaats 3] , althans in Nederland en/of te [plaats 6] , meermalen, althans eenmaal (telkens) met een kind dat hij, verdachte,
verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn, verdachtes, gezin, en/of met een aan zijn, verdachtes, zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger en/of meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft gevingerd en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
het aanraken/betasten/wrijven over/van de vagina en/of de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] en/of het slaan tegen de billen van die [slachtoffer] ;
( art 245 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode 26 maart 2023 tot en met 12 november 2023 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
een afbeelding, te weten een film en/of een video en/of een gegevensdrager, bevattende een afbeeldingen en/of film en/of een video, te weten een telefoon,
van seksuele gedraging(en), waarbij een kind dat hij, verdachte, verzorgt en/of opvoedt als behorend tot zijn gezin, althans iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] geboren op [geboortedag 2] 2008, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, vervaardigd en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestond(en) uit:
het met beide handen vasthouden van een stijve penis en/of
het met de mond over de stijve penis op en neer te bewegen door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (te weten die voornoemde [slachtoffer] ) en/of
het ejaculeren in een mond van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (te weten die voornoemde [slachtoffer] ), althans het oraal bevredigen van een man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (te weten die voornoemde [slachtoffer] ) (een video met bestandsnaam: [bestandsnaam] .mp4, bestandspad: [bestandspad] .MP4);
( art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht )