ECLI:NL:RBZWB:2024:460

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_10136
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake openbaarmaking informatie op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening volgens hen niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 februari 2023 tegen het besluit van 9 januari 2023 betreffende het weigeren van (gedeeltelijke) openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eisers hebben op 17 februari 2023 een pro bezwaarschrift ingediend en op 22 maart 2023 een aanvullend bezwaarschrift. De minister had uiterlijk op 12 mei 2023 moeten beslissen, maar heeft dit niet gedaan. Na een hoorzitting op 26 juni 2023 en een aanvullend bezwaarschrift van eisers op 5 juli 2023, is de beslistermijn van de minister verstreken. Eisers hebben de minister op 19 september 2023 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen.

De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet de minister het griffierecht van € 184,- en proceskosten van € 437,50 aan eisers vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en openbaar gemaakt op 30 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats], eisers

(gemachtigde: mr. C.J. Dekker),
en

de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat de minister volgens hen niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 februari 2023 tegen het besluit van 9 januari 2023 betreffende het weigeren van (gedeeltelijke) openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eisers hebben een pro bezwaarschrift ingediend op 17 februari 2023 en aan aanvullend bezwaarschrift op 22 maart 2023. De minister moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] De minister had dus uiterlijk op 12 mei 2023 moeten beslissen. Op 26 juni 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Op verzoek van de hoorcommissie hebben eisers op 5 juli 2023 een nader aanvullend bezwaarschrift ingediend. Daarbij hebben eisers ingestemd met een uiterste beslistermijn van 31 juli 2023. De termijn waarbinnen de minister moet beslissen is inmiddels voorbij. Eisers hebben de minister op 19 september 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn wordt aan de minister opgelegd?
4. Omdat de minister nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. In de brief van 16 november 2023 heeft de minister aangegeven dat naar verwachting op korte termijn een besluit op bezwaar zal volgen. De rechtbank is tot op heden niet gebleken dat de minister inmiddels op het bezwaar van eisers heeft beslist. De rechtbank bepaalt dan ook dat de minister op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
Welke dwangsom wordt aan de minister opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, de minister de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding voor hun proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eisers;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 30 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.