ECLI:NL:RBZWB:2024:4589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
24/5367
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verlenging sluiting woning na explosie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Oosterhout, die op 25 juni 2024 had besloten de sluiting van verzoekers woning met vier weken te verlengen. De sluiting was eerder ingesteld na een explosie op 28 mei 2024, waarbij zwaar vuurwerk in de woning was gegooid, wat leidde tot aanzienlijke schade. De burgemeester had de woning gesloten vanwege de ernstige verstoring van de openbare orde en de dreiging voor de omwonenden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 2 juli 2024, waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren. De rechter weegt de belangen van verzoeker tegen die van de burgemeester. Artikel 174a van de Gemeentewet biedt de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten bij ernstige verstoring van de openbare orde. De rechter concludeert dat de openbare orde nog niet hersteld is en dat de burgemeester gerechtigd was om de sluiting te verlengen. Verzoeker, die momenteel bij familie verblijft, heeft aangevoerd dat de verlenging van de sluiting onevenredig is, maar de rechter oordeelt dat dit niet het geval is, gezien de omstandigheden en de schade aan de woning.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5367 GEMWT
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juli 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.C. Schouten),
en

de burgemeester van de gemeente Oosterhout, de burgemeester

(gemachtigde: mr. S.E.J. Wuijts).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Thuisvester, uit [plaats] .

(gemachtigde: mr. F. Wubbena).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester om de sluiting van zijn woning aan het [adres] te [plaats] met vier weken te verlengen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 25 juni 2024 heeft de burgemeester besloten tot verlenging van de woningsluiting. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker met zijn gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester met [naam 1] en [naam 2] én de gemachtigde van derde partij.

Waar gaat deze zaak over?

2. Derde partij is eigenaar van een woning aan het [adres] te [plaats] . De woning is een op de begane grond gelegen appartement in een complex met meerdere woonlagen. Verzoeker huurt de woning van derde partij sinds oktober 2023.
2.1.
Op 29 mei 2024 heeft de burgemeester een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Uit die rapportage blijkt dat de politie op 28 mei 2024 rond 00.45 uur een melding van een explosie bij de woning van verzoeker heeft ontvangen. Verzoeker was op dat moment niet thuis. Uit het door de politie opgestarte sporen onderzoek is gebleken dat één van de ramen met een baksteen werd vernield, waarna door de opening zwaar vuurwerk naar binnen is gegooid. De woning is hierdoor zwaar beschadigd geraakt. De (vermoedelijke) daders hebben het incident gefilmd waarna zij zijn gevlucht.
2.2.
De burgemeester heeft – vanwege ernstig gevaar voor de omwonenden en de verstoring van de openbare orde – besloten de woning op 29 mei 2024 per direct te sluiten voor de duur van vier weken. De bekendmaking van dit besluit is aangebracht op de woning en is op 3 juni 2024 door de burgemeester op schrift gesteld.
2.3.
Op 20 juni 2024 heeft de burgemeester opnieuw een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Hierin heeft de politie vermeld dat sprake is van een aanhoudende dreiging. De politie heeft weliswaar telefonisch contact gehad met verzoeker maar daar is geen nieuwe informatie uit naar voren gekomen. Ook anderszins is er nog geen nieuwe concrete informatie over de toedracht dan wel de aanleiding van de explosie. Verder vermeldt de politie in de rapportage dat derde partij een beveiliger aan de deur van hun kantoor heeft gezet omdat men bang is dat verzoeker verhaal komt halen omdat hij het niet eens is met de ontbinding en ontruiming van het contract en woning.
2.4.
Bij e-mailbericht van 25 juni 2024 (bestreden besluit) is verzoeker bericht dat de burgemeester heeft besloten de sluiting van zijn woning te verlengen met 4 weken, tot
25 juli 2024. Op 27 juni 2024 heeft de burgemeester de verlenging van de sluiting van de woning per brief aan verzoeker bevestigd.
3. Op 28 juni 2024 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de burgemeester die pleiten tegen het treffen daarvan als volgt af.
5. Artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet bepaalt – voor zover hier relevant – dat de burgemeester kan besluiten een woning te sluiten, indien door ernstig geweld of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring. Uit artikel 174a, derde lid, van de Gemeentewet volgt dat de burgemeester in geval van ernstige vrees voor herhaling of het ontstaan van de ernstige verstoring van de openbare orde kan besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.
6. Voor de voorzieningenrechter staat vast dat een ernstige verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden door de forse explosie met zwaar vuurwerk in de woning van verzoeker. De vraag waarvoor zij zich gesteld ziet is of die ernstige verstoring van de openbare orde met de sluiting van vier weken vanaf 29 mei 2024 beëindigd is danwel – als dat nog niet het geval is – of de belangen van verzoeker dusdanig zwaar wegen dat langere sluiting van de woning onevenredig is.
Is aannemelijk dat de verstoring van de openbare orde nog niet is beëindigd?
7. Ter zitting en uit de stukken is gebleken dat alle partijen – de burgemeester, derde partij, verzoeker en ook de politie – nog in het duister tasten over de achterliggende reden(en) voor de explosie. Hierdoor blijft er onduidelijkheid waarom dit incident juist in de woning van verzoeker heeft plaatsgevonden.
Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat verzoeker zich in kringen begeeft waarin ook personen verkeren die mogelijk onderdeel uitmaken van een crimineel netwerk. Of verzoeker daar zelf onderdeel van uitmaakt is niet bewezen, wel staat vast dat hij een strafblad heeft met gewelds- en vermogensdelicten.
7.1.
De explosie in de woning van verzoeker heeft een grote indruk op de buurt gemaakt. Zowel bij de gemeente als bij derde partij zijn diverse meldingen van buurtbewoners binnengekomen die zich zorgen maken over de veiligheid in hun woonomgeving. Beide partijen zijn daarop ook actief de buurt in gegaan om met de buurtbewoners in gesprek te gaan. Zowel de gemeente als derde partij hebben aangegeven dat nog steeds sprake van onrust in de buurt. Derde partij heeft op zitting nadrukkelijk aangegeven dat – gelet op die onrust – zij liever de woning langer gesloten houdt dan dat zij de woning – als de ontbinding van de huurovereenkomst standhoudt – direct weer kan verhuren.
7.2.
Gelet hierop is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat op dit moment de openbare orde nog niet is hersteld. Dit maakt dat de burgemeester bevoegd is om de sluiting van de woning te verlengen.
Is langere sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester – gelet op wat hierboven is overwogen – zich op het standpunt mogen stellen dat langere sluiting van de woning noodzakelijk is.
Is langere sluiting van de woning evenwichtig?
9. Verzoeker heeft aangevoerd dat het verlengen van de sluiting van zijn woning met vier weken onevenwichtig is. Hij heeft daarbij toegelicht dat hij nu weliswaar bij familie verblijft maar dat die situatie bij langere sluiting onwenselijk is. Bovendien loopt hij het risico geplaatst te worden op een wachtlijst en mogelijk zelfs op een zwarte lijst voor het verkrijgen van een (andere) huurwoning.
9.1.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor verzoeker vervelend is dat hij niet in zijn eigen woning kan verblijven, maar is toch van oordeel dat verzoeker niet onevenredig benadeeld wordt door de verlenging van de sluiting van zijn woning. Verzoeker verblijft bij familie en de woning is op dit moment - gelet op de door de explosie veroorzaakte schade - niet bewoonbaar. Dat hij, als de ontbinding van de huurovereenkomst stand houdt en hij een nieuwe huurwoning moet zoeken, te maken krijgt met plaatsing op een wachtlijst dan wel mogelijk op een zwarte lijst geplaatst zal worden, is niet het gevolg van het bestreden besluit. Derde partij heeft ter zitting toegelicht dat de huurovereenkomst op 7 juni 2024 buitengerechtelijk is ontbonden. Deze datum van ontbinding is gelegen vóór het nemen van het bestreden besluit.
Conclusie
10. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat gelet daarop geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 4 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.