Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1989, die momenteel verblijft in een forensisch psychiatrische kliniek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaren te verlengen, toegewezen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de diagnose van schizofrenie van de betrokkene, alsook op de risico's van recidive indien de tbs zou worden beëindigd. De deskundigen van de tbs-instelling hebben aangegeven dat de betrokkene nog aanzienlijke stappen moet zetten in zijn behandeling voordat hij veilig kan terugkeren in de maatschappij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene nog steeds een ziekelijke stoornis heeft en dat het recidivegevaar aanwezig is. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor een zorgmachtiging of een kortere verlenging, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaren moet worden verlengd, gezien de noodzaak voor verdere behandeling en de risico's die gepaard gaan met een eventuele beëindiging van de tbs.