RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [bedrijf] B.V. uit [plaats 2] ( [bedrijf] ).
(vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger] )
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verlenen van een omzettingsvergunning aan [bedrijf] voor het gebruiken van het pand aan de [adres] te [plaats 1] voor het huisvesten van 5 studenten.
1.1.Het college heeft deze vergunning met het besluit van 20 oktober 2022 verleend. Met het bestreden besluit van 20 juli 2023 op het bezwaar van eiseres en een aantal andere bezwaarden heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.2.Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. [bedrijf] heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van het college, en [naam] namens [bedrijf] .
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de omzettingsvergunning heeft verleend. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader omzettingsvergunning
4. Op grond van artikel 4 van de huisvestingsverordening
kande vergunning geweigerd worden:
- in het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad, als het stellen van voorschriften niet voldoende is;
- indien de toestand van het gebouw (indeling en onderhoud) zich tegen omzetting verzet;
- wegens een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- wegens strijd met het bestemmingsplan;
- op grond van de Wet Bibob.
Het college stelt dat er geen sprake is van een weigeringsgrond en heeft daarom de vergunning verleend. De rechtbank zal dit toetsen.
Is er strijd met het bestemmingsplan voor wat betreft wonen?
5. Eiseres stelt dat de huisvesting van studenten niet in het bestemmingsplan past. Zij vormen immers geen gemeenschappelijke duurzame huishouding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een redelijk recente uitspraakde bestemmingsplanbepaling in een nagenoeg gelijkluidend bestemmingsplan zo uitgelegd dat dat wel een voorwaarde is om van een huishouden te kunnen spreken.
5.1Deze beroepsgrond slaagt. Het gebruiken van het pand voor de huisvesting van vijf studenten in onzelfstandige wooneenheden is in strijd met het bestemmingsplan.
De woning waar het om gaat ligt in het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ en heeft daarin de bestemming ‘Wonen’. Deze gronden zijn voor zover hier relevant bestemd voor de navolgende functies zoals nader omschreven in artikel 7 Wonen, met dien verstande dat sprake is van een grondgebonden woning.
Artikel 7.2 van de planbepalingen definieert wonen als: ‘
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, al dan niet zelfstandige wooneenheden, woongebouwen e.d. annex tuin en directe omgeving, ten dienste van het verblijven door mensen met de daarbij behorende activiteiten zoals eten, slapen, recreëren enz. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
studentenhuisvesting (maximaal vijf studenten per huishouding), huisvesting van ouderen, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en dergelijke, alsmede bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen (en ruimten) c.q. verzorgingsfaciliteiten;’
Dit is een definitie van het begrip ‘wonen’ en niet een functieaanduiding waaruit blijkt wat op welke locatie is toegestaan.
Een woning is gedefinieerd als: ‘Een (gedeelte van een) gebouw of een complex van ruimten dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen aan huis verbonden beroep.’
5.2Artikel 14 van de planregels bepaalt wat er is toegestaan onder de bestemming ‘Wonen’. Artikel 14.1.1 onder a van de planregels bepaalt dat sprake moet zijn van wonen in een (grondgebonden) woning. Dit is een specifieke en beperktere vorm van wonen dan hoe het begrip ‘wonen’ in artikel 7.2 is gedefinieerd. In een grondgebonden woning mag één huishouden worden gehuisvest. Als het geschikt en bedoeld is voor meer huishoudens, dan is er geen sprake meer van een woning in de zin van het bestemmingsplan. Een huishouden kan uit maximaal vijf studenten bestaan. De Afdeling heeft geoordeeld dat de voorwaarde uit de begripsbepaling voor huishouden, dat het om twee of meer mensen gaat die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, geldt bij deze begripsbepaling. Niet is gebleken dat daarvan sprake is. Het college is er vanuit gegaan dat de eis van het voeren van een gemeenschappelijke huidhouding niet geldt voor studenten. Er is dus wel degelijk sprake van strijd met het bestemmingsplan en een mogelijke weigeringsgrond.
Omdat het college er ten onrechte vanuit is gegaan dat er geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan heeft hij ook niet gemotiveerd waarom ondanks deze weigeringsgrond de vergunning toch verleend kon worden. Het beroep is daarom gegrond.
5.3De rechtbank komt niet toe aan de behandeling van de overige beroepsgronden, omdat het college in een nieuw besluit eerst moet beslissen of hij de vergunning wil verlenen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond omdat het college niet heeft onderkend dat de bewoning door vijf studenten in strijd is met het bestemmingsplan. Het college had daarom moeten motiveren waarom de vergunning ondanks de strijd met het bestemmingsplan toch verleend kon worden. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat het aan het college beleidsruimte heeft om te besluiten of de vergunning toch in stand kan blijven of toch geweigerd moet worden. Daarbij zal het college de overige gronden, zoals parkeren en de invloed op de leefomgeving, moeten betrekken.
6.1.Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 juli 2023;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 23 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar met andere woonruimte samen te voegen of samengevoegd te houden;
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden;
tot twee of meer woonruimten te verbouwen of in die verbouwde staat te houden.
2. De gemeenteraad kan in de huisvestingsverordening gevallen aanwijzen waarvoor een vrijstelling geldt of waarin een ontheffing kan worden verleend van een verbod als bedoeld in het eerste lid. Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
Huisvestingsverordening Tilburg 2022
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
1. Het is verboden om een woonruimte, zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet:
anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;
van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten of omgezet te houden, waarbij bewoning door 3 of meer personen plaatsvindt.
2. De vergunningplicht heeft betrekking op alle woonruimte binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg; [. . .]