4.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 20 mei 2023 rond 03:30 uur heeft in [plaats] een geweldsincident plaatsgevonden waarbij [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer] betrokken zijn geweest. [slachtoffer] gaat in de nacht langs bij de woning aan [adres] waar hij verwacht [verdachte] te treffen. [verdachte] ziet via een applicatie op zijn telefoon dat [slachtoffer] voor de woning staat en besluit er naar toe te gaan. Hij heeft op dat moment een groot mes bij zich. Ook [medeverdachte] besluit naar de woning te gaan. Hij komt vervolgens als eerste bij de woning aan en geeft [slachtoffer] een klap waarna deze weg rent in de richting van de [straat 1] . [medeverdachte] rent achter hem aan en treft hem ter hoogte van [huisnummer] . Daar slaat hij met gebalde vuisten tegen het hoofd van [slachtoffer] . Tijdens dat achterhalen en slaan van [slachtoffer] zegt [medeverdachte] onder andere: “Waar ben jij? Ik ben bij hem, ik heb hem hier. Bij eh [straat 2] . Ja, daar achter.” Kort daarna komt [verdachte] aanrennen vanuit de [straat 3] met nog steeds een mes in zijn hand en voegt zich bij [medeverdachte] en [slachtoffer] , waarna zij beiden op [slachtoffer] inslaan en schoppen. Nadat [medeverdachte] [slachtoffer] schopt valt [slachtoffer] vervolgens op de grond. [verdachte] schopt en slaat [slachtoffer] vervolgens meermaals terwijl hij op de grond ligt en roept hierbij: ‘vieze vuile flikker, kom nog een keer aan de deur, kom nog één keer, kom nog één keer aan de deur, kom nog één keer aan de deur, ik maak je dood’. [medeverdachte] loopt vervolgens weg. [verdachte] blijft en roept naar [slachtoffer] , waarna [slachtoffer] roept: ‘kom met die mes’. [verdachte] roept vervolgens onder meer: ‘kankermongool, ik zweer het ik steek je dood’ en ‘(..) opkankeren, volgende keer ga je dood’. Hierna loopt ook [verdachte] weg in de richting waarin [medeverdachte] al was weggelopen. Kort daarna staat [slachtoffer] op en loopt weg de andere kant uit.
[slachtoffer] wordt ruim twee uur later met een met bloed doordrenkte broek aangetroffen aan de [straat 4] in [plaats] . Er loopt een spoor van voetstappen met bloed in de richting van de [straat 1] . Dat bloedspoor stopt ter hoogte van het pand [straat 1] [huisnummer] waar een grote plas bloed voor de deur ligt. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis vervoerd waar wordt vastgesteld dat [slachtoffer] twee verwondingen aan het rechteronderbeen aan de kuitzijde heeft, meerdere niet gespecifieerde kneuzingen en een gebroken neus.
Is er gestoken met een mes en zo ja, waar en wanneer en door wie?
De eerste vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is of, en zo ja, waar en wanneer en door wie er is gestoken met een mes. In de geneeskundige verklaring van [chirurg] van 23 juni 2023 staat “steekwonden kuit”. In de forensische letselbeschrijving van 16 februari 2024 staat dat het behandelend [chirurg] opviel dat de twee verwondingen aan het rechter onderbeen van [slachtoffer] aan de ene kant breder waren dan aan de andere kant. Dit kan volgens de behandelend chirurg goed passen bij steekwonden. Dat wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door het vele bloedverlies van [slachtoffer] dat blijkt uit zijn met bloed doordrenkte broek en het bloedspoor vanaf de plaats waar [slachtoffer] rond 05:45 uur werd aangetroffen. Dat spoor liep terug naar een grote plas bloed voor het pand [straat 1] [huisnummer] , waar [verdachte] en [medeverdachte] samen geweld tegen [slachtoffer] hebben gebruikt. Dat is ook de plaats waar [verdachte] met een groot mes naar toe kwam gerend.
[verdachte] heeft ook op zitting verklaard dat hij het (
rechtbank: grote) mes nog steeds vast had toen hij vanuit de [straat 3] naar [medeverdachte] en [slachtoffer] toerende, maar hij zou het net voor de plek van het geweld hebben weggegooid. Dit laatste acht de rechtbank ongeloofwaardig. Nadat [medeverdachte] al was weggelopen, is op de camerabeelden namelijk te horen dat [slachtoffer] naar [verdachte] roept ‘kom met die mes’ en dat [verdachte] terugroept: ‘kankermongool, ik zweer het ik steek je dood’. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] op dat moment het mes nog steeds vast had.
Gelet op wat hiervoor is vastgesteld en overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] door [verdachte] met een (groot) mes is gestoken tijdens het treffen ter hoogte van de [straat 1] [huisnummer] rond 03:30 uur. Het door de verdediging opgeworpen alternatieve scenario dat het ook [medeverdachte] zou kunnen zijn die heeft gestoken wordt door het vorenstaande weerlegd.
Tussenconclusie
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] op 20 mei 2023 in [plaats] [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt en dat [verdachte] hem in het been heeft gestoken, door welke gedragingen [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Poging doodslag of poging zware mishandeling?
De volgende vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord, is of voornoemde gedragingen als een poging tot doodslag kunnen worden aangemerkt. Daarvoor is opzet op de dood van [slachtoffer] vereist, al dan niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is van vol opzet op de dood. [verdachte] en [medeverdachte] hebben dit niet verklaard en het volgt ook niet uit de bewijsmiddelen.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat [verdachte] en/of [medeverdachte] met hun handelen in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans moeten hebben aanvaard op de dood van [slachtoffer] . Het zwaartepunt ligt in dit geval bij het steken van die [slachtoffer] , nu enkel het met kracht slaan en schoppen zonder nadere informatie naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval géén poging tot doodslag oplevert. Van belang is verder op te merken dat niet elke steekverwonding een aanmerkelijke kans op overlijden oplevert. In dit geval is het letsel in ieder geval toegebracht op een plaats waar zich niet direct vitale organen in het lichaam bevinden en uit het dossier volgt ook niet dat [slachtoffer] in levensgevaar is geweest. Uit de medische informatie blijkt weliswaar dat er in het ziekenhuis complicaties zijn opgetreden (ischemische colitis), maar de oorzaak hiervan is niet te achterhalen. Ook wordt direct geconcludeerd dat een volledig herstel van [slachtoffer] waarschijnlijk is. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de aanmerkelijke kans op de dood niet is vast te stellen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Wel acht de rechtbank de gedragingen te kwalificeren als een poging tot zware mishandeling. Door [slachtoffer] te slaan en schoppen, terwijl hij al op de grond lag, én te steken in het been is bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel dat uit deze gedragingen zelf kan worden afgeleid dat het intreden van dit ontstane risico bewust is aanvaard.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er bij de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] . [verdachte] had een conflict met [slachtoffer] en [verdachte] en [medeverdachte] zijn hem beiden gaan opzoeken, toen [verdachte] zag dat [slachtoffer] bij zijn vriendin aan de deur stond. Uit de vastgestelde feiten blijkt ook dat zij eenmaal ter plaatse gezamenlijk op zoek waren naar [slachtoffer] . Het is immers [medeverdachte] die [slachtoffer] als eerste vindt en [verdachte] naar de plek praat, waar zij samen geweld tegen [slachtoffer] gebruiken. De rechtbank is verder van oordeel dat het niet anders kan dan dat [medeverdachte] het grote mes van [verdachte] heeft gezien toen die naar hem en [slachtoffer] toe kwam rennen. [medeverdachte] heeft daarmee in ieder geval de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit mes ook daadwerkelijk zou worden gebruikt. Dat wordt versterkt doordat hij op enig moment is weggelopen en [slachtoffer] als het ware heeft overgeleverd aan [verdachte] met zijn mes zonder zich verder om het lot van [slachtoffer] te bekommeren. Dat [medeverdachte] zelf niet met het mes heeft gestoken, maakt niet dat voor het steken geen sprake kan zijn van medeplegen. Hij heeft namelijk voor het overige wel een essentiële bijdrage geleverd, zoals hiervoor toegelicht. De rechtbank komt op grond hiervan tot een bewezenverklaring (voor zowel [medeverdachte] als [verdachte] ) van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.