ECLI:NL:RBZWB:2024:4574

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
AWB 23_9767
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een tijdelijke minicamping in strijd met het bestemmingsplan

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 augustus 2023, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van een minicamping voor de duur van tien jaar. De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, de vertegenwoordiger van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder op 15 december 2022 een aanvraag heeft ingediend voor het aanleggen en exploiteren van een minicamping, ondanks dat deze aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft de vergunning verleend op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 januari 2024 is vervangen door de Omgevingswet. De rechtbank oordeelt dat het oude recht van toepassing blijft, omdat de aanvraag voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet is ingediend.

In de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening heeft de rechtbank geconcludeerd dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de vergunning kan worden verleend. Eiseres heeft betoogd dat de vergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en het beleid van de gemeente, maar de rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, het college.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 2] uit [plaats] (de vergunninghouder).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 8 augustus 2023 inzake de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een minicamping voor de duur van tien jaar.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, namens het college [naam 3] en de vergunninghouder samen met [naam 4] .

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Vergunninghouder heeft op 15 december 2022 een aanvraag ingediend voor het aanleggen en exploiteren van een minicamping aan de [adres] te [plaats] . Hierbij wordt tevens een sanitairvoorziening gerealiseerd.
4.2
Het college heeft met het besluit van 24 januari 2023 een omgevingsvergunning verleend om voor een periode van tien jaar een minicamping te mogen exploiteren in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 1 maart 2023.
4.3
De commissie bezwaarschriften heeft op 26 juni 2023 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en het bestreden besluit niet in stand te laten. De commissie bezwaarschriften heeft vervolgens op 31 juli 2023 een contrair advies uitgebracht, inhoudende het advies om het bezwaar ongegrond te verklaren en het besluit te heroverwegen en op basis van de motivering het besluit in stand te laten.
4.4
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Toepasselijk recht
5 Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet leidt de rechtbank af dat het oude recht van toepassing blijft op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend.
Kruimelgevallenregeling
6.1
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. [1]
6.2
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van toepassing en rust de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduiding ‘Hoveniersbedrijf’. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan.
6.3
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. [2]
6.4
Op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) komt ander gebruik of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10 voor een termijn van ten hoogste tien jaar in aanmerking voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
6.5
Een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend indien het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat de vergunde situatie zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Tussen partijen is niet in geschil dat de omgevingsvergunning kon worden verleend middels artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Bor.
Goede ruimtelijke ordening
7.1
Eiseres heeft betoogd dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met de goede ruimtelijke ordening. Het college is ten onrechte voorbijgegaan aan de voorwaarden onder o. en p. van artikel 15.6.1 van de planregels. Deze voorwaarden kunnen namelijk niet worden ingetrokken door een amendement en maken dus nog steeds onderdeel uit van de planregels. Daarnaast is de verlening van de omgevingsvergunning in strijd met het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland ten aanzien van minicampings in het buitengebied.
7.2
Vergunninghouder heeft, naast deze procedure, een aanvraag ingediend voor het wijzigen van de bestemming naar ‘Wonen’ met de functieaanduiding ‘Minicamping’, om de minicamping voor onbepaalde tijd te kunnen realiseren. Het college heeft voor de beoordeling van de aanvraag van de tijdelijke omgevingsvergunning voor het realiseren van een minicamping getoetst aan de voorwaarden voor het toevoegen van de functieaanduiding ‘Minicamping’ aan de bestemming ‘Wonen’ die zijn opgenomen in artikel 15.6.1 van de planregels.
7.3
De rechtbank overweegt dat de wijze waarop het college de goede ruimtelijke ordening heeft beoordeeld, niet de gebruikelijke en juiste manier is om dat te beoordelen. Nog los gezien van de vraag of de bestemming kan worden gewijzigd naar ‘Wonen’, behelst de toetst aan de goede ruimtelijke ordening een ruimere beoordeling dan de toets aan de voorwaarden die zijn opgenomen voor het toevoegen van de functieaanduiding ‘Minicamping’. In het kader van de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening bij de onderhavige vergunning is dus niet van belang of het college wel of niet heeft moeten toetsen aan de onderdelen o. en p. van artikel 15.6.1 van de planregels.
7.4
De rechtbank is echter toch van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hoewel het college in het bestreden besluit niet expliciet de voorwaarden voor het toevoegen van de functieaanduiding heeft beoordeeld, heeft het college kennelijk wel aan de voorwaarden getoetst. Hiermee is naar verschillende aspecten van de goede ruimtelijke ordening gekeken, zoals verkeerveiligheid, parkeren en landschappelijke inpassing. Daarnaast heeft de vergunninghouder een stikstofberekening overgelegd waaruit volgt dat de realisatie van de minicamping geen negatieve effecten oplevert door stikstofdepositie op de intandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden.
7.5
Omdat het college naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat hier toch geen sprake van is. Eiseres voert enkel aan dat het bestreden besluit in strijd is met het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland. Beleid kan een rol spelen in de afweging of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft de Nota Recreatiebeleid vastgesteld op 21 juni 2023. Hierin ligt de Agenda Toerisme 2018-2026 ten grondslag. In de beleidsnota is ook beleid opgenomen voor niet-reguliere kampeerterreinen (minicampings). In 3.1 van de beleidsnota is opgenomen dat de regels voor niet-reguliere kampeerterreinen is versoepeld. Uit het beleid volgt dus niet dat het college geen medewerking wil verlenen aan het realiseren van een (tijdelijke) minicamping in het buitengebied. Het college heeft in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het realiseren van een minicamping voor de duur van tien jaar kunnen verlenen.

Conclusie en gevolgen

8 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 4 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in staat om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 4, onder 11, van bijlage II bij het Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van het bestemmingplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking: ander gebruik of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Bestemmingsplan Buitengebied
Artikel 4.1, aanhef en onder o, van de planregels
De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'hoveniersbedrijf' (hov): een hoveniersbedrijf behorende tot categorie 2.0 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 15.6.1 van de planregels
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het vestigen
van een nieuwe minicamping door het opnemen van de aanduiding 'minicamping' op de plankaart en het opnemen van de minicamping in bijlage 9, met in achtneming van het volgende:
a. het aantal minicampings ten noorden van de Delingsdijk bedraagt ten hoogste 60, het aantal minicampings ten zuiden van de Delingsdijk bedraagt ten hoogste 70;
b. het aantal niet-permanente standplaatsen per minicamping bedraagt ten hoogste 25;
c. de wijziging wordt slechts toegepast als buiten het bouwperceel een terrein van ten minste
1. ha in eigendom of pacht is;
d. de wijziging wordt slechts toegepast als een woning op het bouwperceel krachtens het
plan is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is en deze woning permanent wordt bewoond
door de aanvrager en exploitant van de minicamping;
e. de wegcapaciteit, wegconstructie en verkeersveiligheid worden niet negatief beïnvloed, alvorens wijziging toe te passen winnen burgemeester en wethouders hieromtrent schriftelijk
advies in bij de wegbeheerder;
f. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van de minicamping op het eigen terrein, waarbij geldt dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 110% van het aantal
standplaatsen bedraagt;
g. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt
ten minste 50 meter;
h. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen gronden met de bestemming
Natuur of de bestemming Water met de aanduiding 'deltawater' bedraagt ten minste
100 meter;
i. wijziging wordt niet toegepast ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden';
j. wijziging wordt niet toegepast ter plaatse van de aanduiding 'uitbreiding natuur';
k. wijziging wordt niet toegepast ter plaatse van de aanduiding 'randzone';
l. wijziging wordt niet toegepast als de afstand van de minicamping tot de as van de weg per
wegvak zoals aangegeven op plankaart 17 minder bedraagt dan de in artikel 28.6.1 in de
kolom minicampings aangegeven afstand;
m. voorzien wordt in een afschermende landschappelijke inpassing van de minicamping die bestaat uit een beplantingsstrook met een struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 5 meter;
n. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
o. wijziging wordt slechts verleend als daardoor de landschappelijke karakteristiek zoals benoemd in het Landschappelijk Raamwerk niet onevenredig wordt aangetast; alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
p. wijziging wordt slechts toegepast als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst;
q. wijziging wordt slechts toegepast indien een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c, van de Wabo.
2.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo.