ECLI:NL:RBZWB:2024:4657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
02-308140-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling voor medeplegen poging tot zware mishandeling. Geslaagd mediationtraject. Voorwaardelijke jeugddetentie en werkstraf.

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008. De zaak betrof een incident op 29 oktober 2023 te Vlissingen, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt. De tenlastelegging omvatte zowel poging tot doodslag als poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 werd de zaak inhoudelijk behandeld met gesloten deuren. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, maar de verdediging betoogde dat er geen opzet op de dood van het slachtoffer was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat er wel sprake was van poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand en een werkstraf van 120 uur, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank hield rekening met het succesvolle mediationtraject dat de verdachte met het slachtoffer had doorlopen en zijn positieve ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-308140-23
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2008 te [plaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. M. Kalle, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 25 juni 2024, waarbij de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte – al dan niet samen met een ander – [slachtoffer] met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt. Dit is primair ten laste gelegd als poging tot doodslag en subsidiair als poging tot zware mishandeling. Meer subsidiair is ten laste gelegd dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag van [slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer). Vastgesteld kan worden dat verdachte en [medeverdachte] meerdere keren met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt. Verdachte heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Dat hij niet wist dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen kon komen te overlijden, zoals verdachte tijdens de zitting heeft verklaard, acht de officier van justitie niet geloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde feit, omdat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. De verdediging is zich ervan bewust dat het hoofd een vitaal onderdeel van het lichaam is, maar stelt zich op het standpunt dat verdachte op dat moment niet de wetenschap heeft gehad dat het slachtoffer zou kunnen overlijden door het schoppen tegen het hoofd. Nu verdachte die wetenschap niet heeft gehad, heeft verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard op het overlijden van het slachtoffer. Daarbij komt dat niet is vast te stellen met welke kracht verdachte en [medeverdachte] tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt. Daarnaast is op het beeldmateriaal te zien dat het slachtoffer zichzelf beschermde door zijn armen voor zijn hoofd te doen. Ook is hij het bewustzijn niet verloren en is het letsel relatief gering. Daarom verzoekt de verdediging om verdachte van het primair tenlastegelegde feit vrij te spreken. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en [medeverdachte] op 29 oktober 2023 het slachtoffer hebben geslagen en geschopt tegen zijn gezicht en lichaam en meerdere keren met geschoeide voet tegen het hoofd hebben geschopt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Verdachte ontkent dit ook niet. Het slachtoffer deed bij een aantal schoppen zijn armen voor zijn hoofd om dit te beschermen. Door het geweld dat op hem is uitgeoefend heeft hij een bloedneus, een zwelling bij de neus, uitwendig letsel bij de linker gehoorgang, spierpijn, roodheid en een hersenschudding opgelopen. Het slachtoffer is niet buiten bewustzijn geweest. Medisch ingrijpen, anders dan het nemen van pijnstilling en enkele dagen rust houden, was niet nodig.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe deze gedragingen van verdachte moeten worden gekwalificeerd: als poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling of als openlijk en in vereniging geweld plegen tegen het slachtoffer?
Primair poging tot doodslag
Voor een poging tot doodslag is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het overlijden van het slachtoffer, al dan niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank is, zoals door de officier van justitie gerekwireerd en de verdediging betoogd, van oordeel dat op basis van het dossier en wat op de terechtzitting is besproken niet kan worden vastgesteld dat verdachte wilde dat het slachtoffer dood ging. Er is dan ook geen sprake geweest van vol opzet op het overlijden van het slachtoffer.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijke opzet geldt dat verdachte met zijn handelen in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard op het overlijden van het slachtoffer. Bij deze beoordeling komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Ondanks dat uit de camerabeelden en de aangifte van het slachtoffer valt af te leiden dat de schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer met (enige) kracht zijn gegeven, is naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer niet aanwezig. Bij het slachtoffer was sprake van gering letsel op zijn hoofd en hij heeft zijn hoofd beschermd door zijn armen er voor te houden. Er kan bovendien niet worden vastgesteld waar het slachtoffer tijdens het schoppen precies op zijn hoofd is geraakt en met hoeveel kracht dit is gebeurd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende omstandigheden aanwezig zijn waaruit kan worden geconcludeerd dat door het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde medeplegen poging tot doodslag.
Subsidiair poging tot zware mishandeling
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde medeplegen poging tot zware mishandeling op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II bij dit vonnis zijn vervat. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, nu verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans, en deze ook heeft aanvaard, dat hij en zijn medeverdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen toebrengen door hem meerdere keren met gestoeide voet tegen het hoofd te schoppen. Hoewel het slachtoffer relatief gering fysiek letsel heeft opgelopen, kunnen de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 oktober 2023 te Vlissingen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer] , meermalen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) in zijn rapport geadviseerd en ter terechtzitting toegelicht. De officier van justitie vordert tot slot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt geen voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen. Hij voert daartoe aan dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat het nu goed met hem gaat. Verdachte heeft met het slachtoffer een succesvol mediationtraject doorlopen waarin hij spijt heeft betuigd. De raadsman verzoekt de officier van justitie te volgen in zijn eis voor wat betreft de werkstraf, maar een deel daarvan voorwaardelijk aan verdachte op te leggen met daarbij de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Verdachte kan nog wel wat extra ondersteuning gebruiken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een heftig geweldsfeit, te weten een poging tot zware mishandeling. Het geweld bestond uit het meermalen schoppen met geschoeide voet tegen het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft op klaarlichte dag nietsvermoedend op straat met verdachte en zijn medeverdachte afgesproken. Verdachte en zijn medeverdachte deden eerst of er niets aan de hand was, terwijl zij al het plan hadden om het slachtoffer te mishandelen. Vervolgens hebben zij de gewelddadige confrontatie met het slachtoffer opgezocht. Het slachtoffer is door verdachte en zijn medeverdachte in het gezicht gestompt en tegen zijn lichaam geschopt en op vreselijke wijze vernederd. Het slachtoffer moest sorry zeggen en is in een sloot geduwd. Hij moest ‘sorry koning [medeverdachte] en [verdachte] zeggen’ en zijn trui en broek uittrekken. De trui is in de brand gestoken. In de tussentijd werd hij steeds geslagen en/of geschopt. Ook werd het slachtoffer gefilmd, terwijl hij werd mishandeld en vernederd. Vervolgens moest hij op de grond gaan zitten en daarna liggen en kreeg hij nog een paar schoppen tegen zijn hoofd. Dit alles heeft lange tijd geduurd.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Het had voor het slachtoffer heel anders kunnen aflopen. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van dit soort geweldsfeiten nog lange tijd de lichamelijk en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Daarnaast draagt dit soort geweld dat in het openbaar plaatsvindt bij aan de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich zo heeft laten gaan. Er zijn meerdere momenten geweest waarop verdachte had kunnen stoppen met het geweld, maar hij bleef doorgaan.
De persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij nog niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Door de Raad is op 11 juni 2024 een rapport over verdachte uitgebracht. Uit dit rapport en de toelichting van de raadsvertegenwoordigster ter zitting komt naar voren dat de Raad niet veel (grote) zorgen heeft over verdachte. De ouders zijn betrokken en zitten bovenop de zorgen die er zijn. Verdachte werkt goed mee aan de begeleiding door de jeugdreclassering en heeft de begeleiding vanuit OpenDoor positief afgerond. Het risico op herhaling van strafbare feiten wordt laag ingeschat. De Raad heeft een deels voorwaardelijke werkstraf overwogen, zodat de focus vooral kan liggen op het voortzetten van de positieve ontwikkeling. Echter, het betreft een zeer ernstig feit en verdachte moet wel de consequenties van zijn handelen ervaren. De Raad adviseert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaar en de voorwaarden zoals opgenomen in het rapport. De eventueel in te zetten (aanvullende) hulp kan momenteel niet concreter gemaakt worden dan (aanvullende) hulp gericht op oorzaak-gevolg, impulsiviteit en beïnvloedbaarheid, wanneer de jeugdreclassering dat nodig acht. Te denken valt (nogmaals) aan de inzet van OpenDoor of aan de jeugdreclassering als die het zelf kan oppakken.
De zittingsvertegenwoordiger van Jeugdbescherming west Zeeland heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat er een positieve ontwikkeling is te zien bij verdachte, maar deze is nog pril. Hij staat volledig achter het advies van de Raad. De zorgen die er zijn komen voornamelijk voort uit de oorzaak-gevolg controle, impulscontrole en emotieregulatie. De ondersteuning vanuit OpenDoor is een passende vorm voor verdachte, omdat hij gebaat is bij praktijkgericht leren. De zittingsvertegenwoordiger is terughoudend op de vraag of er nogmaals ondersteuning vanuit OpenDoor moet worden geboden. Verdachte heeft dit traject doorlopen en als de jeugdreclassering aanvullende hulp nodig vindt, is het de vraag wanneer er plek is.
De ouders van verdachte kunnen zich vinden in het advies van de Raad.
Verdachte heeft meegedaan aan een mediationtraject met het slachtoffer en dat succesvol afgerond. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij er blijk van heeft gegeven de ernst van zijn handelen en wat hij het slachtoffer heeft aangedaan in te zien en dat hij berouw heeft getoond.
De strafoplegging
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Naast wat hierboven is overwogen neemt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat mee dat verdachte nu op de goede weg is en gemotiveerd lijkt te zijn om iets van zijn leven te maken. De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op de ernst van het feit met geen andere of lichtere straf kan worden volstaan dan met het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie. Nu zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie zal zij deze matigen tot één maand. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad. Daarnaast vindt zij een werkstraf van 120 uur passend en geboden. Zij zal daarbij bepalen dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 3 dagen, daarvan zal worden afgetrokken.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij

[naam] heeft als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige benadeelde partij [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 767,00, bestaande uit € 17,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De wettelijk vertegenwoordigster heeft tijdens de zitting verklaard dat de schade die wordt gevorderd naar aanleiding van de mediation-overeenkomst inmiddels is betaald door verdachte en zijn mededader. Zij vordert geen schadevergoeding meer en heeft de vordering op zitting ingetrokken.
Gelet op het voorgaande hoeft de rechtbank geen oordeel meer te geven over de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte tijdens de proeftijd naar school en/of stage gaat volgens het rooster en inzet zal tonen;
* dat verdachte tijdens de proeftijd moet meewerken aan de door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte (aanvullende) hulpverlening gericht op oorzaak-gevolg, impulsiviteit en beïnvloedbaarheid, wanneer en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. C.A.F. van Ginneken en mr. M.A.H. Kempen, (kinder-)rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P.M. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2024.
Mr. Kempen en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te Vlissingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
voornoemde [slachtoffer] , meermalen althans eenmaal met geschoeide voet(en)
tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te Vlissingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
voornoemde [slachtoffer] , meermalen althans eenmaal met geschoeide voet(en)
tegen het hoofd heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1. ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te Vlissingen
openlijk, te weten aan de Goeman Borgesiusstraat, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door:
- die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd
en lichaam te schoppen/trappen,
- die [slachtoffer] meermalen in/op/tegen het gezicht en/of tegen diens
(achter)hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen,
- die [slachtoffer] in een sloot te gooien/duwen,
- die [slachtoffer] te dwingen op zijn knieën te gaan zitten en/of te gaan liggen
en/of daarbij te dwingen "Sorry koning [medeverdachte] en [verdachte] " te zeggen en/of
- filmopnames te maken van deze openlijke geweldpleging,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een
hersenschudding en/of een bloedneus en/of een gezwollen neus en/of bloed uit het
oor, voor voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )