Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkingstelling (tbs) van betrokkene, geboren in 1995. De rechtbank heeft de termijn van de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing volgde op een vordering van de officier van justitie, die op 26 april 2024 had verzocht om deze verlenging. Betrokkene is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en tbs vanwege afpersing en diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met de dood tot gevolg. De tbs is op 23 oktober 2019 ingegaan en eerder verlengd in 2021. Gedurende de tbs heeft betrokkene een periode van ontvluchting gekend van juni 2022 tot februari 2023, waarna hij opnieuw in behandeling is genomen.
Tijdens de zitting op 18 juni 2024 zijn zowel de officier van justitie als betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord. De rechtbank heeft geconstateerd dat er nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis en een hoog recidiverisico. De deskundigen hebben geadviseerd om de tbs te verlengen, gezien de problematiek van betrokkene en het feit dat de behandeling nog niet is gestart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is om de veiligheid van anderen te waarborgen en dat er geen aanleiding is om de behandeling aan te houden voor een observatie in het Pieter Baan Centrum, aangezien er al recente rapporten van deskundigen beschikbaar zijn.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, waarbij de rechtbank benadrukt dat de behandeling van betrokkene nog in een beginfase verkeert en dat er nog veel stappen gezet moeten worden voordat resocialisatie mogelijk is.