Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een 55-jarige man, die gediagnosticeerd is met een cognitieve beperking en verschillende persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de tbs met dwangverpleging met twee jaar wordt verlengd. De man, die sinds 2016 onder tbs staat, heeft in het verleden een gevangenisstraf van twaalf maanden gekregen voor diefstal met geweld en vernieling. De rechtbank constateerde dat er geen behandelimpasse is, maar dat de man wel moet worden gemotiveerd om deel te nemen aan de therapieën. De deskundigen hebben geadviseerd om de tbs te verlengen, omdat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De officier van justitie steunde de vordering tot verlenging, terwijl de verdediging pleitte voor een kortere verlenging van één jaar, omdat de man zich niet gehoord voelde en zijn behandeltraject stil leek te staan. De rechtbank oordeelde echter dat er nog veel stappen gezet moeten worden in de behandeling en dat de huidige situatie niet kan worden gekwalificeerd als een behandelimpasse. De beslissing om de tbs met twee jaar te verlengen werd genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving.