Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
(restant machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige 1] )
(verlenging ondertoezichtstelling [minderjarige 2] en [minderjarige 3] )
(machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige 2] )
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (de GI) beoordeeld, waarbij de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld vanwege ernstige bedreigingen in hun ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige [minderjarige 1] nog steeds ondersteuning nodig heeft in een jeugdhulpaanbieder, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor deze minderjarige verlengd van 22 juli 2024 tot 22 januari 2025. Voor de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is de ondertoezichtstelling verlengd voor dezelfde periode, omdat er zorgen zijn over hun ontwikkeling en de thuissituatie. De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] aangehouden tot januari 2025, om de effecten van de ingezette hulpverlening af te wachten. De moeder en vader van de minderjarigen hebben verschillende standpunten ingenomen, waarbij de moeder zich refereert aan het oordeel van de kinderrechter en de vader zich verzet tegen de uithuisplaatsing van [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk uitgevoerd kunnen worden, ongeacht een eventueel hoger beroep.