ECLI:NL:RBZWB:2024:470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
02/220439-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van ex-vriendin met ernstige inbreuk op persoonlijke levenssfeer

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft gedurende een periode van zes maanden zijn ex-vriendin herhaaldelijk lastiggevallen door haar te bellen, e-mails te sturen en beledigende berichten te versturen via bankoverschrijvingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, met het oogmerk haar te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en zijn gedrag heeft geleid tot ernstige gevolgen voor het slachtoffer, die zich onveilig voelt en haar leven heeft moeten aanpassen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/220439-22
vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1976 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. A.B.M. Nohl, advocaat te 's-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 januari 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Verschuren en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft gedurende 6 maanden zijn ex-vriendin [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) lastiggevallen door haar veelvuldig te bellen, e-mails te sturen en (beledigende en vreesopwekkende) berichten te sturen door het doen van bankoverschrijvingen. Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat [slachtoffer] uit jaloezie zelf de mails heeft gestuurd en de bankoverschrijvingen heeft gedaan, acht de officier van justitie niet aannemelijk.
ÁG9020962482182È
G902096248218
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte ontkent de ten laste gelegde handelingen te hebben gepleegd en het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs hiervoor. [slachtoffer] heeft zelf de mails gestuurd en de bank-overschrijvingen gedaan. Dit heeft zij gedaan uit jaloezie. Zij had toegang tot het mailaccount en de bankgegevens van verdachte.
Wanneer de rechtbank de feitelijke handelingen wel bewezen acht, geldt dat dit gedrag naar objectieve maatstaven geen wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] oplevert. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wat in het dagelijks taalgebruik “stalking” wordt genoemd, heet in het Wetboek van Strafrecht “belaging”. Daarvan is sprake als een verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde handelingen heeft begaan binnen de ten laste gelegde pleegperiode. Verdachte heeft gedurende deze periode veelvuldig (telefonisch) contact met [slachtoffer] gezocht, meerdere e-mails naar haar gestuurd en vele berichten gestuurd door het doen van bankoverschrijvingen. Verdachte stuurde onder meer teksten als “Jij bent kk ziek in je hoofd hoer” en ''scheinheilig kk hoer” en ''ik weet dat je iemand heb en geloof me als in je tegen kom zal je zien” en '' [slachtoffer] knop dit goed in je hoofd jij bent mijn vroeuw en dat blijf je ook oke als ik er achter kom dat er iemand is dan ga je zien” en “Ik bevloek je iedere dag inshalla ga je kopt krijg je de kanker''. In de aan [slachtoffer] verstuurde berichten vraagt verdachte ook om hem te bellen en om haar mail te deblokkeren en te bekijken. Verder komt uit meerdere berichten naar voren dat verdachte weet waar [slachtoffer] is (geweest) of wat zij aan het doen is (zoals douchen op 26 november 2021).
Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat [slachtoffer] zelf de mails heeft gestuurd en de bankoverschrijvingen heeft gedaan, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Nog daargelaten dat het de rechtbank niet logisch voorkomt dat [slachtoffer] zichzelf dergelijke mails en berichten stuurt, in combinatie met de zeer specifieke inhoud van de berichten, geldt dat de verklaring die verdachte hierover heeft afgelegd innerlijk tegenstrijdig is. Verdachte heeft immers verklaard dat [slachtoffer] over de inloggegevens van zijn ING-bankrekening beschikte, maar ook dat in januari 2022 deze bankrekening werd geblokkeerd doordat [slachtoffer] meerdere keren het verkeerde wachtwoord of de verkeerde code had ingevoerd. Het is niet logisch dat iemand die veelvuldig in zou loggen vervolgens zoveel keer een verkeerd wachtwoord intypt waardoor de rekening wordt geblokkeerd. Verdachte heeft verder verklaard dat met ingang van januari 2022 zijn inloggegevens van zijn bankrekening zijn gewijzigd, wat zou betekenen dat [slachtoffer] vanaf dat moment geen toegang meer had tot de bankrekening van verdachte. De bankoverschrijvingen naar [slachtoffer] zijn echter doorgegaan tot en met 31 mei 2022. Gelet op het voorgaande en het feit dat de strekking van de verstuurde mails en berichten vóór en ná januari 2022 hetzelfde is, staat voor de rechtbank vast dat het wel degelijk verdachte is die de berichten heeft verstuurd.
De kwalificatie van de gedragingen van verdachte
De duur van de periode, namelijk 6 maanden, waarin de feitelijke handelingen hebben plaatsgevonden, de veelheid van de telefoontjes en de verstuurde mails en berichten,
de beledigende, agressieve en dwingende inhoud ervan en het feit dat verdachte ook in persoon [slachtoffer] heeft opgezocht, maken dat sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk haar te dwingen iets te doen (contact opnemen) en te dulden (het aanvaarden van contact) en vrees aan te jagen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat de politie op 26 januari 2022 een stopgesprek met verdachte heeft gevoerd, waarna verdachte zijn handelen niet heeft gestaakt. Het gedrag van verdachte wordt gekenmerkt door een hoge mate van hardnekkigheid en indringendheid, wat door de rechtbank als obsessief wordt aangemerkt. Verder komt uit de verklaringen van [slachtoffer] naar voren dat het gedrag van verdachte haar persoonlijke leven in negatieve zin heeft beïnvloed. Zij en haar zoon hebben zich onveilig gevoeld en ze heeft uit angst aanpassingen in haar leven moeten doen, zo blijkt uit de door [slachtoffer] opgemaakte slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de gedragingen van verdachte gekwalificeerd moeten worden als belaging in de zin van de wet en komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 25 november 2021 tot en met 31 mei 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[slachtoffer] , met het oogmerk voornoemde [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, -zakelijk weergegeven- in voornoemde periode meermalen
- ( telefonisch) contact gezocht met voornoemde [slachtoffer] en
- e-mailberichten naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd en
- via bankoverschrijvingen berichten met daarin beledigende en vreesopwekkende teksten naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur. Daarnaast wordt oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van het contactverbod. Verzocht wordt om dit contactverbod op te leggen in de vorm van een 38v maatregel en dit ook te doen met een locatieverbod, op straffe van 1 week hechtenis bij iedere overtreding door verdachte met een maximum van 6 maanden. Ten slotte wordt de dadelijke uitvoerbaarheid gevraagd van de bijzondere voorwaarden en de 38v maatregelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijk strafdeel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging. Gedurende een half jaar heeft hij zijn ex-vriendin [slachtoffer] lastiggevallen door haar heel vaak te bellen, in persoon op te zoeken, te mailen en berichten te sturen door het doen van vele bankoverschrijvingen. Meerdere van deze berichten waren beledigend en vreesopwekkend van aard. Door zo te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen gevoelens zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor [slachtoffer] . Het spreekt voor zich dat het gedrag van verdachte uiterst onaangenaam en ook beangstigend moet zijn geweest voor [slachtoffer] . Dit blijkt ook uit haar schriftelijke slachtofferverklaring waarin zij schrijft dat zij elke dag leeft in angst en daardoor enorme stress ervaart. Ze heeft slapeloze nachten en last van herbelevingen en nachtmerries. [slachtoffer] is bang dat verdachte terugkomt en haar achtervolgt. Zij en haar zoon voelen zich nergens meer veilig, zelfs niet in hun eigen huis. [slachtoffer] heeft langer dan een jaar haar leven anders moeten inrichten, omdat haar zoon niet alleen durfde te zijn en niet alleen naar school durfde. Het enige wat zij wil is dat verdachte uit hun buurt blijft voor de rest van hun leven.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Verder neemt zij in aanmerking dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het nadeel van verdachte wordt meegewogen dat zijn strafblad blijk geeft van een delictpatroon aangaande geweldsdelicten, al dan niet in relationele sfeer, wat de rechtbank buitengewoon verontrustend vindt.
De rechtbank slaat verder acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van
31 maart 2023. De reclassering schrijft dat verdachte functioneert op de grens van een licht verstandelijke beperking en zwakbegaafd niveau (IQ 68). Hij kan daardoor beperkt reflecteren op zijn eigen handelen. Verdachte geeft geen inzicht in zijn gedrag en lijkt zich niet te beseffen wat zijn gedrag oproept bij anderen. Ondanks zijn vermoedelijke beperkte leerbaarheid wordt onderzoek naar de behandelmogelijkheden door [zorgorganisatie 1] geraden geacht. De reclassering schrijft verder dat verdachte al jaren wordt begeleid door [zorgorganisatie 2] en dat hij onlangs onder bewind is geplaatst, wat gepaste hulp lijkt te zijn voor verdachte. Verdachte is inmiddels aangemeld voor een convenantwoning en voor onderzoek bij [zorgorganisatie 1] . De hoop is dat door de reeds ingezette hulpverlening meer stabiliteit kan worden bereikt voor verdachte.
Het risico op recidive en letselschade wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met [slachtoffer] . De reclassering adviseert hierbij om het toezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank overweegt dat verdachte ook op de zitting van 16 januari 2024 weinig zelfreflectie heeft laten zien door geen enkele verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden en de schuld volledig bij [slachtoffer] te leggen.
Het voorgaande afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van
64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, uitgezonderd het contactverbod. Conform het advies van de reclassering zullen het toezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Met de reclassering acht de rechtbank de kans op recidive en op letselschade in als hoog gelet op zijn psychosociaal functioneren, zijn gebrek aan reflectie en zijn patroon van agressie (bij verbreking van relaties).
De rechtbank ziet hierin ook redenen om de officier van justitie te volgen in zijn vordering tot het opleggen van een contactverbod en locatieverbod in de vorm van een 38v maatregel. Eén en ander op straffe van 1 week vervangende hechtenis voor iedere overtreding door verdachte, met een maximum van 6 maanden. Ook deze maatregelen zullen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Gezien de ernst van het gepleegde feit zal de rechtbank verdachte tevens veroordelen tot een taakstraf van 120 uur.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 64 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na dit vonnis zal melden bij Leger des Heils reclassering op het adres Binckhorstlaan 287 te Den Haag en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen van [zorgorganisatie 1] of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens de zorgverlener aan te geven. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten [zorgorganisatie 2] of een soortgelijke instelling en/of een zogenoemde Sleutel woning zal betrekken middels een convenant met de woningbouwvereniging, de reclassering en [zorgorganisatie 2] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Maatregelen
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 2 jaar op geen enkele wijze (direct of indirect) contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1992;
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 2 jaar zich niet zal ophouden binnen een straal van 200 meter van de woning van [slachtoffer] , gelegen aan de [adres] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan deze maatregelen wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan één van de maatregelen wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregelen
dadelijk uitvoerbaarzijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens bepaalde personen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Veldhuizen, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. J.C. Gillesse. rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 januari 2024.
Mr. Gillesse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.