Op 16 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de minderjarige, geboren in 2023, onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen vanwege ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van het kind. De ouders, die in een problematische situatie verkeerden zonder vaste woon- of verblijfplaats, hadden niet adequaat gereageerd op eerdere hulpverlening en waren niet in staat gebleken om een veilige omgeving voor hun kind te creëren. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2024 werd de situatie van de ouders besproken, evenals hun pogingen om woonruimte te vinden. De kinderrechter oordeelde dat de omstandigheden voldoende reden gaven voor de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, en verlengde deze maatregelen tot 7 augustus 2024, met de mogelijkheid voor de ouders om per 17 mei 2024 naar een nieuwe woonplek te verhuizen. De kinderrechter benadrukte het belang van veiligheidsafspraken en samenwerking met de jeugdbescherming voor een veilige terugkeer van de minderjarige naar de ouders. De beschikking werd mondeling gegeven en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.