ECLI:NL:RBZWB:2024:4538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
C/02/422412 / JE RK 24-902
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een familiekwestie

Op 28 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, omdat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de conflicten tussen zijn ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die bij de moeder woont en regelmatig bij de vader verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders niet in staat zijn om constructief samen te werken, wat leidt tot emotionele en gedragsproblemen bij [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende bereid zijn om hulp te accepteren en dat er een gedwongen kader nodig is om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) de opdracht gegeven om de ondertoezichtstelling uit te voeren en de ouders te ondersteunen in het gezamenlijk ouderschap. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422412 / JE RK 24-902
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO LANDELIJK,
Hoog Risico en Expertise Team,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.F. van Drenth te Gorinchem,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Etten-Leur.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 10 mei 2024, ontvangen op 10 mei 2024;
- de juridische verklaring van de vader, ontvangen op 24 mei 2024.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- twee vertegenwoordigers van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3
De kinderrechter overweegt dat mr. Van Drenth op 27 mei 2024 om 19:53 uur per
e-mail een brief met bijlage naar de rechtbank heeft verstuurd waarin hij het standpunt van de moeder over het verzoek van de Raad heeft weergegeven. Deze brief heeft de kinderrechter niet voorafgaande aan de mondelinge behandeling van de griffier van de rechtbank ontvangen. De kinderrechter ziet hierin aanleiding de brief met bijlage buiten beschouwing te laten. In zijn overweging neemt de kinderrechter mee dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt over het verzoek van de Raad naar voren te brengen.

2.De feiten

2.1
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
Tussen de ouders is bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig, bekend onder zaaknummer C/02/419979 / FA RK 24-1129. In deze zaak liggen verzoeken van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag, hoofdverblijf, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en een onderhoudsbijdrage voor [minderjarige] ter beoordeling voor.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank betreffende provisionele voorziening ex artikel 223 RV van 11 april 2024 (zaaknummer C/02/419982 / FA RK 24-1131) is bepaald dat [minderjarige] aan de moeder voorlopig, voor de duur van voormelde bodemprocedure, wordt toevertrouwd. Daarnaast is de Raad opdracht gegeven om ten behoeve van de bodemprocedure onderzoek te verrichten naar het gezamenlijk gezag, het hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Dit onderzoek van de Raad loopt op dit moment nog.
2.4
[minderjarige] woont bij de moeder en verblijft één keer in de veertien dagen een weekend bij de vader.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad stelt dat aan de voorwaarden van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan en verwijst voor een nadere onderbouwing van zijn verzoek naar het onderzoeksrapport van 10 mei 2024. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd omdat hij klem zit tussen de ouders die niet constructief kunnen/willen samenwerken en elkaar diskwalificeren als opvoeder. [minderjarige] vertoont zorgelijk gedrag zoals gedragsmatige en sociaal-emotionele problemen. De ouders belasten [minderjarige] fors met hun strijd en hun meningsverschillen, hun wantrouwen naar elkaar en [minderjarige] wordt ingezet en/of is slachtoffer van hun onderlinge strijd. Er is geen sprake van een rustige, voorspelbare en emotioneel veilige opvoedomgeving voor [minderjarige] . De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. De onderlinge strijd tussen de ouders staat erg op de voorgrond en de ouders slagen er zelf niet in om de belangen van [minderjarige] centraal te stellen. Daarnaast accepteert de vader hulpverlening niet of nauwelijks. Een gedwongen kader is nodig om hulpverlening in te kunnen zetten. Belangrijk is dat de strijd tussen de ouders gaat stoppen zodat [minderjarige] in goed contact met zijn beide ouders kan staan. [minderjarige] heeft zijn beide ouders nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. Er dient een nieuwe start te worden gemaakt waarbij de ouders met ondersteuning van hulpverlening gaan inzetten op gezamenlijk ouderschap. Er dienen duidelijke afspraken tussen de ouders te gaan komen over de (verdeling van de) verzorging en opvoeding van [minderjarige] waaraan beide ouders zich gaan houden. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen. De Raad acht een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar een passende termijn. Er zal veel tijd nodig zijn om het vertrouwen tussen de ouders te herstellen en om zicht te krijgen op de opvoedomgeving van beide ouders.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de moeder kan instemmen met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] en daaraan haar medewerking zal verlenen. [minderjarige] doet negatieve uitspraken over de moeder op het moment dat hij terug komt van de vader, onder andere dat de moeder ziek in haar hoofd zou zijn. Ook laat [minderjarige] agressief gedrag zien en is hij emotioneel. Het kost de moeder veel moeite om [minderjarige] weer terug in de structuur te brengen en hem tot rust te krijgen na een weekend met de vader. De belasting door de vader van [minderjarige] met volwassenproblematiek en negativiteit brengt [minderjarige] in de knel. [minderjarige] krijgt van de vader informatie te horen die niet passend is bij zijn leeftijd en die hij niet kan verwerken. De moeder zou hierover graag in gesprek met de vader willen gaan, temeer nu de moeder ziet dat [minderjarige] steeds meer weerstand gaat vertonen tot contact met de vader. De relatie tussen de moeder en de vader is echter niet goed. Ondanks alle hulp die tot nu toe is geboden, lukt het de ouders niet om normaal in contact met elkaar te staan en samen te werken in het belang van [minderjarige] . De visies van de ouders lopen over heel veel zaken behoorlijk uiteen. Belangrijk is dat binnen een ondertoezichtstelling gewerkt gaat worden aan gezamenlijk ouderschap. Daarbij heeft de moeder erop gewezen dat de problematiek tussen de ouders zich steeds verder aan het uitbreiden is, en niet alleen meer ziet op het ouderschap en de samenwerking tussen ouders. Zo wordt de moeder op dit moment mede verantwoordelijk gehouden voor het terugbetalen van een zakelijke lening die vader met de gemeente is aangegaan en is de vader gestopt met het betalen van kinderalimentatie. Dit vergroot de onrust tussen de ouders.
4.2
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij niet kan instemmen met een ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Hij acht een ondertoezichtstelling niet wenselijk en niet noodzakelijk. De vader ervaart geen problemen in de opvoeding van [minderjarige] . Hij en [minderjarige] hebben het samen fijn en gezellig in de weekenden dat [minderjarige] bij hem is. De oorzaak van het probleem ligt volgens de vader bij de moeder. De moeder is ziek in haar hoofd en heeft professionele hulp nodig waarbij opnieuw diagnostiek bij de moeder gaat plaatsvinden. De moeder brengt [minderjarige] door haar handelen en gedrag schade toe en houdt [minderjarige] van hem af. In het raadsrapport staan veel onjuistheden, en het is de vader gebleken dat de Raad geen goed beeld heeft van de situatie. Er wordt informatie door de moeder verzwegen en feiten worden verdraaid. De moeder voert continu strijd met hem, en deze strijd moet in het belang van [minderjarige] stoppen.
4.3
De vertegenwoordigers van de GI hebben tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de GI achter het verzoek van de Raad staat en bereid is om de verzochte ondertoezichtstelling van [minderjarige] uit te voeren. Het is voor de GI overduidelijk dat [minderjarige] last heeft van de strijd tussen de ouders. Belangrijk is dat [minderjarige] niet langer wordt belast met volwassenproblematiek. Er kan hulpverlening worden ingezet om te werken aan een verbetering van de samenwerking tussen de ouders, waarbij goede afspraken worden gemaakt over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Daarvoor is echter wel de medewerking van beide ouders nodig.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De kinderrechter stelt op basis van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd vast dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
[minderjarige] wordt belast met forse echtscheidingsproblematiek van zijn ouders. Er is sprake van veel wantrouwen en diskwalificaties van beide ouders over de wederzijde opvoedsituaties. Het lukt de ouders hierdoor niet om samen het ouderschap over [minderjarige] vorm te geven en tot afspraken met elkaar te komen over [minderjarige] . [minderjarige] ervaart van de strijd van zijn ouders veel spanningen, uitend in sociaal-emotionele problemen en gedragsproblemen, en komt steeds meer klem te zitten tussen zijn ouders. Dit staat een onbelast contact tussen [minderjarige] en zijn beide ouders in de weg waarbij het risico bestaat dat [minderjarige] het contact met één van zijn ouders, indien de ouders hun onderlinge strijd niet gaan stoppen, gaat verliezen. Dit terwijl het voor een goede ontwikkeling van [minderjarige] juist nodig is dat hij in goed contact staat met zijn beide ouders en hij met zijn beide ouders een fijne band kan hebben. Daarnaast brengt het wantrouwen dat de vader heeft tegen (hulp)instanties en de negatieve opvattingen die de vader hierover heeft, [minderjarige] , vanuit de loyaliteit die hij naar zijn vader heeft, in een lastige positie.
Tot op heden is het niet gelukt om binnen het vrijwillig kader passende hulp in te zetten om tot een verbetering van de situatie te komen. De vader houdt hulpverlening af, en de ouders zijn samen niet in staat om de voor [minderjarige] noodzakelijk geachte hulpverlening georganiseerd te krijgen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt voldaan. Gezien de ernst van de problematiek en omdat de GI de kans moet krijgen om de hulpverlening op een goede wijze op te zetten, acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar aangewezen. De kinderrechter zal het verzoek daarom toewijzen en [minderjarige] onder toezicht stellen voor de verzochte duur van een jaar.
Als leidraad om in het kader van de ondertoezichtstelling aan te werken, kunnen onder meer de navolgende in het raadsrapport opgesomde doelen worden genomen:
- [minderjarige] ervaart rust en veiligheid in de opvoedsituatie van zijn beide ouders zodat hij weer kind kan zijn;
- [minderjarige] weet waar hij aan toe is met betrekking tot de omgangsmomenten, waarbij omgangsafspraken worden vastgelegd en de ouders zich hieraan houden;
- [minderjarige] mag het zowel bij de vader als de moeder fijn hebben;
- [minderjarige] wordt niet belast met volwassenproblematiek van de ouders of hun ruzies, waarbij contacten tussen de ouders veilig en voorspelbaar zijn voor [minderjarige] ;
- [minderjarige] ontvangt hulpverlening zodat hij zich op een veilige manier kan uiten en beide ouders ondersteunen deze hulpverlening voor [minderjarige] ;
- Er is zicht op de opvoedomgeving van [minderjarige] bij vader en moeder en ouders worden aangezet tot samenwerking.
In het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling dient de GI de regie te voeren over de in te zetten hulpverlening. Gezien het gedwongen karakter van de maatregel, dienen de ouders hun medewerking hieraan te verlenen en de aanwijzingen van de GI op te volgen. Daarbij geeft de kinderrechter de GI, zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling, in overweging om de schottenaanpak in te zetten. Bij het hanteren van deze methode komen de ouders feitelijk niet meer met elkaar in contact te staan. Dit kan helpen de benodigde rust voor [minderjarige] te creëren en om de ouders zich te laten richten op hun eigen rol als ouder.
5.3
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 28 mei 2024 tot 28 mei 2025;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier. De schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden op 4 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.