ECLI:NL:RBZWB:2024:4529

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
AWB-23_3577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing door de rechtbank

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] B.V. en de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De rechtbank beoordeelt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 mei 2023, waarbij aanslagen voor onroerende zaakbelastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing en watersysteemheffing zijn opgelegd voor de onroerende zaak aan [adres 1] te [plaats 2]. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 11 juni 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de aanslagen heeft opgelegd, omdat er sprake is van volgtijdig gebruik van de onroerende zaak. De rechtbank verwijst naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, en concludeert dat belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak kan worden aangemerkt. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen gehandhaafd blijven en dat belanghebbende geen griffierecht vergoed krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats 1], belanghebbende,

(gemachtigde: M.C.J.W.A. van Gool),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant(gemeente Loon op Zand), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 mei 2023.
1.1.
Met dagtekening 31 maart 2023 zijn aan belanghebbende voor het jaar 2023 op één aanslagbiljet aanslagen onroerende zaakbelastingen eigenaarsdeel, rioolheffing gebruikersdeel, afvalstoffenheffing en watersysteemheffing gebouwd opgelegd voor de onroerende zaak aan [adres 1] te [plaats 2] (hierna: de onroerende zaak). In hetzelfde geschrift is de beschikking, waarbij de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op de voet van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) opgenomen.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar ingesteld tegen de aanslagen rioolheffing gebruikersdeel en afvalstoffenheffing.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam 1]. Belanghebbende en gemachtigde zijn zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen.
1.5.
Gemachtigde is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 17 april 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op het adres [adres 2] te [plaats 1], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 18 april 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Gemachtigde heeft per brief van 18 juni 2024 laten weten dat ze zich heeft vergist in de zittingsdatum, waardoor ze niet ter zitting is verschenen. Hiervoor biedt gemachtigde haar excuses aan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2023 heeft opgelegd. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en zijn de aanslagen niet ten onrechte opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Is de aanslag rioolheffing en afvalstoffenheffing terecht opgelegd?
4. Op grond van artikel 3, eerste lid van de Verordening rioolheffing 2023 van de gemeente Loon op Zand wordt belasting geheven van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Op grond van het tweede lid onder a, wordt als gebruiker aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld, het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt. Uit het tweede lid onder d volgt dat het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt wordt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld. Op grond van artikel 3 van de Verordening afvalstoffenheffing 2023 van de gemeente Loon op Zand wordt belasting geheven van degene die gebruik maakt van een perceel in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
4.1.
Belanghebbende stelt dat de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing voor het jaar 2023 ten onrechte aan haar zijn opgelegd nu in de periode tussen 1 juni 2023 en 1 december 2023 de familie [naam 2] op dit adres stond ingeschreven.
4.2.
De heffingsambtenaar is van mening dat sprake is van zogenoemd ‘volgtijdig gebruik’ van de onroerende zaak, in welk geval de afvalstoffenheffing en de rioolheffing worden geheven van de eigenaar. Dat sprake is van volgtijdig gebruik leidt de heffingsambtenaar af uit dat de onroerende zaak voor kortere duur van het jaar in gebruik was. Voor restant van het belastingjaar staat de onroerende zaak volledig ter beschikking van belanghebbende. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar verwezen naar het uittreksel Handelsregister van de Kamer van Koophandel waarin is opgenomen dat de activiteiten van de onroerende zaak zijn het verhuren en beleggen ervan. De heffingsambtenaar stelt dat daarmee de onroerende zaak ter beschikking wordt gehouden en dat belanghebbende daarom als gebruiker is aan te merken.
4.3.
Voor de uitleg van het criterium “gebruik” zoekt de rechtbank verder aansluiting bij de in het kader van de gebruikersbelasting onroerendezaakbelasting gewezen jurisprudentie. In het arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2012 overweegt de Hoge Raad [1] :"3.3. (…). Als gebruiker van een onroerende zaak in de zin van artikel 220, aanhef en letter a, van de Gemeentewet kan worden aangemerkt degene die de zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoeften”.Hieruit volgt dat het metterdaad bezigen, zich laat vertalen in vrijwillig gekozen leegstand, in bouw, verbouw of gebruiksklaar maken, of in het verblijf van personen, inboedel, materialen, goederen of levende have. Dit betekent dat er sprake moet zijn van het beschikken over de onroerende zaak voor de eigen gebruiksdoeleinden. Dat de onroerende zaak in ieder geval voor een deel van het jaar is verhuurd, wordt niet door partijen betwist. Daarmee wordt al voldaan aan het hiervoor genoemde criterium. Dit brengt mee dat de heffingsambtenaar belanghebbende terecht als gebruiker van de onroerende zaak heeft aangemaakt. Het beroep is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslagen rioolheffing en afvalstoffenheffing gehandhaafd blijven. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende haar griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 2 juli 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.