ECLI:NL:RBZWB:2024:4614
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Dienst Toeslagen op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 22 januari 2021. Dit beroep werd ingetrokken nadat verweerder op 5 juli 2023 op het verzoek had beslist. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Volgens de wet kan de bestuursrechter, indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank moet eerst beoordelen of verweerder inderdaad aan verzoekster is tegemoetgekomen. Verweerder stelt dat verzoekster het beroep niet tijdig heeft ingesteld, omdat er al op 5 juli 2023 op haar aanvraag was beslist. Verzoekster betwist echter de ontvangst van dit besluit.
De rechtbank oordeelt dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op 5 juli 2023 is verzonden. Hierdoor heeft verweerder niet voldaan aan de bekendmakingsverplichting. Aangezien verzoekster pas in beroep bekend is geworden met het besluit, was er op het moment van indienen van het beroepschrift nog steeds sprake van niet tijdig beslissen. De rechtbank concludeert dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Verzoekster ontvangt een vergoeding van € 437,50 voor haar proceskosten, en verweerder is verplicht het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.