ECLI:NL:RBZWB:2024:4628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
02-144405-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een dertienjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2022 in [plaats 2] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte, die op het moment van de feiten twintig jaar oud was, heeft de leeftijd van het slachtoffer niet geverifieerd, wat heeft geleid tot de strafbaarheid van zijn handelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een taakstraf van 240 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 120 dagen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang, maar erkende de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-144405-23
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2002 te [plaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.S. Jordan, advocaat te ‘s-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht met de (toen) dertienjarige [slachtoffer] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het vingeren van [slachtoffer] door verdachte en het aftrekken van verdachte door [slachtoffer] , en baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het tenlastegelegde, eveneens met uitzondering van het vingeren van [slachtoffer] door verdachte en het aftrekken van verdachte door [slachtoffer] , wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft daarbij gewezen op de verklaring van verdachte ter zitting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van hetgeen de rechtbank bewezen acht een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hieronder omschreven ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] terwijl zij dertien jaar oud was, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 25 juni 2024;
  • de verklaring van [slachtoffer] van 29 december 2022;
  • het afschrift van de geboorteakte van [slachtoffer] .
In lijn met wat daarover door de officier van justitie en de raadsman naar voren is gebracht zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het vingeren van [slachtoffer] door verdachte en het aftrekken van verdachte door [slachtoffer] nu daartoe onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 19 november 2022 te [plaats 2]
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis, in de mond van die [slachtoffer] en
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Een van die voorwaarden is een contactverbod met [slachtoffer] .
Bij haar eis is de officier van justitie uitgegaan van de verklaring van [slachtoffer] dat de ontuchtige handelingen onder dwang van verdachte hebben plaatsgevonden en heeft zij aangegeven dat het wat haar betreft qua verwijtbaarheid heel dicht ligt bij een verkrachting.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de raadsman is de eis van de officier van justitie veel te zwaar. De raadsman gaat daarbij uit van de verklaring van verdachte dat er geen sprake is geweest van dwang. Daarnaast waren er geen aanwijzingen waaruit verdachte had kunnen afleiden dat [slachtoffer] jonger dan zestien jaar was.
Verdachte is wel onzorgvuldig geweest. Hij heeft echter een beperkt strafblad en is nooit eerder voor soortgelijke feiten met politie of justitie in aanraking geweest. Het gaat goed met verdachte, hij woont bij zijn moeder, hij werkt en wil in september gaan studeren.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is naar de mening van de raadsman disproportioneel. De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen met daarnaast een taakstraf en eventueel een leerstraf over grensoverschrijdend gedrag op het gebied van zeden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met de destijds dertienjarige [slachtoffer] , waarbij penetratie heeft plaatsgevonden. Verdachte was toen zelf twintig jaar oud, waardoor sprake was van een aanzienlijk leeftijdsverschil.
Een vriend van verdachte had via Whatsapp een afspraak gemaakt met [naam] , een vriendin van [slachtoffer] , om samen te gaan ‘chillen’ bij die [naam] thuis. Zij zou alleen thuis zijn. Ze zouden ieder iemand meenemen zodat ze met vier zouden zijn. Verdachte is meegegaan met zijn vriend en [naam] had [slachtoffer] bij haar thuis uitgenodigd. Verdachte en [slachtoffer] spraken en zagen elkaar die dag dus voor het eerst. Verdachte heeft vervolgens nagelaten zich te vergewissen van de daadwerkelijke leeftijd van [slachtoffer] . Hierdoor heeft verdachte het risico genomen dat hij seks zou hebben met een minderjarig meisje en dat hij aldus strafbaar zou handelen. Het lag op de weg van verdachte om te onderzoeken wat haar echte leeftijd was om zo te voorkomen dat dit heeft kunnen gebeuren. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dit heeft nagelaten.
Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Voor de bepaling van de strafmaat zijn hierbij de omstandigheden waaronder het feit is begaan mede van belang. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze door verdachte is verkracht. Hij zou haar een slaapkamer in hebben getrokken en haar hebben gedwongen om hem te pijpen door haar hard aan haar haren en hoofd te pakken. [slachtoffer] zou verschillende malen hebben aangegeven dat ze dat niet wilde en daarbij hebben geschreeuwd. Verdachte zou haar vervolgens hebben gepenetreerd. Verdachte ontkent dat er sprake was van dwang.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] weliswaar wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] en het proces-verbaal over het gesprek met De Kindertelefoon, maar stelt tegelijkertijd vast dat deze ondersteunende bewijsmiddelen niet uitsluiten dat de verklaring van verdachte, namelijk dat de seksuele handelingen zonder dwang hebben plaatsgevonden, kan kloppen. Van belang daarbij is dat [getuige] en ook het proces-verbaal van De Kindertelefoon te herleiden zijn naar een en dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] . Ook het appje van getuige [naam] sluit de lezing van verdachte niet uit. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende aanknopingspunten om de door het slachtoffer geschetste omstandigheden bij de ernst van het verwijt en dus bij de bepaling van de strafmaat mee te nemen.
Desalniettemin is het een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten voor dergelijk jonge slachtoffers, al dan niet op latere leeftijd, ook zonder dat er sprake is geweest van dwang en/of geweld, schade kunnen toebrengen aan onder meer de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. [slachtoffer] had de mogelijkheid moeten hebben haar seksualiteit op een bij haar leeftijd passende wijze te ontdekken. Het is daarom dat door de wetgever in artikel 245 Wetboek van Strafrecht de geestelijke en lichamelijke integriteit van minderjarigen van twaalf tot zestien jaar uitdrukkelijk is beschermd. Zij zijn op seksueel gebied nog niet volgroeid en worden nog niet volledig in staat geacht de gevolgen van seksueel contact voldoende te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Zij moeten kunnen opgroeien in een veilige omgeving en zich veilig kunnen ontwikkelen, ook (juist) op seksueel gebied. Het is mede aan verdachte te wijten dat [slachtoffer] deze mogelijkheid is ontnomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 mei 2024 dat over verdachte is opgesteld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte waaruit volgt dat verdachte weliswaar eerder met politie en justitie in aanraking is geweest maar dat er geen sprake is van veelvuldige justitiecontacten en ook dat de contacten niet zien op soortgelijke feiten.
De straf
Gelet op de strafoplegging in vergelijkbare zaken en de hierboven geschetste omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om van de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit af te wijken. De rechtbank neemt daarbij niet alleen mee dat geen sprake is geweest van dwang, maar ook dat uit het onderhavige strafdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte doelbewust op zoek is gegaan naar een minderjarig meisje dat jonger was dan zestien jaar. Voorts heeft verdachte achteraf zijn verantwoordelijkheid genomen door toe te geven dat hij seks had gehad met [slachtoffer] . De rechtbank acht het opleggen van een gevangenisstraf dan ook niet passend. Naar haar oordeel wordt de ernst van het feit voldoende tot uitdrukking gebracht door de oplegging van de maximale taakstraf.
De rechtbank zal daarnaast geen voorwaardelijk strafdeel opleggen gelet op het tijdsverloop in onderhavige zaak en het gegeven dat verdachte na dit feit niet meer in aanraking is geweest met politie of justitie. Daarnaast heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij erg geschrokken is van het feit en zich schaamt voor wat er is gebeurd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat hij geen stok achter de deur meer nodig heeft en dat hij zich voldoende realiseert dat hij dit soort feiten in de toekomst niet meer moet plegen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Omdat er na onderhavig feit geen contact meer is geweest tussen verdachte en [slachtoffer] en zij bovendien ook niet in dezelfde omgeving wonen, acht de rechtbank een contactverbod niet nodig.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 en heeft daarbij aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte met zich mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank een vergoeding van € 1.000,00 billijk, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het totaal gevorderde bedrag van € 5.000,00 in de onderhavige strafzaak zouden kunnen leiden onvoldoende zijn komen vast te staan, zoals hiervoor reeds uitgebreid uiteengezet. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 1.000,00aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
20 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 november 2022 te [plaats 2] , althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of een of meer vinger(s), in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis, in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het (laten) vasthouden en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] .