Uitspraak
1.De procedure
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 3 januari 2024;
- de conclusie van repliek van 6 maart 2024;
- de conclusie van dupliek van 27 maart 2024 met producties;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de eiser, die in een affectieve relatie was met de gedaagde, de terugbetaling van zorgkosten ter hoogte van € 439,35. De eiser stelt dat deze kosten zijn gemaakt voor de gedaagde, terwijl hun relatie inmiddels was beëindigd en de gedaagde al een eigen zorgverzekering had afgesloten. De eiser betoogt dat hij als hoofdverzekerde op de oude polis verantwoordelijk blijft voor de betaling van de zorgkosten, ondanks dat de facturen op naam van de gedaagde stonden. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat de eiser de kosten onterecht heeft voldaan, aangezien deze kosten zijn gemaakt tijdens de periode dat zij nog samen waren en er een gezamenlijke rekening was.
De kantonrechter overweegt dat de eiser niet heeft aangetoond dat de gedaagde verantwoordelijk is voor de betaling van de zorgkosten, omdat de kosten zijn gemaakt in een periode waarin zij nog samenleefden en gebruik maakten van een gezamenlijke rekening. De rechter concludeert dat er geen gemeenschap van goederen was, maar dat er wel een gezamenlijke rekening was, waarvan de kosten zijn betaald. Aangezien de verdeling van deze gezamenlijke rekening niet heeft plaatsgevonden, kan niet worden vastgesteld dat de eiser een vordering heeft op de gedaagde. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 50,00.
Het vonnis is uitgesproken op 26 juni 2024 door mr. Tilman-Knoester en is uitvoerbaar bij voorraad.