In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen STICHTING TIWOS, Tilburgse Woonstichting, en een gedaagde partij. De eisende partij, TIWOS, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand die is opgelopen tot € 3.326,45 tot en met november 2023. TIWOS stelde dat de gedaagde partij, die in persoon procedeerde, tekortgeschoten was in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals financiële misbruik door vrienden en druggebruik, hebben bijgedragen aan zijn betalingsproblemen. Hij vroeg om meer tijd om zijn financiële situatie te verbeteren.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij sinds juni 2023 de huur niet volledig had betaald en dat de huurachterstand ook tijdens de procedure was opgelopen. De rechter overwoog dat de omstandigheden van de gedaagde niet voldoende waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. De kantonrechter wees de vorderingen van TIWOS toe, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.