ECLI:NL:RBZWB:2024:4616

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
02-800175-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel met dwangverpleging voor een terbeschikkinggestelde met een complexe psychiatrische achtergrond

Op 5 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een 55-jarige man, die gediagnosticeerd is met een cognitieve beperking en verschillende persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de tbs met dwangverpleging met twee jaar wordt verlengd. De man, die sinds 2016 onder tbs staat, heeft in het verleden een gevangenisstraf van twaalf maanden gekregen voor diefstal met geweld en vernieling. De rechtbank constateerde dat er geen behandelimpasse is, maar dat de man wel moet worden gemotiveerd om deel te nemen aan de therapieën. De deskundigen hebben geadviseerd om de tbs te verlengen, omdat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De officier van justitie steunde de vordering tot verlenging, terwijl de verdediging pleitte voor een kortere verlenging van één jaar, omdat de man zich niet gehoord voelde en zijn behandeltraject stil leek te staan. De rechtbank oordeelde echter dat er nog veel stappen gezet moeten worden in de behandeling en dat de huidige situatie niet kan worden gekwalificeerd als een behandelimpasse. De beslissing om de tbs met twee jaar te verlengen werd genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/800175-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 juli 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats]
verblijvende bij de [FPC] te [plaats]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 3 mei 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene van [FPC] (periode 6 maart 2022 tot en met 15 februari 2024);
- het verlengingsadvies van [FPC] van 11 april 2024;
- het rapport van psycholoog [naam 1] van 28 februari 2024;
- het rapport van psychiater [naam 2] van 18 maart 2024.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2015 is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden wegens – kort gezegd – diefstal met geweld en vernieling.
Daarnaast is bij dit arrest aan de betrokkene de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd voor overtreding van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is aangevangen op 23 juni 2016.
Bij beslissing van 20 april 2018 van deze rechtbank is bepaald dat betrokkene alsnog van
overheidswege zal worden verpleegd. Deze beslissing is bevestigd, met aanvulling van de gronden, door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij uitspraak van 8 november 2018.
De tbs met verpleging van overheidswege is bij beslissing van 5 juli 2022 van deze rechtbank, voor het laatst verlengd voor een termijn van twee jaren. Deze beslissing is wederom bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beslissing van 8 december 2022 met aanvulling en verbetering van de gronden.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 21 juni 2024 is de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst gehoord. Tevens is betrokkene via een digitale Teams-verbinding gehoord. Hij werd ter zitting bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L. Schouten, advocaat te Amsterdam.
Voorts zijn de deskundigen [naam 3] , hoofd behandeling bij [FPC] en [naam 4] , behandelcoördinator bij [FPC] , gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

Uit het advies van de tbs-instelling komt naar voren dat betrokkene een inmiddels 55-jarige man is, die gediagnosticeerd is met een cognitieve beperking, een andere gespecificeerde
persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale, narcistische en paranoïde kenmerken, een hoge mate van psychopathie en stoornissen in het gebruik van cocaïne (in remissie), cannabis en alcohol (in remissie). Daarnaast is er sprake van een laag sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau (niet hoger dan 3 jaar).
Omdat betrokkene tijdens zijn onbegeleid verlof op 22 november 2022 zijn (ex-)partner zou hebben bedreigd, heeft de kliniek dit verlof weer ingetrokken. Sinds die intrekking heeft betrokkene geen verlof meer toegekend gekregen. Omdat betrokkene van mening is dat hij niets verkeerd heeft gedaan en geen overeenstemming met hem te krijgen is, is de samenwerking tussen hem en het behandelteam verslechterd tot een onhoudbare situatie met uiteindelijk een derde overplaatsing naar een andere afdeling ( [afdeling] ) tot gevolg. Hier wilde betrokkene zich nog niet conformeren aan de gestelde voorwaarden voor een nieuw verlofkader. De komende periode zal het behandelteam zich inzetten om betrokkene te motiveren alsnog deel te nemen aan de geïndiceerde therapieën. Daarnaast is het belangrijk om meer duidelijkheid te krijgen over zijn huidige netwerk en de status van zijn relatie op dit moment ten behoeve van het verder te vormen risicomanagement. Lukt het betrokkene niet om zich de komende zes maanden voldoende in te zetten voor zijn traject, dan zal tijdens de eerst volgende behandelplanbespreking de stagnatie en verdere begeleiding besproken worden. Bij het wegvallen van het huidige kader wordt het recidiverisico als hoog tot zeer hoog geschat. Gezien de recente ontwikkelingen is het de verwachting dat het nog lange tijd zal duren om tot een afwikkeling van de huidige maatregel te komen. Er is vooralsnog een blijvend hoog recidiverisico dat niet anders dan binnen het huidige kader onder controle kan worden gehouden. Er is bij betrokkene sprake van een moeilijk bewerkbare kernproblematiek. De kliniek adviseert dan ook de maatregel tbs met dwangverpleging te verlengen met twee jaar.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen dit advies onderschreven en daaraan nog het volgende toegevoegd. De deskundigen zien op dit moment geen mogelijkheden voor een verlofaanvraag. Er is stagnatie in de motivatie van betrokkene om mee te werken aan zijn behandeling. Tegelijkertijd is er wel behandelperspectief en een behandeldoel. Betrokkene wisselt echter steeds in zijn bereidheid tot medewerking aan zijn behandeling, waardoor hij nu voor de behandeling op de wachtlijst is gezet. Betrokkene is in het verleden al eerder aan de beurt geweest voor behandeling, maar heeft dat toen zelf afgeslagen. Als betrokkene nu wel weer wil meewerken, zal het nog enige tijd duren voor hij weer kan starten. Het is niet de verwachting dat dit op korte termijn mogelijk is. Het volgende behandelplan wordt in oktober 2024 opgesteld. Dan wordt er besproken wat er wel of niet gerealiseerd is en wat haalbaar is. In geval van (blijvende) stagnatie kan dan ook een eventuele overplaatsing besproken worden.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat betrokkene zijn medewerking aan het psychiatrisch onderzoek geweigerd heeft. Hierdoor heeft de psychiater zeer beperkt psychiatrisch onderzoek kunnen verrichten, waardoor het niet goed mogelijk was te komen tot eigenstandige conclusies en beantwoording van de vragen. De psychiater ziet geen aanknopingspunten voor een wijziging in de diagnostiek en het recidiverisico (hoog tot zeer hoog). De psychiater adviseert daarom de maatregel tbs met dwangverpleging met twee jaar te verlengen.
Ook bij de psycholoog heeft betrokkene uiteindelijk zijn medewerking aan het psychologisch onderzoek geweigerd. Er is bijna een jaar verstreken sinds het negatieve advies van de kliniek op betrokkenes verzoek tot overplaatsing. Het is niet duidelijk voor de psycholoog of er sprake is van een impasse in het traject. Beantwoording van de vragen is voor de psycholoog niet mogelijk en hij verwijst naar het verlengingsadvies dat de kliniek zal uitbrengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is op grond van de adviezen van de deskundigen ter zitting bij de vordering (tot verlenging van de tbs met dwangverpleging met twee jaar) gebleven.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij al 19 maanden stil staat. In november 2022 is zijn verlof geschorst en dat is sindsdien niet meer veranderd. Er wordt volgens hem van alles beloofd, maar er gebeurt niets. Zijn behandelaren begrijpen hem niet. Ze hebben betrokkene maanden opgesloten zonder met hem te praten. Betrokkene heeft aangegeven dat hij nu wil meewerken, maar op een wachtlijst staat.
De raadsvrouw heeft betoogd dat een voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel niet realistisch is. Ook niet binnen een termijn van één jaar. Verder heeft de raadsvrouw betoogd dat er een behandelimpasse is ontstaan door het handelen van de kliniek naar aanleiding van de vermeende bedreiging door betrokkene van zijn (ex-)partner. Alle verloven zijn ingetrokken, betrokkene is opgesloten voor tien maanden en de behandeling is stopgezet. Betrokkene ontkent dat hij zijn (ex-)partner bedreigd heeft. Hierdoor is alles omgeslagen en betrokkene is tien stappen terug gegaan in het behandel- en resocialisatietraject. Het overplaatsingsverzoek is afgewezen en de behandelmogelijkheden zijn niet ingezet. Ook is er geen perspectief. Er moet nog worden bezien of het gaat lukken om betrokkene terug in het traject te krijgen bij [FPC] of dat er iets anders moet gebeuren. Betrokkene heeft recht op de juiste zorg op de juiste plek en die krijgt hij nu niet. De vraag is dan ook of de kliniek niet tekort is geschoten. Verzocht wordt daarom om de tbs-maatregel met één jaar te verlengen, zodat er na één jaar bekeken kan worden wat de stand van zaken is.

7.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs met dwangverpleging eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De psychiater en de psycholoog hebben zeer beperkt onderzoek kunnen verrichten, omdat betrokkene niet wilde meewerken. De psychiater ziet geen aanknopingspunten voor een wijziging in de diagnostiek en het recidiverisico (hoog tot zeer hoog) en adviseert daarom om de maatregel tbs met dwangverpleging met twee jaar te verlengen. De psycholoog kan de gestelde vragen niet beantwoorden en verwijst naar het verlengingsadvies van de kliniek. Gelet op dit advies en het advies van de psychiater, wordt nog steeds voldaan aan het wettelijke criterium. Bovendien wordt het recidiverisico als hoog ingeschat bij het wegvallen van het huidige kader bij [FPC] .
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de tbs van betrokkene wordt verlengd.
De vraag is vervolgens of de tbs met één of twee jaar moet worden verlengd. Het uitgangspunt is dat de tbs verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar. Bijzondere omstandigheden kunnen dit anders maken.
De rechtbank begrijpt uit de stukken en wat er ter zitting is besproken, dat er nog flink wat stappen moeten worden gezet. Niet alleen in de behandeling zelf, maar ook in het resocialisatietraject van betrokkene. Betrokkene heeft zelfs een aantal stappen teruggezet in vergelijking met de vorige verlengingszitting, zoals de raadsvrouw van betrokkene ook heeft aangegeven. Betrokkene heeft een aantal keren gesprekken met behandelaren van [FPC] afgewezen. Hierdoor is de behandeling van betrokkene gestagneerd en staat hij nu op een wachtlijst voor behandeling. Van een behandelimpasse is naar het oordeel van de rechtbank daarentegen nog niet gebleken. Vanuit [FPC] is er behandelperspectief, maar betrokkene moet wel gemotiveerd zijn om hieraan mee te werken, zodat er stappen gemaakt kunnen worden. Door de wisselvallige houding van betrokkene in het verleden en het huidige gebrek aan motivatie, is niet goed te voorzien of en hoe snel een behandelingstraject op gang kan komen en hoelang dit traject dan gaat duren. Duidelijk is wel dat dit alles nog zeker meer dan een jaar in beslag zal gaan nemen.
Een minder ingrijpend beveiligingsalternatief is op dit moment niet aan de orde waardoor
het beginsel van subsidiariteit met een verlenging met twee jaar niet wordt geschonden. Verder staat verlenging van de maatregel in verhouding tot de aard en de ernst van het indexdelict en het gevaarsrisico, waardoor ook aan het proportionaliteitsbeginsel wordt voldaan. Van bijzondere omstandigheden die een verlenging met één jaar zouden rechtvaardigen is niet gebleken.

8.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. V.C.S. Jurres-Bos en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juli 2024.