ECLI:NL:RBZWB:2024:4521
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- mr. Van Dam
- Rechtspraak.nl
Vernietiging ontslag op staande voet wegens gebrek aan dringende reden en verplichting tot loonbetaling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet. De werknemer, die zich had ziekgemeld met burn-out klachten, werd op 15 december 2023 ontslagen nadat hij kort na zijn ziekmelding een concert had bezocht. De werkgever stelde dat de werknemer zijn werkzaamheden had geweigerd, terwijl hij daar volgens de werkgever toe in staat was. De werknemer verzocht om vernietiging van het ontslag, stellende dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat de werkgever een bedrijfsarts had moeten inschakelen om zijn arbeidsongeschiktheid te beoordelen.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet had aangetoond dat er een dringende reden voor het ontslag bestond. De rechter benadrukte dat alleen een bedrijfsarts kan beoordelen of een werknemer arbeidsongeschikt is en dat de werkgever niet op basis van eigen oordeel kan handelen. Het ontslag werd vernietigd, en de werkgever werd verplicht om het loon van de werknemer door te betalen vanaf 16 december 2023 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties van de loonbetalingen en in de proceskosten van de werknemer.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure bij ontslag op staande voet en de rol van de bedrijfsarts in het beoordelen van arbeidsongeschiktheid. De werkgever moet zich houden aan de cao-bepalingen en kan niet zonder meer besluiten tot ontslag zonder de juiste procedure te volgen.