ECLI:NL:RBZWB:2024:4595

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23/10684
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere over de verlening van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark. De rechtbank beoordeelt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die op 4 september 2023 door het college is verleend. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij van mening zijn dat de aanvraag onvolledig was en dat de locatie niet geschikt is voor een zonnepark. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster, Coöperatieve Windenergie Vereniging Zeeuwind, de aanvraag correct heeft ingediend en dat het college de juiste procedures heeft gevolgd. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, maar het college wel veroordeeld in de proceskosten van eisers, omdat het college in de beroepsfase een gewijzigd besluit heeft genomen met aangepaste voorschriften. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning op goede gronden is verleend, ondanks de bezwaren van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10684

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. drs. C.R. Jansen),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere, het college

(gemachtigde: [naam 1] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Coöperatieve Windenergie Vereniging Zeeuwind, uit Vlissingen, vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. drs. F.J. Webbink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor het realiseren van een zonnepark aan de [straat] in [plaats] met een instandhoudingstermijn van 25 jaar.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 4 september 2023 (bestreden besluit I) verleend.
1.2.
Vergunninghoudster heeft schriftelijk gereageerd op het beroep van eisers.
1.3.
Op 11 april 2024 heeft het college een gewijzigd besluit (bestreden besluit II) genomen. Het beroep van eisers heeft van rechtswege ook betrekking op dit besluit [1] .
1.4.
De gemachtigde van eisers heeft voorafgaand aan de zitting een aanhoudingsverzoek gedaan. Dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen. Ook het daarna herhaalde verzoek heeft de rechtbank afgewezen.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens het college de gemachtigde, [naam 2] en [naam 3] , en namens vergunninghoudster de gemachtigde en [naam 4] . Eisers hebben zich afgemeld voor de zitting. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
1.6.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghoudster heeft op 30 november 2022 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een zonnepark voor een periode van 25 jaar aan de [straat] in [plaats] (de planlocatie). De aanvraag was voorzien van een ruimtelijke onderbouwing.
2.1.
De planlocatie heeft op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie – 3’en ‘Waarde-Cultuurhistorie’ met de gebiedsaanduidingen ‘geluidzone-weg’ en ‘open, nagenoeg onbebouwd gebied’. Het realiseren van een zonnepark is daarmee in strijd, omdat deze gronden zijn aangewezen voor grondgebonden agrarische bedrijven.
2.2.
Het college heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) [2] toegepast. Op 20 april 2023 heeft het college een ontwerpbesluit ter inzage gelegd.
Eisers hebben een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit.
Met het bestreden besluit I heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning, onder weerlegging van de zienswijzen, verleend. De omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van een zonnepark op de planlocatie met een instandhoudingstermijn van 25 jaar, en meer specifiek voor de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk [3] , het afwijken van het bestemmingsplan [4] en het uitvoeren van werkzaamheden [5] .
2.3.
Met het bestreden besluit II heeft het college bestreden besluit I gewijzigd, in die zin dat er een aantal voorschriften aan de omgevingsvergunning is toegevoegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit I, zoals dat is gewijzigd met bestreden besluit II. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren, maar ziet wel aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van eisers
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De aanvraag dateert van 30 november 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5.2.
Omdat het project ziet op de aanleg van een productie-installatie ten behoeve van hernieuwbare elektriciteit door zonne-energie, is de Crisis- en herstelwet van toepassing [6] .
Goede procesorde
6. Eisers hebben in hun verzoeken om aanhouding van de zitting gesteld dat zij ernstig in hun procesbelangen zijn geschaad, omdat het college pas op 11 april 2024 (veertien dagen voor de zitting) een gewijzigd besluit heeft genomen. Eisers zijn niet in de gelegenheid geweest om het nieuwe besluit – en de mogelijke gevolgen hiervan – te bestuderen en te reageren.
6.1.
Het college heeft ter zitting toegelicht dat hem bij de voorbereiding van de zitting is gebleken dat hij het besluit wilde wijzigen en daarom is bestreden besluit II genomen.
6.2.
Vergunninghoudster heeft gemeld dat zij zich kan vinden in bestreden besluit II.
6.3.
De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat zij in hun procesbelangen zijn geschaad. De gemachtigde van eisers heeft schriftelijk gereageerd op het gewijzigde besluit en had dat indien gewenst nog mondeling ter zitting kunnen aanvullen, maar heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Naar het oordeel van de rechtbank was de termijn tot aan de zitting niet zodanig kort en bestreden besluit II niet zo omvangrijk dat daar niet (voldoende) inhoudelijk op kon worden gereageerd.
Aanvraag
7. Eisers hebben aangevoerd dat de aanvraag voor deze omgevingsvergunning onvolledig was. Er ontbraken een statische berekening en tekeningen van alle constructies (waaronder de onderconstructie van de zonnepanelen), een tekening van de zonnepanelen, een tekening van de landschappelijke inpassing, een beheer- en onderhoudsplan van de haag rondom de zonnepanelen, en een tekening van de (brand-)veiligheidsvoorzieningen. Eisers stellen zich op het standpunt dat het college de aanvraag daarom buiten behandeling had moeten laten.
7.1.
De rechtbank constateert dat vergunninghoudster in de aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft verzocht om uitstel om bepaalde gegevens aan te leveren. Zij heeft het college verzocht om in de vergunning te bepalen dat gedetailleerde gegevens en bescheiden van het te realiseren zonnepark (inclusief fundering) uiterlijk drie weken voor aanvang van de bouw worden verstrekt. In bijlage 3 van bestreden besluit I heeft het college opgesomd welke gegevens vergunninghoudster op welk moment moet aanleveren. De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze is toegestaan op grond van artikel 4.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 2.7 van de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Een dergelijke wijze van vergunningverlening is in het omgevingsrecht ook niet ongebruikelijk. Overigens lag er nog vóór de verlening van de omgevingsvergunning een tekening van de landschappelijke inpassing. Dat later een gewijzigde tekening is gemaakt, doet niet af aan de ontvankelijkheid van de aanvraag.
Goede ruimtelijke ordening
8. Als een aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening [7] .
Bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen, komt het college beleidsruimte toe en moet het de betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.
Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Planlocatie
9. Eisers vinden een zonnepark op agrarische grond niet wenselijk. Eisers wijzen op de door de overheid ontwikkelde zonneladder, waarin een prioritering is opgenomen van locaties die geschikt zijn voor de plaatsing van (grootschalige) installaties voor de opwekking van zonne-energie. Het uitgangspunt is dat zonnepanelen zoveel mogelijk op daken en gevels komen of in combinatie met andere functies worden toegepast. Eisers wijzen ook op de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 oktober 2023, waarin staat dat het inzetten van zonnepanelen op landbouwgrond vanaf 1 januari 2024 alleen nog bij hele hoge uitzondering mogelijk zal zijn.
De keuze voor deze locatie is volgens eisers ook niet in overeenstemming met het gemeentelijk en het provinciaal beleid (de Zeeuwse Omgevingsvisie, de Provinciale Omgevingsverordening 2018 en de Regionale Energiestrategie Zeeland (RES 1.0).
Zo valt de locatie buiten de bebouwde kom. Ook is niet gebleken dat het niet mogelijk is om daken binnen de gemeente te benutten om zonnepanelen op te plaatsen. In ieder geval zijn lokale ondernemers (zoals eisers) niet benaderd voor een dergelijk project, zo stellen eisers.
9.1.
Het college verwijst naar de ruimtelijke onderbouwing. Daarin staat dat de gemeente Veere op 10 februari 2022 het beleid ‘Zon op Land’ heeft vastgesteld waarin elf criteria zijn benoemd waar een zonnepark aan dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning:
Voldoet aan de provinciale verordening;
Geen mogelijkheden voor zonne-energie op daken (inspanningsverplichting);
Niet op geschikte landbouwgrond of tijdelijk voor 25 jaar;
Geen schade aan landschappelijk kapitaal en landschappelijk ingepast;
100% Lokaal eigendom;
Voorzien in lokale elektriciteitsbehoefte en niet voor commercieel gebruik;
Aantoonbaar draagvlak bij dorp of stad;
Voldoet aan regels omgevingsrecht;
Bij voorkeur combinatie van functies;
Meerwaarde voor biodiversiteit en natuur en
Tijdelijke of permanente functie.
In de ruimtelijke onderbouwing is volgens het college op alle punten gemotiveerd ingegaan en is onderbouwd waarom dit zonnepark aan die criteria voldoet. Daarom heeft het college medewerking willen verlenen aan het realiseren van het zonnepark in afwijking van het bestemmingsplan.
Provinciaal beleid
10. Ten aanzien van de eerste voorwaarde heeft het college getoetst aan artikel 2.9 van de Omgevingsverordening 2018 van de provincie Zeeland, waarin het provinciale beleid voor zonne-energie is neergelegd.
Op grond van het eerste lid van dit artikel wordt een opstelling voor zonne-energie in een bestemmingsplan uitsluitend toegelaten binnen bestaand stedelijk gebied. In het tweede lid zijn situaties opgenomen waarin in afwijking van het eerste lid ook een opstelling voor zonne-energie kan worden toegelaten buiten bestaand stedelijk gebied.
In de ruimtelijke onderbouwing staat dat sprake is van een situatie in het tweede lid als bedoeld onder:
  • a (aangrenzend aan bestaand stedelijk gebied en ruimtelijk ondergeschikt daaraan);
  • c (op of aangrenzend aan een bedrijventerrein en ruimtelijk ondergeschikt daaraan) en
  • e (op of aangrenzend aan gronden die bestemd zijn voor infrastructuur, nutsvoorzieningen, stortplaats of een windenergie concentratielocatie).
10.1.
De rechtbank oordeelt dat het standpunt van het college dat in dit geval sprake is van een situatie als bedoeld onder a, begrijpelijk en niet onjuist is. De locatie valt weliswaar buiten de bebouwde kom van het dorp [plaats] , maar is wel aangrenzend aan het bestaand stedelijk gebied en is ook ruimtelijk ondergeschikt daaraan. Ook het standpunt van het college dat in dit geval sprake is van een situatie als bedoeld onder e, namelijk aangrenzend aan de [weg], is begrijpelijk en niet onjuist. Ter zitting is gesproken over de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld is onder c. Het college heeft toegelicht dat de planlocatie niet direct grenst aan het [bedrijventerrein] , maar daarvan gescheiden wordt door de [straat] en het water. Er is wel een uitbreiding van [bedrijventerrein] voorzien in de richting van de planlocatie.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat het zonnepark niet aangrenzend is aan een bestaand bedrijventerrein er toe leidt dat geen sprake is van een situatie als bedoeld onder 2.9, tweede lid, onder c, van de Omgevingsverordening. Aangezien wel sprake is van een situatie als bedoeld onder a én e kan dit zonnepark wel worden toegelaten buiten bestaand stedelijk gebied en is van strijd met de provinciale verordening geen sprake. Ook van strijd met de Zeeuwse Omgevingsvisie en de Regionale Energiestrategie Zeeland (RES 1.0) is de rechtbank niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Zon-op-dak
11. Verder volgt uit de ruimtelijke onderbouwing dat vergunninghoudster de mogelijkheden voor zonnepanelen op daken in de gemeente Veere heeft onderzocht. De eigenaren van 67 grotere daken in de gemeente zijn benaderd, waarbij op twee daken een zonne-installatie is gerealiseerd. De overige daken zijn afgevallen, onder meer omdat het dak te klein was om een rendabel project te realiseren, de netaansluiting niet geschikt was, of de dakconstructie niet geschikt was voor het dragen van zonnepanelen. De rechtbank maakt hieruit op dat de mogelijkheden voor zonne-energie op daken zijn onderzocht, maar dat dit slechts minimaal mogelijk is gebleken. Dit betekent ook dat dit zonnepark nodig is om de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente te halen. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Landschappelijke inpassing
12. Eisers stellen dat dit zonnepark leidt tot een onevenredige aantasting van het open landschap. Er wordt een industrieel zonnepanelenpark gerealiseerd, dat te vergelijken is met de bebouwing op een bedrijventerrein of een kassencomplex. Verder is de landschappelijke inpassing in de omgeving onvoldoende verzekerd. Er wordt aangegeven dat de bestaande hagen worden behouden, maar die staan niet op het perceel waarop het zonnepark wordt gerealiseerd. Ook is onvoldoende geborgd dat het zonnepark zal worden afgeschermd door groenblijvende, inheemse beplanting. In dit verband merken eisers ook nog op dat zij worden geconfronteerd met een transformatorhuis precies naast hun perceel en pand.
12.1.
Volgens vergunninghoudster wordt er in dit project juist veel aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. Van het totale projectgebied van circa 4,9 ha wordt slechts 3,2 ha benut voor zonnepanelen en maar liefst 1,7 ha (circa 35%) voor groene inpassing. Voor de inpassing in de omgeving is een landschapsplan opgesteld door [landschapsarchitect].
Dit plan voorziet onder meer in de aanleg van een Zeeuwse haag van twee meter hoog met groenblijvende beplanting.
12.2.
In het bestreden besluit II heeft het college aanvullende voorschriften opgenomen met betrekking tot de inpassing van het zonnepark. Om te verzekeren dat het zonnepark op een goede manier ruimtelijk wordt ingepast, ook vanuit cultuurhistorisch oogpunt, schrijft het college voor dat de activiteiten waarop de vergunning betrekking heeft alleen mogen worden uitgevoerd, indien ook voorzien wordt in de ruimtelijke inpassing zoals voorzien in het landschapsplan dat deel uitmaakt van de vergunning. Ook wordt voorgeschreven dat de werkzaamheden ten behoeve van de voornoemde ruimtelijke inpassing dienen te zijn afgerond op het moment dat het zonnepark in gebruik wordt genomen.
12.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is de landschappelijke inpassing van het zonnepark daarmee voldoende verzekerd. Het project wordt omgeven door een Zeeuwse haag van twee meter hoog en dit is net zo hoog als de zonnepanelen. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de bestaande hagen niet bepalend zijn voor de landschappelijke inpassing van het zonnepark, omdat die lager zijn.
Ten aanzien van het transformatorhuisje heeft te gelden dat dit niet is vergund. Dit is - en blijft onder de Omgevingswet - een vergunningvrije activiteit, dus dit valt buiten de omgevingsvergunning.
Draagvlak
13. De rechtbank stelt voorop dat de regelgeving voor het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van een bestemmingsplan, als hier aan de orde, geen verplichting tot participatie of het verkrijgen van voldoende draagvlak bevat. [8]
Volgens vaste rechtspraak betekent de omstandigheid, dat geen maatschappelijk draagvlak bestaat, niet dat een initiatief niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dat neemt niet weg dat, bijvoorbeeld op grond van gemeentelijk beleid, van een initiatiefnemer kan worden verlangd dat hij (specifieke) inspanningen verricht die zijn gericht op het informeren van omwonenden en het verwerven of vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor de gewenste ontwikkeling. Het niet behoorlijk nakomen van een dergelijke verplichting kan voor het bestuursorgaan reden zijn de gewenste medewerking niet te verlenen. [9]
13.1.
De rechtbank overweegt dat in dit geval het gemeentelijk beleid ‘Zon op Land’ voorschrijft dat er een aantoonbaar draagvlak moet zijn voor het zonnepark. Vergunninghoudster geeft aan dat er vanaf het begin van het proces (medio 2020) intensief overleg is gevoerd met de Dorpsraad. Daarnaast zijn met alle omwonenden aan de [straat] (ook met eisers) keukentafelgesprekken gevoerd en daar zijn geen zwaarwegende bezwaren geuit. Dat er geen draagvlak zou zijn, hebben eisers naar het oordeel van rechtbank in het licht van die stellingen niet aannemelijk gemaakt.
Meerwaarde voor biodiversiteit en natuur
14. Eisers vrezen een aantasting van flora en fauna als gevolg van de realisering van dit zonnepark. Volgens eisers komen in het gebied onder andere hazen, fazanten en steenmarters voor. Dit is ook te zien op wildcamera’s in het gebied. Er komen ook broedvogels voor in het gebied. Volgens eisers zal de aanleg van een zonnepark de natuurlijke kenmerken en waarden van het gebied aantasten en leiden tot negatieve effecten als verstoring.
14.1.
Bij de aanvraag is een ecologische quickscan van Buijs Eco Consult B.V. gevoegd, waaruit volgt dat geen Natura 2000 of Natuur Netwerk Nederland (NNN) gebied wordt aangetast. Verder blijft er voldoende potentieel foerageergebied vrij van verstoringen en is er geen verwijdering van bomen met jaarrond beschermde nesten voorzien. Het voortbestaan van zoogdieren en amfibieën wordt door het project niet bedreigd. Voor kleine marterachtigen ontbreekt dekking, haas en konijn zijn niet waargenomen.
14.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich bij de vergunning-verlening mogen baseren op de quickscan van Buijs Eco Consult B.V., een adviesbureau dat ter zake deskundig wordt geacht. Eisers hebben geen tegenrapport ingediend. Omdat zij geen eigen deskundigenadvies hebben overgelegd, strekt de toetsing van het college niet verder dan dat het college zich ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies, naar wijze van totstandkoming zorgvuldig, en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval.
Schade voor eisers
15. Eisers vrezen schade – als gevolg van gebrek aan onkruidbestrijding, overwaaiende takken, bladeren en zaden –, overlast en schade van het aan te leggen wandelpad langs hun perceel en lichtschade door de reflectie van de zonnepanelen. Ook vrezen zij voor hun veiligheid en voor schade door brand.
15.1.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers hun vrees voor schade onvoldoende onderbouwd. Zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat hun perceel, waarop een hoveniersbedrijf is gevestigd, schade zou ondervinden als gevolg van gebrek aan onkruidbestrijding en overwaaiende takken, bladeren en zaden vanaf het zonnepark. Het wandelpad is een verlenging van de bestaande bunkerroute die aanwezig is op Walcheren en die langs meerdere percelen en bedrijven loopt. De rechtbank ziet niet in waarom een wandelaar of fietser (overmatige) overlast of schade zou veroorzaken.
Voor eventuele lichthinder heeft het college in het bestreden besluit II een aanvullend voorschrift opgenomen over het type panelen dat in de uitvoering moet worden toegepast en de eis dat eventuele lichthinder wordt geminimaliseerd. Hiermee wordt gewaarborgd dat geen sprake zal zijn van (onevenredige) lichthinder. Daarbij komt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat van lichthinder sprake kan zijn. De zonnepanelen worden immers geplaatst op een perceel ten noorden van het perceel en de woning van eisers, terwijl de zonnepanelen zo worden gelegd dat ze gericht zijn naar het westen en het oosten.
Ten slotte is in bestreden besluit II ook een aangepast voorschrift opgenomen over (brand)veiligheid, zodat duidelijker is aan welke eisen met betrekking tot (brand)veiligheid vergunninghoudster moet voldoen.

Conclusie en gevolgen

Oordeel van de rechtbank
16. De beroepsgronden van eisers slagen niet. De rechtbank komt tot de slotsom dat het college op goede gronden heeft besloten om medewerking te verlenen aan een omgevingsvergunning voor het zonnepark in strijd met het bestemmingsplan met een instandhoudingstermijn van 25 jaar.
Dat betekent dat het bestreden besluit I, zoals gewijzigd en aangevuld bij bestreden besluit II, in rechte stand houdt. Het beroep is daarom ongegrond.
Proceskosten en griffierecht
17. Omdat het college pas in de beroepsfase een gewijzigd besluit heeft genomen met aangepaste voorschriften, waarin aan een deel van de gronden van eisers wordt tegemoetgekomen, ziet de rechtbank aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van eisers.
De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze na het nemen van een nieuw besluit met een waarde per punt van € 875,-).
Ook krijgen eisers het door hen betaalde griffierecht vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het college op om het betaalde griffierecht van € 365,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, voorzitter, en mr. R.P. Broeders, en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 4 juli 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19, eerste lid:
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid, voor zover hier van belang:
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. a) het bouwen van een bouwwerk,
b) het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, en
c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a:
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1⁰ met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2⁰ in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of,
3⁰ in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. a) grondgebonden agrarische bedrijven.
Omgevingsverordening 2018 van de provincie Zeeland
Artikel 2.9 Zonne-energie
1. In een bestemmingsplan wordt een opstelling voor zonne-energie uitsluitend toegelaten binnen bestaand stedelijk gebied
2. In afwijking van het eerste lid kan een opstelling voor zonne-energie worden toegelaten buiten bestaand stedelijk gebied:
a. aangrenzend aan bestaand stedelijk gebied indien de opstelling voor zonne-energie ruimtelijk ondergeschikt is aan het aangrenzende bestaand stedelijk gebied
b. op of aangrenzend aan een bouwvlak, mits de opstelling voor zonne-energie ruimtelijk ondergeschikt is aan het aangrenzende bouwvlak
c. op of aangrenzend aan een bedrijventerrein indien de opstelling voor zonne-energie ruimtelijk ondergeschikt is aan het bedrijventerrein
d. op of aangrenzend aan gronden waarop glastuinbouwbedrijven zijn toegelaten indien de opstelling voor zonne-energie ruimtelijk ondergeschikt is aan de glastuinbouwbedrijven
e. op of aangrenzend aan gronden die bestemd zijn voor infrastructuur, nutsvoorzieningen, stortplaats of een windenergie concentratielocatie
f. op gronden die bestemd zijn voor water indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat er geen significant nadelige effecten zijn voor natuur, recreatie of visserij.
In de toelichting bij het bestemmingsplan waarin een opstelling voor zonne-energie wordt toegelaten buiten bestaand stedelijk gebied wordt aannemelijk gemaakt dat omgevingskwaliteiten zich daartegen niet verzetten.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, krachtens een bestemmingsplan, een opstelling voor zonne-energie reeds is toegelaten met dien verstande dat de afwijking van de bepalingen van deze gronden niet mag worden vergroot.

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Afdeling 3.4 van de Awb.
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
4.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 3⁰, van de Wabo.
5.Artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo.
6.Artikel 1.1, eerste lid, onder a, Crisis- en herstelwet in samenhang met bijlage I, onder 1.1 bij de Crisis- en herstelwet.
7.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.