ECLI:NL:RBZWB:2024:4641

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
02/324469-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie na overlijden verdachte in strafzaak

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1947, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2024 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Beugeling-Gaillard, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van hulp bij zelfdoding van zeven personen, witwassen van ongeveer € 75.000, en het niet op de voorgeschreven wijze vervoeren van gevaarlijke stoffen. Echter, na de zitting op 25 juni 2024, overleed de verdachte op 29 juni 2024, wat leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het recht tot strafvervolging vervalt door de dood van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet meer aan een inhoudelijk oordeel kan toekomen en heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard. Dit vonnis raakt aan een algemeen maatschappelijk belang, gezien de emotionele impact van de zaak en de verschillende opvattingen in de samenleving over zelfdoding. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen, niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte is overleden. De rechtbank heeft daarnaast beslissingen genomen over in beslag genomen voorwerpen, waarbij teruggave aan de erven van de verdachte is gelast en onttrekking aan het verkeer van andere voorwerpen is bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/324469-21
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1947 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Beugeling-Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: hulp bij zelfdoding van zeven personen door aan hen de voor de zelfdoding benodigde poeder [middel] te verstrekken terwijl die zelfdoding is gevolgd, in de periode van 6 november 2020 tot en met 2 november 2022;
feit 2: witwassen van ongeveer € 75.000, in de periode 16 januari 2020 tot en met 23 februari 2022;
feit 3: het meermalen niet op de voorgeschreven wijze vervoeren van gevaarlijke stoffen, in de periode van 16 januari 2020 tot en met 23 februari 2022.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 25 juni 2024. Na die datum en voor de uitspraakdatum van 9 juli 2024, heeft de officier van justitie stukken gestuurd aan de rechtbank op grond waarvan de rechtbank vaststelt dat verdachte is overleden op 29 juni 2024.
Artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het recht tot strafvervolging vervalt door de dood van de verdachte. Juridisch betekent dit dat de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moet uitspreken, en niet meer aan een inhoudelijk oordeel van de zaak kan toekomen.
De rechtbank is zich er zeer van bewust dat de verdachte verdacht wordt van een feit dat voor alle betrokkenen emotioneel is, en dat een relatief nieuw fenomeen betreft waarover in de samenleving heel verschillend gedacht wordt, zoals alleen al is gebleken uit de slachtofferverklaringen. Daarmee raakt deze zaak ook aan een algemeen maatschappelijk belang.
Deze omstandigheden zouden tot de wens van sommige procespartijen en/of nabestaanden van slachtoffers kunnen leiden dat de rechtbank (delen van) het oordeel waartoe zij bij de beraadslagingen heeft besloten, publiek maakt. De rechtbank ziet daartoe echter geen mogelijkheid, omdat genoemd artikel 69 Wetboek van Strafrecht daartoe geen ruimte biedt.

4.De benadeelde partijen

Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 1]
Mevrouw [benadeelde 1] , de moeder en tevens nabestaande van [naam 1] , vordert een schadevergoeding van € 24.258,36. Dit bedrag bestaat uit € 4.258,36 aan materiële schade en € 20.000,00 aan affectieschade.
Aangezien verdachte is overleden, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 2]
De heer [benadeelde 2] , de zoon en tevens nabestaande van [naam 2] , vordert een schadevergoeding van € 16.167,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.167,00 aan materiële schade en € 15.000,00 aan affectieschade.
Aangezien verdachte is overleden, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.Het beslag

5.1
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de erven van verdachte van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen computers.
5.2
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de hierna in de beslissing genoemde voorwerpen, genoemd onder de nummers 1 en 7 tot en met 14 van de aangehechte beslaglijst, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave aan de erven van verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd met 3, 4, 5 en 6;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd met 1, 7 tot en met 14.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2024.