ECLI:NL:RBZWB:2024:4672

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
BRE 23/1838 KINDER
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de compensatie voor kinderopvangtoeslag in het kader van de toeslagenaffaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van de aan haar toegekende compensatie beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.F. Cheung, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Dienst Toeslagen, die haar geen recht op compensatie voor de jaren 2008, 2009, 2011 en 2012 toekenden. De rechtbank heeft op 16 april 2024 de zaak behandeld, waarbij ook vertegenwoordigers van de Dienst Toeslagen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de door eiseres aangevoerde gronden niet leiden tot een hoger compensatiebedrag. Eiseres ontving eerder een bedrag van € 30.000,-- als compensatie, maar de rechtbank oordeelt dat de berekeningen van de Dienst Toeslagen correct zijn en dat er geen aanleiding is voor nabetaling.

De rechtbank behandelt verschillende beroepsgronden van eiseres, waaronder de berekening van de rentevergoeding en de immateriële schadevergoeding. Eiseres stelt dat de rentevergoeding niet inzichtelijk is en dat er rekening gehouden moet worden met de beslagvrije voet. De rechtbank oordeelt dat de rentevergoeding correct is berekend en dat de immateriële schadevergoeding tot de datum van het primaire besluit moet worden berekend. De rechtbank wijst erop dat de hardheidsregeling niet van toepassing is, omdat de financiële situatie van eiseres niet leidt tot de conclusie dat zij gedupeerd is door de strenge toepassing van de regels.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1838 KINDER

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de aan haar toegekende compensatie.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en namens verweerder mr. M. Burghout en mr. M. Al Otmari.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of verweerder de toegekende compensatie juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank is van oordeel dat de door eiseres aangevoerde gronden niet leiden tot een hoger compensatiebedrag. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft over de jaren 2008 tot en met 2012 kinderopvangtoeslag ontvangen. Op 4 februari 2021 heeft eiseres verzocht om een herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
4. Eiseres is als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire aangemerkt. Met het besluit van 1 april 2021 is aan haar een bedrag van € 30.000,-- toegekend.
5. Bij besluit van 16 november 2021 (primair besluit 1) is aan eiseres meegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatie of op een tegemoetkoming op grond van de hardheidsregeling voor de jaren 2008, 2009, 2011 en 2012. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
Met een ander besluit van 16 november 2021 is aan eiseres meegedeeld dat er in het toeslagjaar 2010 fouten zijn gemaakt en dat het voorlopig compensatiebedrag is vastgesteld op € 22.736,--. Omdat ze al € 30.000,-- uitbetaald heeft gekregen, ontvangt zij geen nabetaling.
6. Met het besluit van 3 februari 2022 (primair besluit 2) is aan eiseres meegedeeld dat voor het jaar 2010 het definitieve compensatiebedrag is vastgesteld op € 30.000
,--.In de bijlage bij dit besluit is een berekening van de compensatie opgenomen. Het berekende compensatiebedrag komt uit op € 22.997,--. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
7. Met het besluit van 18 februari 2022 (primair besluit 3) is aan eiseres meegedeeld dat aan haar een tegemoetkoming van € 4.284,-- wordt toegekend vanwege de onterechte kwalificatie opzet/grove schuld over de toeslagjaren 2009 en 2011. Omdat ze al € 30.000,-- uitbetaald heeft gekregen, ontvangt zij geen nabetaling. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
8. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt eiseres
9. Eiseres heeft opgemerkt dat de berekening van de rentevergoeding voor de gemiste kinderopvangtoeslag niet inzichtelijk is. Eiseres verzoekt om een berekening. Volgens eiseres zou de rentevergoeding € 6.154,45 bedragen.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag moet worden berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres verwezen naar een advies van de bezwaarschriftenadviescommissie in een andere zaak.
11. Verder is eiseres van mening dat het aan verweerder is om aan te tonen dat rekening is gehouden met de beslagvrije voet. Voor zover dit niet het geval is, is dit volgens eiseres van belang voor de hardheidsregeling.
12. Verder heeft eiseres opgemerkt dat zij niet haar volledige dossier heeft ontvangen, waaronder het beoordelingsformulier, een screenshot van de beschikking die is aangemerkt als opzet/grove schuld en een tijdlijn. Eiseres heeft nog opgemerkt dat zij alle telefoonnotities, en alle zoekmomenten op haar bsn in de 100 netwerkschijven wil ontvangen. Zonder haar volledige dossier kan eiseres niet controleren of het bestreden besluit juist is.
Standpunt verweerder
13. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de rentevergoeding juist is berekend. Ingevolge artikel 27, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is het percentage van de rente gelijk aan het percentage dat ingevolge artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten aanzien van de inkomstenbelasting wordt gehanteerd. Op basis van de geldende rentepercentages is de rentevergoeding enkelvoudig berekend.
13. Met betrekking tot de periode waarover de immateriële schadevergoeding en de rentevergoeding moet worden doorberekend is verweerder van mening dat ingevolge artikel 2.3, vierde lid van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) de berekeningsperiode eindigt op de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie. Dat artikel geldt ook voor de rentevergoeding. Daarbij is opgemerkt dat in het kader van bezwaar niet is tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiseres, zodat voor een doorberekening over een langere termijn geen reden is.
15. Verweerder heeft opgemerkt dat de vraag of in het verleden rekening is gehouden met de beslagvrije voet geen invloed heeft op het recht op of de berekening van de compensatie.
16. Verweerder stelt dat in bezwaar en in beroep de op de procedure betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Verweerder heeft bij de besluitvorming geen gebruik gemaakt van stukken die niet aan eiseres zijn verschaft. Indien eiseres bekend is met stukken die zich niet in het dossier bevinden, dan is verweerder bereid om die stukken op te zoeken en over te leggen.

Overwegingen rechtbank

Formele beoordeling
17. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit niet de naam van het bestuursorgaan vermeldt dat het besluit heeft genomen. Ter zitting is toegelicht dat Belastingdienst/Toeslagen het besluit heeft genomen. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij hiervan ook is uitgegaan. Inmiddels is Belastingdienst/Toeslagen overgegaan in Dienst Toeslagen, zodat deze dienst de procespartij is.

Zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

18. Ter zitting is gesproken over de omvang van het dossier. Verweerder heeft toegelicht dat het beoordelingsformulier een samenvatting geeft van de vergaarde stukken. Dit is op zichzelf geen op de zaak betrekking hebbend stuk. Hetzelfde geldt voor het screenshot opzet/grove schuld. De stukken en de tijdlijn die gebruikt zijn voor de beoordeling (en welke opgesomd zijn in het beoordelingsformulier) zitten volgens verweerder in het aan de rechtbank toegezonden dossier. Ter zitting heeft verweerder toegezegd deze stukken alsnog aan eiseres over te leggen. Met partijen is op zitting afgesproken dat als deze stukken nog aanleiding geven tot opmerkingen, eiseres de rechtbank kan verzoeken om heropening van de zaak. Hiervoor is een termijn van 3 weken afgesproken. Eiseres heeft niet gevraagd om heropening van de zaak. Het ontbreken van deze stukken hoeft daarom niet nader besproken te worden.
19. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat haar volledige dossier, alle telefoonnotities en zoekmomenten van haar bsn in alle systemen moeten worden overgelegd overweegt de rechtbank het volgende.
Onder de op de zaak betrekking hebbende stukken wordt verstaan de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan het bestreden besluit. Het volledige dossier van eiseres is veel omvangrijker en valt niet samen met het begrip ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’. Hetzelfde geldt voor mogelijk aanwezige telefoonnotities en het opzoeken van een bsn op 100 netwerkschijven. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Zonder specifieke onderbouwing van eiseres bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat in het persoonlijk dossier, eventuele telefoonnotities of op de netwerkschrijven nog informatie beschikbaar is die van belang is voor de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om nog stukken bij verweerder op te vragen.
Omvang geschil
20. In geschil is of de hoogte van de rentevergoeding en de immateriële schadevergoeding juist is vastgesteld. Verder is in geschil of het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet van belang is bij de beoordeling of de hardheidsregeling van toepassing is.
Op welke wijze moet de rentevergoeding worden berekend?
21. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de rentevergoeding enkelvoudig of samengesteld moet worden berekend en of gerekend moet worden met 360 of 365 dagen per jaar.
21. Ingevolge artikel 2.3, zevende lid van de Wht wordt voor de renteberekening aangesloten bij artikel 27 van de Awir.
De rechtbank stelt vast dat de rentevergoeding zoals berekend door verweerder in overeenstemming is met artikel 27 Awir en de Uitvoeringsregeling algemene wet inzake rijksbelastingen 1994. In artikel 27 Awir is immers bepaald dat de rente enkelvoudig wordt berekend. In artikel 31 van de Uitvoeringsregeling is bepaald dat bij de berekening van rente een volle kalendermaand op 30 dagen wordt gesteld. Dit betekent dat per jaar gerekend moet worden met 360 dagen. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze bepalingen af te wijken.
Tot welke datum moet de rentevergoeding en de immateriële schadevergoeding worden berekend?
23. Niet in geschil is vanaf welke datum de rentevergoeding en de immateriële schadevergoeding moeten worden berekend. Ook is niet in geschil dat in beginsel de periode loopt tot en met de dag van het primaire besluit. Eiseres heeft zich echter op het standpunt gesteld dat, omdat de rente in bezwaar € 3,-- hoger is vastgesteld, de immateriële schadevergoeding en de rente tot aan de datum van het bestreden besluit moeten worden berekend.
24. Verweerder heeft beleid dat, indien het primaire besluit onjuist is, afgeweken wordt van de wet en de rente en immateriële schadevergoeding berekend wordt tot aan de beslissing op bezwaar. Zo is in de Advieslijnen Bezwaarschriften adviescommissie (Advieslijnen) [1] met betrekking tot de immateriële schadevergoeding het volgende opgenomen:

Bij een (deels) gegrond bezwaar dient de einddatum van de immateriële schadevergoeding aangepast te worden naar de datum van de beslissing op bezwaar. Het doel van de immateriële schadevergoeding is namelijk om een vergoeding te bieden voor ervaren stress en ongemak in het licht van de toeslagenaffaire. Aangezien de ouder bij een (deels) gegrond bezwaar langer in stress en ongemak heeft moeten verkeren, is de aanpassing van de immateriële schadevergoeding naar de datum van de beslissing op bezwaar op zijn plaats.”
25. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit een hoger bedrag aan rente is toegekend dan in het primaire besluit. De rente in het primaire besluit is vastgesteld met behulp van een rekentool. Verweerder heeft in de bezwaarprocedure [2] toegelicht dat het primaire besluit vaak een dag of twee later wordt afgegeven dan de dag waarop de rente is vastgesteld. Bij de herberekening in bezwaar is wel gerekend tot aan de datum van het primaire besluit, waardoor er € 3,-- meer aan rente vergoed wordt. Omdat met dit bedrag niet boven het al toegekende bedrag van € 30.000,-- wordt uitgekomen, zal er geen nabetaling volgen.
26. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel strikt genomen de rente in bezwaar gewijzigd is vastgesteld, dit niet betekent dat de rente en de immateriële schadevergoeding moet worden berekend tot aan de beslissing op bezwaar. Uit de toelichting in de Advieslijnen blijkt immers dat tot verschuiving van de datum wordt gekomen uitsluitend omdat een ouder bij een gedeeltelijk gegrond bezwaar langer in stress en ongemak heeft moeten verkeren. Nu de renteberekening niet is aangepast naar aanleiding van de bezwaren van eiseres, het hier om een marginaal verschil gaat en de gewijzigde vaststelling niet heeft geleid tot een nabetaling of het herroepen van het primaire besluit, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een verlenging van de periode van stress en ongemak (veroorzaakt door een foutieve berekening) tot aan de beslissing op bezwaar. Eiseres heeft ook niet gesteld dat hiervan sprake is geweest. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de periode waarover de rente en de immateriële schadevergoeding is berekend, onjuist is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is er sprake van hardheid?
27. Eiseres heeft gesteld dat niet duidelijk is of destijds bij de verrekening van de toeslagen rekening is gehouden met de beslagvrije voet. Als dat niet het geval is, is er volgens eiseres sprake van hardheid waardoor de hardheidsregeling moet worden toegepast.
In het aanvullend beroepschrift van 29 maart 2024 doet eiseres in dit kader een beroep op de hardheidsclausule. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting opgemerkt dat geen beroep wordt gedaan op de hardheidsclausule, maar op toepassing van de hardheidsregeling.
28. Uit de toelichting op de Wht blijkt dat sprake is van hardheid van het stelsel als de kinderopvangtoeslag op nihil is vastgesteld in plaats van naar rato van het bedrag van de kosten waarvan de aanvrager van een kinderopvangtoeslag heeft aangetoond dat deze tijdig zijn betaald aan de kinderopvangorganisatie. Ook is er sprake van hardheid van het stelsel bij de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden waarbij de kinderopvangtoeslag in zijn geheel is teruggevorderd en deze terugvordering onevenredig was in verhouding tot de met die terugvordering te dienen doelen. [3] Verder blijkt uit de toelichting dat de financiële situatie of financiële problemen van een belanghebbende, die terugbetaling van toeslagen verhinderden, in het algemeen niet zullen leiden tot de conclusie dat diegene gedupeerd is door hardheid van het stelsel. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling. [4]
29. Uit de toelichting volgt dat het bij de hardheidsregeling gaat om de hardheid van het toeslagenstelsel zelf door de strenge toepassing van de regels en niet om eventuele hardheid van de invordering op zich. Zo is in de Advieslijnen betreffende het wel of niet rekening houden met de beslagvrije voet ook opgenomen dat het onderzoek naar vooringenomen handelen en of sprake was van hardheid zich richt op rechtmatigheid van de (niet of teruggevorderde) toegekende toeslag. [5] Het al dan niet in acht nemen van de (volledige) beslagvrije voet bij de invordering is dus geen criterium dat meegenomen wordt bij de beoordeling of er sprake is geweest van hardheid. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder moet aantonen dat verrekend is met in achtneming van de beslagvrije voet mist daardoor relevantie en zal verder niet besproken worden.
Gronden aangevoerd ter zitting
30. Ter zitting heeft eiseres gronden aangevoerd betreffende de gehanteerde uurtarieven voor kinderopvang. Deze gronden zijn voor het eerst ter zitting aangevoerd en liggen niet in het verlengde van de eerder aangevoerde beroepsgronden. De goede procesorde verzet zich tegen het meenemen van deze gronden. De rechtbank zal deze gronden daarom verder onbesproken laten.

Conclusie en gevolgen

31. Uit alles wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder de compensatie juist heeft berekend. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard heeft eiseres geen recht op een proceskostenveroordeling of vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees griffier, op 9 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Wet hersteloperatie toeslagen
Artikel 2.1, eerste lid
De Belastingdienst/Toeslagen kent op aanvraag compensatie toe aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem:
a. voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen; of
b. de toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang of de op die wetten berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.
Artikel 2.2 (voor zover hier van belang)
De compensatie bestaat uit:
d. een bedrag voor immateriële schade;
g. een rentevergoeding voor het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de kinderopvangtoeslag of het beëindigen van de voorschotverlening kinderopvangtoeslag.
Artikel 2.3, vierde lid
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel d, is ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van een eerste beschikking als bedoeld in artikel 2.2, onderdeel a, en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van een half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar, met dien verstande dat het bedrag niet hoger is dan de som van de bedragen die overeenkomstig het eerste lid voor de berekeningsjaren zijn vastgesteld, zonder de verminderingen.
Artikel 2.3, zevende lid
Het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel g, wordt berekend over het bedrag, bedoeld in het eerste lid, zonder de verminderingen, met overeenkomstige toepassing van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en verminderd met rente die is vergoed op grond van een alsnog toegekende kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan.
Artikel 9.2, eerste lid, onder e
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en werkt terug ten aanzien van de artikelen 2.1 tot en met 2.6, 2.7, met uitzondering van het tweede lid, tweede en derde zin, 2.8, 2.9, 2.18, 2.21, 5.1, 5.2, 6.1, eerste lid, met betrekking tot aanvragen als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste en derde lid, en 2.6, eerste en derde lid, 6.2, eerste lid, met betrekking tot aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en artikel 2.6, eerste lid, 6.3, 6.7, 6.8, eerste lid, en zevende en achtste lid juncto eerste lid, met betrekking tot uitbetalingen op basis van de artikelen 2.1, 2.6, 2.7, eerste lid, 2.8 en 2.18, 6.9, eerste tot en met derde lid, 6.12, eerste lid, en elfde lid, met betrekking tot nadere regels ter uitvoering van het eerste lid, 8.2, onderdeel A, 8.5 en 8.6 tot en met 26 januari 2021.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 27
1. Over uit te betalen bedragen wordt rente vergoed en over terug te vorderen bedragen wordt rente in rekening gebracht.
2. De rente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, tot herziening van de tegemoetkoming of tot herziening van de terugvordering.
3. Het percentage van de rente bedraagt een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, dat voor de in rekening te brengen en voor de te vergoeden rente verschillend kan worden vastgesteld.
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 31
1. Bij de bepaling van het aantal dagen waarover ingevolge hoofdstuk VA van de wet belastingrente wordt berekend, wordt een volle kalendermaand gesteld op 30 dagen, met uitzondering van de maand op de laatste dag waarvan het tijdvak waarover de rente wordt berekend eindigt, in welk geval het werkelijke aantal dagen in aanmerking wordt genomen.
2. Het bedrag van de in rekening te brengen belastingrente wordt naar beneden afgerond op gehele euro’s.
3. Het bedrag van de te vergoeden belastingrente wordt naar boven afgerond op gehele euro’s.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 27
1. Over uit te betalen bedragen wordt rente vergoed en over terug te vorderen bedragen wordt rente in rekening gebracht.
2. De rente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, tot herziening van de tegemoetkoming of tot herziening van de terugvordering.
3. Het percentage van de rente bedraagt een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage, dat voor de in rekening te brengen en voor de te vergoeden rente verschillend kan worden vastgesteld.
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 31
1. Bij de bepaling van het aantal dagen waarover ingevolge hoofdstuk VA van de wet belastingrente wordt berekend, wordt een volle kalendermaand gesteld op 30 dagen, met uitzondering van de maand op de laatste dag waarvan het tijdvak waarover de rente wordt berekend eindigt, in welk geval het werkelijke aantal dagen in aanmerking wordt genomen.
2. Het bedrag van de in rekening te brengen belastingrente wordt naar beneden afgerond op gehele euro’s.
3. Het bedrag van de te vergoeden belastingrente wordt naar boven afgerond op gehele euro’s.

Voetnoten

1.Blz. 10 van de Advieslijnen
2.Zie aanvullende schriftelijke reactie van 21 oktober 2022
3.Kamerstukken II, 2021-2022, nr. 3 blz 71
4.Kamerstukken II, 2021-2022, 36 151, nr. 3 blz. 72
5.Blz. 12 van de Advieslijnen