Op 28 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Van Leuven, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot aan haar meerderjarigheid, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn significante problemen in de opvoedsituatie, waaronder geweld en een gebrek aan samenwerking tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2024 waren de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft gesprekken gevoerd met [minderjarige] en de ouders, waarbij de noodzaak van hulpverlening en de onveilige situatie voor [minderjarige] aan de orde kwamen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de nodige zorg voor [minderjarige] te bieden en dat er een risico bestaat voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met ingang van 28 mei 2024 tot [geboortedag] 2025, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.