ECLI:NL:RBZWB:2024:4573

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423467 / KG ZA 24-281
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige

Op 3 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw vervangende toestemming vroeg om met hun minderjarige kind op vakantie naar Spanje te gaan. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. P. Doorakkers, vorderde deze toestemming omdat de man, die niet verschenen was, niet bereikbaar was voor toestemming. De vrouw had geprobeerd contact met de man te krijgen, maar dit was niet gelukt. De man had de minderjarige erkend en zij waren gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag. De voorzieningenrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, gezien het belang van de minderjarige en de persoonlijke levenssfeer van partijen. De vrouw heeft aangegeven dat de man vermoedelijk in het buitenland verblijft, wat internationale privaatrechtelijke aspecten met zich meebracht. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtsmacht bij de Nederlandse rechtbank ligt en dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien de vakantie op 15 juli 2024 gepland staat. De vordering om een nieuwe identiteitskaart aan te vragen werd door de vrouw ingetrokken, maar de rechter heeft de vordering om met de minderjarige op vakantie te gaan toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/423467 / KG ZA 24-281
3 juli 2024
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. P. Doorakkers te Oosterhout,
tegen
[de man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande of elders,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de vorderingen te adviseren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 3 producties;
- de oproeping van de man in de Staatscourant van 25 juni 2024.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 1 juli 2024 met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
1.4.
De man is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023.
2.2.
De man heeft [minderjarige] op 16 maart 2023 erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3.
De vrouw en [minderjarige] hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de nationaliteit van de Republiek Kameroen.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert inleidend bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. aan haar – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – vervangende toestemming te verlenen voor:
- het aanvragen van een nieuwe identiteitskaart voor dan wel het laten verbeteren van de achternaam op de bestaande identiteitskaart van [minderjarige];
- het met [minderjarige] op vakantie gaan naar Spanje op 15 juli 2024;
II. met veroordeling van de man in de kosten van dit geding.
3.2.
Door en namens de vrouw is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd.
De vrouw heeft voor de door haar gewenste vakantie met [minderjarige] formeel de toestemming nodig van de man. Volgens de vrouw heeft zij op diverse manieren getracht om hierover met de man in contact gekomen, maar is haar dat niet gelukt. Het laatste contact dat de vrouw met de man kon krijgen dateert uit 2023.
De vrouw heeft een aanwijzing van een kennis gekregen dat de man genoodzaakt was te vertrekken naar Kameroen, omdat zijn verblijfsvergunning in België niet werd verlengd. De vrouw acht dat een plausibel verhaal. Achteraf realiseert zij zich dat de man enkel een relatie met haar is aangegaan om samen met haar een kind op de wereld te zetten, dit in de veronderstelling dat hij dan de Nederlandse nationaliteit zou gaan verkrijgen.

4.De beoordeling

4.1.
Vanwege de Kameroense nationaliteit van de man en het vermoeden dat hij in het buitenland verblijft, heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten. De voorzieningenrechter heeft die ambtshalve beoordeeld. Zij is van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt en dat zij naar Nederlands recht dient te beslissen op de vorderingen.
4.2.
Nadat de voorzieningenrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft vastgesteld dat ten aanzien van de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, is bij die gelegenheid verstek verleend.
4.3.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door de vrouw tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast, nu zij op 15 juli 2024 met [minderjarige] op vakantie wil gaan naar Spanje en zij daarvoor niet de toestemming heeft kunnen verkrijgen van de man, die mede met het gezag belast is over de minderjarige.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vorderingen van de vrouw besproken.
Om haar moverende reden heeft de vrouw toen haar vordering wat betreft het aanvragen van een nieuwe identiteitskaart dan wel het laten verbeteren van de achternaam op de bestaande identiteitskaart van [minderjarige] ingetrokken. In zoverre zal de vordering van de vrouw daarom worden afgewezen.
4.5.
De voorzieningenrechter acht het met de Raad in het belang van de minderjarige, dat zij met haar moeder gedurende enkele dagen op vakantie kan gaan naar Spanje. Dat brengt met zich dat de voorzieningenrechter de hierover gedane vordering die haar noch onrechtmatig noch ongegrond voorkomt zal toewijzen.
4.6.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent aan de vrouw – voor de ontbrekende toestemming van de man – vervangende toestemming om met de minderjarige [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, op vakantie te mogen gaan naar Spanje van 15 juli 2024 tot en met 19 juli 2024;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024 in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.